Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

Achterstanden & Diversiteit

Column in het ledenblad van 

GroenLinks Oost/Watergraafsmeer van mei 2000

Het was een mooi moment in de plechtige vergaderzaal van de Eerste Kamer. Minister Rogier van Boxtel zocht naar en voorbeeld van succesvol grotestedenbeleid, waarbij bewoners zelf het heft in handen namen om straat of buurt te wringen in de opwaartse spiraal. Weg uit de achterstanden. En daar klonk de ‘Vrolikstraat in Amsterdam-Oost’ tegen de wandtapijten en plafondschilderingen. Even later had hij kritiek op die steden die nog vast zaten aan dat ouderwetse ‘achterstandenbeleid’. Een mooie gelegenheid om hem bij interruptie mee te delen dat nou uitgerekend het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer daar nog steeds mee werkte.

Diversiteit is het modewoord: laten we vooral de sterke kanten van de multiculturele maatschappij benoemen, weg met het gesomber, kijk eens naar de individuele succesnummers en waar zou het Nederlandse voetbal zonder Surinamers zijn? Dat is waar . Maar als met de term diversiteit ook het inzicht wordt weggegooid dat er nog steeds aanwijsbare groepen zijn die zich overduidelijk in een achterstandssituatie bevinden, en waar dus specifiek beleid op gevoerd moet worden, is er iets mis. Makkelijk wordt er ook verwezen naar het lokale beleid: ‘integraal en buurtgericht’ zijn de toverwoorden van het grotestedenbeleid, waarmee alle problemen moeten worden bestreden. Maar voor werkgelegenheid en onderwijs, de belangrijkste voertuigen voor emancipatie en integratie, is goede landelijk beleid noodzakelijk om de juiste voorwaarden te scheppen.

De rapportage minderheden 1999 van het Sociaal-Cultureel Planbureau concludeert dat landelijke afspraken tussen sociale partners niet worden nagekomen en wetgeving die migranten aan werk moet helpen krachteloos is. De groei van werkgelegenheid doet het aantal werklozen verminderen, maar schrijnend blijft dat de positie van migranten t.a.v. autochtonen relatief verslechtert. Dat onderwijs niet automatisch leidt tot een betere positie op de arbeidsmarkt blijkt uit het gegeven dat Surinaamse kinderen, i.t.t. Turkse en Marokkaanse, weinig leerachterstand hebben maar het percentage werklozen onder Surinamers 4/5 x zo hoog is als onder witte Nederlanders. Het SCP-rapport spreekt niet voor niets van discriminatie op de arbeidsmarkt. In weerwil van het poldermodel is dwingender wetgeving nodig.

Geen maatschappelijke integratie zonder politieke participatie. Wanneer wordt het actieve en passieve kiesrecht voor migranten op landelijk niveau ingevoerd?

Dit laatste punt was opvallend afwezig in het inmiddels al weer bijna verstomde debat over het veronderstelde multiculturele drama. Een zorgvuldige lezing van het SCP-rapport en een scherpere analyse van de eigenheid van de Nederlandse cultuur -en die van de etnische minderheden- had de aanstichter van het debat, Paul Scheffer, toch tot andere conclusies moeten brengen. ‘De’ Nederlandse culturele identiteit bestaat niet. Evenmin als ‘de’ allochtone identiteit. Integratie is geen assimilatie, maar een proces dat zo treffend als ‘ritsen’ kan worden omschreven. De autochtoon op de hoofdbaan neemt gas terug of geeft juist extra gas om de allochtoon de kans te geven zich in te voegen. Beide nemen hierin hun eigen verantwoordelijkheid. De nieuwkomer wordt geaccepteerd.