|
|
Kaderverdrag inzake bescherming van nationale minderheden Bijdrage in het debat in de Eerste Kamer op 29 mei 2001 (De discussie is op 29 mei niet afgerond. Na de eerste termijn, toen bleek dat een meerderheid dreigde tegen te stemmen, vroeg - en kreeg- minister van Boxtel tijd voor overleg met het kabinet; op een later tijdstip zal het debat worden voortgezet.) GroenLinks vindt het een goede zaak dat de Nederlandse regering besloten heeft de definitie van het begrip nationale minderheden te hanteren, zoals in de Nederlandse regelgeving gebruikelijk is, d.w.z. met inbegrip van etnische minderheden, ook als zij niet de Nederlandse nationaliteit hebben. Wij steunen de inzet van de regering om met dit verdrag een signaal te geven aan andere landen dat Nederland de beginselen van het verdrag aanvaardt als algemeen geldende minimumnormen voor de bescherming van nationale minderheden en 'te voorkomen dat onze nationale normen in de toekomst onder de door het verdrag aangegeven niveau zullen dalen'. Al is dit laatste wel een sombere constatering die getuigt van weinig nationaal zelfvertrouwen. Of is het een realistische als we zien hoe partijen als CDA en VVD het minderhedendebat plegen te voeren?De Nederlandse situatie De regering betoogt dat het Nederlandse recht voldoet aan het in het kaderverdrag gestelde. Is dat zo? Zo stelt het tweede lid van artikel 4 dat de politieke gelijkheid volledig en daadwerkelijk bevorderd moet worden tussen minderheden en de meerderheid. In Nederland geldt echter een zeer beperkt kiesrecht voor minderheden die niet de Nederlandse nationaliteit hebben. De reactie van de regering op de vragen die wij hierover hebben gesteld vind ik nogal afhoudend. Men verschuilt zich achter andere ondertekenaars die geen actief en passief kiesrecht hebben voor buitenlanders op gemeentelijk niveau, maar dat is een nogal vreemde omkering van de signaalwerking die de regering beoogt. Een verwijzing naar het initiatiefvoorstel van PvdA, D66 en GroenLinks om ook de provinciale statenverkiezingen open te stellen voor buitenlanders is nogal mager. Wat is het regeringsstandpunt? Of hoe verhoudt zich de ruimte die er in de Nederlandse regelgeving blijkbaar is om het dragen van een hoofddoek te verbieden, terwijl artikel 8 de ondertekenaars ertoe verplichten iedere persoon het recht te geven zijn of haar godsdienst tot uiting te brengen? En is het dus niet te makkelijk om te stellen dat in Nederland de wetgeving OK is? Hoe serieus is daar onderzoek naar gedaan? Is het verdrag naar letter en geest vergeleken met de feitelijke en formele situatie in Nederland? Moet de jaarlijkse rapportage minderheden niet worden uitgebreid met een hoofdstuk waarin de spanning tussen nationale regelgeving en internationale verdragen wordt geanalyseerd? Definitie minderheden Discussie is er in de inbreng geweest (van CDA en VVD) over de euvele daad van de regering om in de definitie van minderheden naast de Friezen de doelgroepen van het eigen minderhedenbeleid onder te brengen. Betoogd wordt dat dit toch indruist tegen de ontstaansgeschiedenis van het verdrag, zo kort na de val van de muur, waarin vooral bezorgdheid was over het lot van 'geografische' minderheden in Oost-Europese landen, zoals de Hongaren in Roemenië, of wellicht ook de Sudeten-Duitsers in Tsjechië. Deze redenering is toch echt te kortzichtig. De formele positie van deze minderheden is in vele opzichten beduidend beter dan de minderheden die in Nederland niet de Nederlandse nationaliteit hebben. Zij (Hongaren in Roemenië, Sudeten-Duitsers in Tsjechië) beschikken uiteraard over stemrecht, maar hebben complete eigen zuilen met kranten, scholen, verenigingen. Wel is er, met name in Roemenië m.b.t. de Hongaren, sprake van allerlei vormen van informele discriminatie, met name op het gebied van huisvesting en werk. Maar wie de rapportage minderheden 1999 van het Sociaal Cultureel Planbureau nog even inkijkt kan de conclusies lezen dat hiervan ook in Nederland sprake is. Hier wordt gesproken over discriminatie op de arbeidsmarkt. Het verschil zit hem ook niet in de aantallen, want Nederland scoort met zijn 2,7 miljoen allochtonen relatief even goed. De weerstand tegen de definitie moet hem dus zitten in het feit dat ook minderheden, zijnde niet-Nederlanders, onder dit verdrag vallen. Angst is er dat Nederland afwijkt van zijn buurlanden die nog niet hebben getekend (België, Frankrijk) of alleen een beperkte definitie van minderheden hanteren (Duitsland). Nu wijkt Nederland wel meer af in wet- en regelgeving (denk aan de Paarse drieslag opheffing bordeelverbod, homohuwelijk en euthanasie). Maar het Verenigd Koninkrijk en vijf andere landen hanteren wel de ruimere definitie die ook Nederland wil gebruiken. De beperking tot 'traditionele' nationale minderheden is een ontkenning van de feitelijke situatie in vele landen (immigratielanden) en doet afbreuk aan het recht dat ieder persoon die tot een minderheid behoort, in een pluralistische en democratische samenleving zou moeten hebben om de eigen etnische, culturele, linguistische en godsdienstige identiteit te beleven, cq. dat de voorwaarden daarvoor worden geschapen. 'Door allerlei groepen buitenlanders naast andere voorzieningen zoals gratis rechtshulp, persoonlijke rechten te geven op de bevordering van hun taal en cultuur, wordt Nederland wel heel erg populair bij de 'reisagenten'. Zij kunnen dit gebruiken als een argument bij de werving.' Aldus de VVD op nogal demagogische wijze in de schriftelijke inbreng. Het is dus de angst voor buitenlanders. En dat terwijl het kaderverdrag geen individueel afdwingbare rechten impliceert, maar landen bindt om algemeen aanvaarde rechten voor minderheden in de eigen wetgeving door te voeren. Bovendien: bij asielzoekers worden alleen zij die een A-status of een vergunning tot verblijf hebben tot doelgroep van het minderhedenbeleid gerekend. Het schrappen van minderheden uit het verdrag Nu maakt de regering het ook GroenLinks niet in alle opzichten makkelijk. Betoogd wordt namelijk dat als minderheden niet langer een doelgroep in het nationale minderhedenbeleid zijn, zij ook niet langer onder het kaderverdrag vallen. Dit is tamelijk onbegrijpelijk. Hoewel het verdrag een functie kan hebben om de positie van minderheden te verbeteren, daar waar sprake is van achterstandsituaties, heeft het ook een belangrijke functie om de culturele eigenheid van een minderheid 'uit te drukken, te beschermen en te ontwikkelen'. Die behoefte blijft aanwezig, ook als het een volledig geëmancipeerde minderheid betreft. Zoals de Friezen, die ook onder het verdrag vallen. Of kunnen die er ook op enig moment uitvallen? Nee toch! Dit meten met twee maten is voor GroenLinks een misser van de eerste orde. Het is ook echt in strijd met de vlammende woorden die minister Dales in 1991 naar voren bracht bij een expertmeeting over dit onderwerp toen zij uitsprak 'dat het begrip nationale minderheid in deze tijd niet meer beperkt moet blijven tot die culturele of taalminderheden die vanouds deel uit maken van de natie (...) maar dat vanwege de vooral naoorlogse internationale migratie nieuwe etnische en culturele minderheden zich als eenheden manifesteren als constituerende delen van de samenleving en evenzeer recht hebben op bescherming van hun etnische, culturele, linguïstische en/of levensbeschouwelijke eigenheid'. Deze krachtige stellingname namens de toenmalige CDA/PvdA-regering laat niet toe dat een minderheid later alsnog geschrapt kan worden. Een ander punt is de relatie tussen dit kaderverdrag en de Algemene Wet Gelijke Behandeling. De regering formuleert wat cryptisch als wordt gesteld dat het niet te verwachten is dat personen die behoren tot een nationale minderheid niet onder het bereik van de AWGB vallen. Met andere woorden: ook Friezen die vanwege hun Fries-zijn worden gediscrimineerd kunnen een beroep doen op de AWBG. Is het dan niet wenselijk om het begrip nationale minderheid bij de evaluatie van de AWGB te betrekken en deze te doen opnemen in deze wet? De definitie die de regering hanteert heeft nog een andere beperking. Er zijn in Nederland minderheden die niet als doelgroep in het nationale minderheid fungeren, zoals bijv. Japanners. Toch zouden zij aanspraak kunnen maken op de bedoelingen van dit kaderverdrag. Dat doet opnieuw de vraag rijzen waarom het criterium 'achterstanden' blijkbaar, naast de Friezen dan, de doorslag heeft gegeven voor de definitie. Monitoring Het Kaderverdrag is inmiddels door de meeste landen ondertekend, Nederland bevindt zich als gidsland in de achterhoede. Waarom is er opnieuw zo'n grote laksheid als het om goedkeuring van internationale verdragen gaat? Enkele maanden geleden was er ook al zo'n ontluisterend akkefietje met de een verdrag inzake werktijden van het kantoorpersoneel. De regering belooft keer op keer beterschap, maar blijft recidivist. Het is de bedoeling dat er op basis van verslagleggingen een monitoring plaats vindt van de feitelijke stand van zaken m.b.t. de minderheden in de afzonderlijke landen. Een aantal landen heeft de verslagen al ingeleverd, en ze zijn op de website van de Raad van Europa te lezen. Zorgwekkend is de betrouwbaarheid. Wie de landeninformatie van bijv. het Helsinki-comité raadpleegt van bijv. Roemenië de rapportage van Roemenië zelf kan concluderen dat er waar volgens de regeringsrapportage het koek en ei is volgens het Helsinki-comité de rechten van minderheden nog volop worden geschonden. Zoals in dit geval van de Roma. Op basis van welke informatie neemt Nederland actief deel aan het proces van monitoring? En hoe wordt dat ingevuld, aangezien Nederland geen lid wordt van het Advisory Committee? Maar daarvoor is het wel nodig dat het Kaderverdrag vandaag wordt goedgekeurd.
|