Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Monarchieën in Europa

Zweden: democratisch koningschap of republiek?

(artikel gepubliceerd in De Republikein van september 2007) 

Het Zweedse model is niet alleen voor aanhangers van de welvaartsstaat een wenkend perspectief. Ook democratische monarchisten en realistische republikeinen zien wel iets in de Zweedse staatsvorm, waarin de macht van de koning geheel is verdampt. Maar daar is wel een lange geschiedenis aan vooraf gegaan, waarin de monarchie vooral een speelbal van de geschiedenis was.

Zweden leidde in de vroege Middeleeuwen een beschut gestaan, omdat de kuststreken door Denen en Noren werden gecontroleerd. Dat Zweedse ‘binnenland’ werd dan ook laat gekerstend. Erik Segersäll (‘de Overwinnaar’) wordt algemeen als eerste koning van Zweden beschouwd, omdat hij als dat binnenland onder één bestuur bracht. Hij regeerde van 970 tot 995 en was ook nog korte tijd koning van Denemarken. Erik werd opgevolgd door zijn zoon Olof Skötkonung (‘Schatkoning’), de eerste christelijke koning van Zweden, die in Sigtuna, de toenmalige hoofdstad, de eerste Zweedse munten liet slaan. Olaf sloot een bondje met de Deense koning Sven Gaffelbaard en samen veroverden zij Noorwegen, dat zij onderling verdeelde. Daarmee werd de toon gezet, want Denemarken, Noorwegen en Zweden kennen een nauw met elkaar verweven geschiedenis, waarin de onderlinge machtsverhoudingen vaak wisselden, evenals de daarmee gepaard gaande tronen.

Met de zoonloze Emund de Oude stierf in 1060 het huis van Munsö uit en kwam met zijn schoonzoon Stenkil Ragnvaldsson het huis Stenkil op de troon. Deze bleef in de familie tot 1125, waarbij de troonopvolgingen telkens diepingrijpende familiedrama’s waren met verraad, overspel, moord en doodslag. Daarbij moet wel in het achterhoofd worden gehouden dat de geschiedschrijving van deze eeuwen is gebaseerd op sagen, die nogal eens een loopje met de waarheid nemen. Zo was Haakon de Rode getrouwd met de weduwe van een ‘heidens’ stamhoofd; daardoor was hij wel bereid om voor inheemse goden te offeren, wat hem in de in 1070 in de strijd om de troon geen windeieren opleverde: hij werd gesteund door verschillende heidense. machtige stammen. Zweden was nog steeds een verzameling vrij autonome, schaars bewoonde gebieden, die in wisselende coalities elkaar bestreden. Daardoor kwam het regelmatig voor dat er tegenkoningen waren dan wel medekoningen, een soort royale duobaan.

In 1125 maakte Magnus Nillson, prins van Denemarken, aanspraak op de Zweedse troon, nadat Koning Inge II was gestorven, een neef van zijn moeder. Nadat hij de wettelijke opvolger had laten vermoorden, zat hij tot 1130 op de troon. Zijn opvolger was Sverker I, telg uit een boerenfamilie, die een van de machtige gewesten van Zweden regeerde: Östergötland. Sverker bezigde een uitgekiende huwelijkspolitiek, waardoor zijn positie steeds sterker werd.

Staatkundige carrousel

In het kader van dit artikel kan onmogelijk elke troonswisseling beschreven worden. De geschiedenis tot nu toe is echter illustratief voor de eeuwen die volgen. Voortdurende strijd tussen Zweden, Denemarken en Noorwegen, gevoegd bij de interne twisten tussen Zweedse gewesten, veroorzaakte een ware stoelendans rond de troon. Zo werd tussen 1364 en 1523 Zweden een groot aantal malen gekoppeld aan Noorwegen, Denemarken of beide.

Het hoeft geen betoog dat deze staatkundige carrousel bovenmenselijke evenwichtkunsten van de regerende vorsten vereisten – die ze niet bezaten. Onder Erik XIII van Zweden (Erik III in Noorwegen en Erik VII in Denemarken) begon het verzet onder boeren, burgers én de adel zo te groeien dat hij in 1439 Zweden moest opgeven. Er werd een rijksdag bijeengroepen die een rijksregent benoemde, waarmee een nieuw type staatshoofd zijn intrede toe, die tot in de 17de eeuw regelmatig als een compromisfiguur enige tijd boven de strijdende partijen stond. Overigens werden ook huwelijksbanden met Duitse vorstendommen aangeknoopt, waardoor prinsen uit Pommeren en Oldenburg op de troon kwamen. Christiaan II van Oldenburg, tevens koning van Denemarken, kreeg in Zweden de bijnaam ‘tiran’, omdat hij in 1520 honderd geestelijken en edelen liet executeren. Daarna groeide het verzet tegen de Duits-Deense overheersing snel; in 1523 benoemde de rijksdag de Zweedse edelman Gustaaf Erikkson Wasa tot koning. Onder het huis Wasa zal Zweden uitgroeien tot een Europese mogendheid. Estland, Duitse bisdommen en Finland kwamen in de Zweedse invloedsfeer, wat met lede ogen door Denemarken en Noorwegen werd aangezien, wat leidde tot vele oorlogen. Met de Reformatie deel een nieuw, verdeeldheid zaaiend, element zijn intrede. In 1527 besloot Gustaaf I de bezittingen van de kerk te confisqueren om zo de groeiende bureaucratie en het leger te kunnen betalen. Zweden werd daarna snel een bolwerk van de Reformatie, en wel lutherse variant hiervan. Toen zijn kleinzoon Sigismund, die tevens koning van Polen was, te sterk de contra-reformatie steunde, werd hij in 1599 als koning van Zweden afgezet.

Sigismund werd opgevolgd door zijn oom (Karel IX), die leider was van de protestantse oppositie. Onder zijn zoon Gustaaf II Adolf, bijgenaamd ‘de Leeuw van het Noorden’ voerde Zweden een agressieve politiek. Het was goedbewapend, waar de Amsterdamse wapenhandelaar Louis de Geer goed aan verdiende, en voerde –en won- oorlogen tegen Denemarken, Rusland en Polen. De stad Göteborg werd gesticht om de economisch sterke Hanzesteden een loef af te steken. Zijn dochter, koningin Christina I, werd in 1632 op zes-jarige leeftijd tot koningin gekroond. Toen zij op 18-jarige leeftijd daadwerkelijk de troon besteeg, omringde zij zich met geleerden uit Frankrijk en de Nederlanden, waaronder Vossius en Hugo de Groot. Ze weigerde te trouwen met haar neef en werd katholiek, waarna ze gedwongen werd afstand van de troon te doen. In 1654 volgde deze neef haar als Karel X Gustaaf op. Ook dit was een vechtlustig type, dat als onverschrokken legeraanvoerder in Denemarken, Duitsland en Polen vocht. Omdat de macht van Zweden over de Oostzee te groot werd, sloot de Nederlandse Republiek een verbond met Denemarken; Zweden werd verslagen in de Slag in de Sont, waarbij Karel X het leven liet, waarschijnlijk door overmatig drankgebruik.

Onder zijn zoon Karel XI werd de zelfde agressieve politiek gevoerd, waardoor de bodem van de schatkist in zicht kwam. Om dat te voorkomen werden nieuwe mijnen ontgonnen en onteigende Karel weer de landgoederen die door Christina aan de landadel waren geschonken. Zijn zoon en opvolger Karel XII bracht het Zweedse leger tot ver in Rusland, waarbij hevig werd gevochten met het leger van de Tsaar, met wisselend succes, en Karel in Zuid-Rusland met de Turken op een akkoordje gooide. De sultan versloeg het Russische leger, waarna Karel nog een tijdje in Moldavië rondzwierf, alvorens in 1714 per paard in twee weken terug te keren naar Zweden. Hier bond hij ogenblikkelijk weer de strijd met de Denen aan, waarbij hij het leven liet.

Macht van de koning beperkt

Daarna was het gedaan met de Zweedse powerplay. De Rijksdag, het Zweedse parlement, beperkte de macht van de koning, waardoor het avonturisme werd ingedamd. Het land had teveel vijanden gemaakt en raakte gebieden, zoals Estland en een deel van Letland, kwijt.

Met Gustaaf III kwam er in 1771 weer een activist op de troon. Met een heuse putch probeerde hij de absolute monarchie te herstellen. Hij stichtte de Zweedse academie, gaf joden burgerrechten en voerde –tevergeefs- oorlog met Rusland. In 1789 was de senaat het zat en nam hem zijn macht af. In 1792 werd hij tijdens een gemaskerd bal in de opera van Stockholm neergestoken, omdat hij toch weer plannen maakte voor een oorlog; dit keer tegen Frankrijk.

De Franse revolutie ging aan Zweden niet geruisloos voorbij. Karel XIII liet aanvankelijk als regent voor de jonge kroonprins Gustaaf liberale hervormingen toe, zoals meer persvrijheid. Toen Gustaaf in 1796 koning werd draaide hij alles terug en voerde een reactionaire politiek. Hij voerde oorlog tegen de Fransen en de Russen, waarbij hij Pommerden aan de Fransen en Finland aan de Russen verloor. In 1809 werd hij gedwongen te vluchten, waarna Karel XIII alsnog op de troon kwam, nadat hij had ingestemd met de nieuwe grondwet die de macht van de koning inperkte. Hoe de relatie met de Fransen veranderd was, moge blijken uit het feit dat de Zweden in 1810 Napoleon om raad vroegen wie de kinderloze Karel XIII (zijn kinderen waren allen jong overleden) moest opvolgen. De Franse hooggeplaatste militair Jean-Baptiste Bernadotte werd voorgedragen en door de Zweedse Rijksdag aanvaard. De kroonprins nam onmiddellijk het roer over van de ziekelijke Karel XIII en begon al zijn pijlen op Noorwegen te richten om dit aan Denemarken behorend land te annexeren, wat hem in 1814 gelukte. Het Congres van Wenen zag aanvankelijk de Fransman op de Zweedse troon niet zitten, maar bezweek onder Engelse en Russische druk. Karel Johan bekeerde zich tot het luheranisme en werd tot koning van Zweden en Noorwegen gekroond. Met hem kwam het huis Bernadotte op de Zweedse troon – en daar zit het nog steeds. Hij werd van revolutionaire republikein een conservatieve vorst, sprak Zweeds noch Noors, maar werd dankzij het feit dat het Zweden in vrede leefde en economisch voor de wind ging, toch nog populair. Na zijn dood in 1844 werd hij opgevolgd door zijn aanmerkelijke progressievere zoon Oscar I, die een aanhanger was van het scandinavisme: politieke solidariteit tussen de Scandinavische landen. Rond 1900 polariseerden de politieke verhoudingen. Sociaal-democraten en radicalen eisten algemeen kiesrecht dat in 1909 werd ingevoerd. Er ontstond een sterk pacifistische stroming, die er mede de oorzaak van was dat de scheiding tussen Noorwegen en Zweden in 1905 zonder geweld tot stand kwam.

Zweeds model

Gustaaf V, zoon van Oscar I, zat tussen 1907 en 1950 op de troon. Het was een periode waarin Zweden de overgang maakte naar een door de sociaal-democratie gedomineerde samenleving. Vanaf 1932 zijn zij de dominante partij en legde de basis voor het Zweedse model van de verzorgingsstaat met een hoog niveau van sociale voorzieningen en een ver doorgevoerd gelijkheidsbeginsel.

Na de dood van Gustaaf werd bekend dat hij jarenlang een homoseksuele relatie had, die hem ook chantabel zou hebben gemaakt. De affaire deed veel stof opwaaien, maar de meeste Zweden accepteerden dat hij blijkbaar dan biseksueel was geweest. Het feit dat Gustaaf democraat was en erin slaagde Zweden tijdens de Tweede Wereldoorlog neutraal te houden, droegen bij een groeiende populariteit van de monarchie. De huidige koning Karel XVI Gustaaf werd in 1973 gekroond. In 1976 trouwde hij met Silvia Sommerlath, dochter uit een ‘burgerlijk’Duits/Braziliaanse huwelijk, waarmee hij de trend volgde van andere koningshuizen: trouwen buiten de nestgeur van de Europese adel.

De Zweedse monarchie heeft al lange tijd, mede onder invloed van een sterk republikeins en democratisch bewustzijn van politici, een puur ceremoniële functie, die wel bekend staat als het ‘Zweedse model’. In 1975 werd de grondwet voor het laatst in dit opzicht gewijzigd. Bij de herziening van de Zweedse grondwet kwam artikel 1 te luiden: ‘Alle publieke macht komt voort uit het volk’ een cruciaal, democratisch artikel dat de Nederlandse grondwet node mist. De koning heeft geen enkele politieke macht, maar vervult alleen representatieve taken. Hij maakt geen deel uit van de regering, ondertekent niet als staatshoofd internationale verdragen en wordt ook buiten de kabinetsformatie gehouden. Die laatste taak is weggelegd voor de voorzitter van de Rikstag. De premier wordt gekozen door het parlement en benoemt de ministers. De koning heeft slechts een militaire symboolfunctie en het recht wordt niet ‘uit zijn naam’ gesproken.

Overigens kwam deze grondwetswijziging niet zonder politieke discussie tot stand. De conservatieven konden er mee instemmen om het koningschap te behouden, de sociaal-democraten wilden, in tegenstelling tot communisten en links-socialisten, niet verder gaan, omdat zij bang waren daarmee stemmen te verliezen.

Göran Lindblad, parlementariër van de Moderata samlingspartiet, een middenpartij met na de sociaal-democraten de grootste kiezersaanhang, beaamt dit. 'De Zweedse koning heeft geen enkele politieke invloed. Bij de grondwetswijziging van 1974 is deze geheel verdampt. Er zijn maar heel weinig contacten tussen de koning en de politiek. Om de koning toch te informeren worden er af en toe informatieve besprekingen gevoerd. Wel is de koning voorzitter van de Adviesraad voor Buitenlandse Zaken, die in geval van ernstige internationale crises bijeenkomt. Alle partijleiders zijn lid van deze adviesraad, waarin de koning niets te zeggen heeft. Het is vooral een middel van de regering om de oppositiepartijen te informeren.'

Politieke zelfmoord

Het radicaal elimineren van de macht van de koning heeft er niet toe geleid dat de republikeinse beweging in Zweden in slaap is gesukkeld. Terecht wordt er in republikeinse kring van uitgegaan dat het ‘democratisch koningschap’ nooit een substituut van de democratische republiek kan zijn.

Zo is er nog steeds een bloeiende republikeinse beweging, de Republikanska Föreningen ('The Republican Society') met enkele duizenden leden en een informatieve website (www.repf.se) Volgens woordvoerder Henrik Arnstad wil zo'n 30% van de Zweden een democratisch gekozen staatshoofd, terwijl 40% de huidige monarchie steunt. De discussie over de republiek versus monarchie steekt regelmatig de kop op, mede dank zij de media. Arnstad: 'De meeste kranten zijn republikeins in hun commentaren, zoals Aftonbladet - de grootste krant, Expressen en Dagens Nyheter. Maar ze schrijven ook leuke verhalen over de koninklijke familie.'

En hoe zit het met de politiek? 'Een duidelijke meerderheid van de parlementariërs is voor de republiek. De sociaal-democraten hebben het al in hun programma staat sinds de 19de eeuw. Maar het wordt als politieke zelfmoord beschouwd om de koningskwestie hard te spelen. Alleen de linkse Vänsterpartiet durft dat regelmatig te doen. Toch denk ik dat we langzaam maar zeker naar het moment toe groeien dat Zweden een democratisch gekozen staatshoofd zal krijgen. Sommigen van ons zien de het figuur van de gekozen koning als een mooi compromis tussen de glamour van de monarchie en de ratio van de democratie.'

Göran Lindblad betwijfelt overigens of dat laatste ooit zal gebeuren. 'De steun voor de monarchie is erg groot en de republikeinse beweging is zwak. Ja, er zijn veel republikeinse parlementariërs, met name in de linkse partijen, maar ook de liberaal Birgitta Olsson is een erg actieve republikeinse. Daar staat tegenover dat de Zweedse monarchie er voordeel bij zal hebben als de huidige kroonprinses, die zojuist haar dertigste verjaardag heeft gevierd, op de troon komt. Ze is sprankelend, intelligent en empatisch.'

Deze kroonprinses Victoria, peetmoeder van de oudste dochter van Willem-Alexander en Máxima, geeft overigens voldoend stof voor de roddelbladen. Eind jaren '90 ging ze gebukt onder anorexia en de laatste jaren wordt veel geschreven over haar relatie met een sportschoolhouder. Daarmee zal ze ook een andere functie van het Zweedse koningshuis levendig houden: die van toeristische attractie. Want wie door het middeleeuwse centrum van Stockholm dwaalt, het eiland Gamla Stan, wordt met bordjes gelokt een kijkje te nemen in de schatkamers, de wapenzaal en de koninklijke appartementen van de Bernadottes.

Leo Platvoet