Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Welcome to China

(Gepubliceerd in Socialistisch Perspectief nr. 32, 

Tijdschrift van de PSP)

 

maobeeld.JPG (181743 bytes)

 

Het begint voorspoedig. Na wisselvallige Russen en, in tegenstelling tot de verhalen, schuchtere Mongolen, verwelkomen Chinese grensbeambten ons uiterst vriendelijk: 'welcome to China'.

Tien weken reis ik in de zomer van 1986 op eigen gelegenheid door China. Met de trein via Siberië en Mongolië aan de noordkant China binnen. Zo'n 9.000 kilometer reizend door dit onmetelijke land met zijn 1200 miljoen inwoners. Met vooral trein, boot en bus de route Peking, Xian, Xining, Golmud, Lhasa (Tibet), Chengdu, Kunming, Guelin en Kanton. Bij Kanton verlaat ik per boot, zonder vriendelijke plichtplegingen deze keer, het na Sovjet Unie en Canada, grootste land ter wereld.

Wat voor indrukken houdt iemand daar aan over die de massalijn van Mao in de gemeentepolitiek omarmde en in zijn studietijd in 1973 een werkstuk schreef over het bevolkingsvraagstuk in China, waarin geconcludeerd werd dat de enige keus voor derde wereld landen het bewandelen van de weg is zoals dat in China is gebeurd: 'het vestigen van het socialisme, waarschijnlijk via een guerilla-oorlog'. Is dat echt zo eenvoudig en afdoend?

In onderstaand artikel worden enkele reiservaringen beschreven. Het is geen compleet toeristisch reisverslag. Noch is het een toetsing van de Chinese praktijk aan het wetenschappelijk socialisme. Observaties van een kritische reiziger, laten we het daar bij houden.

Een toerist in China

'Wanneer men nu rondloopt in de tombe die men heeft opengemaakt, krijgt men niet de gelegenheid weg te zakken in een contemplatieve houding. De vochtige halfronde grafzalen, uitgehakt in de berg, zijn verlucht met moderne statistieken en symbolen. Aangegeven wordt hoeveel mensen hadden kunnen worden gevoed met de aan het graf bestede gelden, hoeveel mensen dwangarbeid hebben verricht en hoeveel van het volk gestolen goud in de grafkisten was meegenomen.'

Zo beschreef de sociaal psycholoog Drs. D.A. Cohen de graven van de Chinese keizers uit de Mingdynastie na zijn trip van een kleine vier weken door het Cina van 1971 (1). Tijdens zijn bezoek aan de Verboden Stad, het voormalige keizerlijk onderkomen in Peking, klonk uit de luidsprekers de muziek van proletarische opera's, afgewisseld door oproepen vooral de klassenstrijd niet te vergeten.

Toen was het voor vreemdelingen, en dat is in China iedere niet-Chinees, alleen mogelijk in groepsverband en op uitnodiging van Chinese autoriteiten de Volksrepubliek te bezoeken. Nu is het sinds enkele jaren mogelijk individueel door China te reizen. Een explosieve groei van reizigers is daarvan het gevolg. En worden deze rugzak-reizigers bij toeristische attracties nog steeds vergast op het stichtelijk proletarische woord? Nee, de toegangsprijs voor vreemdelingen bedraagt weliswaar het drievoudige (hun koopkracht minimaal het twintigvoudige) van wat een Chinees betaalt, maar lessen over uitbuiting, klassenstrijd en verkwisting worden niet meer gekoppeld verkocht met toeristische waar.

Nu worden historische bezienswaardigheden waardevrij getoond, als men dat wil door gidsen, die zich concentreren op de esthetiek van de architectuur (2).

Een treffend verschil dat aantoont hoeveel er in 15 jaar in China is veranderd. De Maoïstische retoriek is nagenoeg uit het openbare leven verdwenen, het proletarisme is weg gemoderniseerd en de toeristen zijn allen van harte welkom. Uiteraard speelt het innen van westerse valuta daarbij een overheersende rol. Ook China houdt nog bewerkelijke methodes in stand om vreemdelingen het geld te ontvreemden. Met westerse valuta kan de toerist speciaal toeristengeld kopen (zgn. Foreign Exchange Currency, FEC), waarmee betaald moet worden in toeristenhotels, treinstations en in de speciale 'friendshipstores'. Maar dat is staatstheorie. In de meeste gevallen kun je gewoon met volksgeld betalen (zgn. renmin), in ieder geval kan dat overal in de gewone winkels en bij de levendige straathandel. Maar omdat Chinezen met datzelfde toeristengeld bijvoorbeeld eerder een fiets kunnen kopen, is er een zwarte markt voor dat toeristengeld. De koersen waartegen ik heb gewisseld, schommelden tussen de 115 tot 130 Yuan FEC voor 100 Yuan renmin.

 

yuan.JPG (313630 bytes)

 

Dat tegenwoordig niemand meer is geïnteresseerd in zwart wisselen, zoals in het horizontale tijdschrift 'Manifest' onlangs stond, is onjuist. Onzinnig is de conclusie die de schrijver daaruit trekt dat de Chinese economie stabiel en gezond zou zijn (3). Alsof het al dan niet bestaan van een zwarte geldwisselmarkt daarvoor de maatstaf is. Dan moet de kapitalistische economie volgens deze horizontale fellow-traveller wel kerngezond zijn.

De klasseloze trein

Wat doet een toerist met geld? Reizen, een bed huren, eten, attracties bezoeken, noodzakelijke gebruiksartikelen en tastbare herinneringen kopen. Het zou onjuist zijn om de -per definitie- privé ervaringen die daarmee worden opgedaan te veralgemeniseren en te laten leiden tot conclusies over 'het China van nu'. Teveel is dat al gebeurd en te vaak heeft dat geleid tot schrijfsels die door de thuisblijvers gretig worden gelezen, maar voor andere China-gangers niet herkenbaar zijn. En als er theoretische of politieke aspiraties zijn, blijkt de Chinese werkelijkheid te veranderlijk voor de dode letter (4).

Het reizen per trein is een verschrikking....als je tenminste derde klasse wilt reizen. (China is een klasseloze maatschappij, de Chinese trein kent dan ook geen klassen, maar wel drie soorten lig- en zitplaatsen.) Het relatief kleine aantal spoorlijnen, de geringe frequentie, de toenemende reislust van de Chinezen en het groeiende toeristenleger zorgen ervoor dat de vraag naar treinkaartjes het aanbod ervan ruimschoots overtreft. Dat leidt vaak tot bloedstollende taferelen bij loketten, perrons en treindeuren, omdat de meeste Chinezen niet meer kunnen betalen dan het goedkoopste kaartje. Vreemdelingen betalen volgens de regels 75% extra voor een kaartje, ongeacht de 'klasse'. Maar in met name kleinere steden is die regel onbekend. Dat lijkt een typerend verschijnsel te zijn voor de Chinese maatschappij die, ver voor dat de Communistische Partij de macht greep, de bureaucratie zo ongeveer heeft uitgevonden. Regels volop, maar de naleving ervan is, afhankelijk van de betreffende bureaucraat, op vele manieren te interpreteren.

Voedsel is, na de familie en China, het belangrijkste op aarde voor de Chinees. Tot voor kort bestond de gebruikelijke begroeting in China uit de vraag of je al goed hebt gegeten. (Langzaam, maar zeker verdrongen door het modernere, hier van TELEAC bekende, nihao, wat zoiets als 'hallo' betekent.)

De kwaliteit van het eten hangt in China af van de regio waarin je vertoeft. 'Het Chinese eten' bestaat niet, afgezien dan van het constante bestanddeel rijst. In het vruchtbare zuiden en oosten is het eten aanmerkelijk beter en gevarieerder dan in het kale en hoge noorden en westen. Hongersnoden lijken uitgebannen sinds de pogingen tot volledige collectivisering zijn opgegeven. 90% van de werkzame bevolking is boer(in), en sinds het mogelijk is om naast het produceren voor Staat & Plan de markten met eigen produten op te gaan is het voedselprobleem opgelost. Dat wil niet zeggen dat er geen honger bestaat. In de stad Chengdu bijv. zag ik hoe een beheerder van een staatsrestaurant zich enorm opwond over enige hongerige jongeren die zich tegoed deden aan de resten in kommen. Een verschijnsel dat vaak schijnt voor te komen, wellicht enigszins in de hand gewerkt door de forse porties die in China worden opgeschept, waardoor het gewoon is dat de helft van het eten over blijft. Dat is een diep gewortelde gewoonte, omdat het leeg eten van een bord betekent dat je te weinig hebt gekregen.

Hotels zijn de thuishaven voor de China-reiziger. Kamperen is er (nog) onbekend en officieel verboden. Tijdens mijn verblijf werd de mogelijkheid ingevoerd om vreemdelingen in huis te hebben en te laten slapen. Onmiddellijk leidde dat, op het stationsplein van Kunming, tot het leuren met bedden en kamers. Iets wat niet aan te bevelen is, indien enige behoefte aan privacy je lief is, gezien de uiterst bescheiden huisvesting van Chinezen.

Privacy is een schaars goed in China. Openbare toiletten (meer open riolen) hebben hooguit een 50 cm hoog scheidingsmuurtje, hotelkamers worden zonder kloppen binnengelopen, moderne foto- ontwikkelmachines worden met de uitgang waar de kleurenfoto's uitrollen in de etalage gezet, zodat drommen Chinezen de winkelruit beslaan en commentaar leveren op de familieportretten die allen in de dezelfde stijl genomen zijn.

Het gebrek aan privacy wordt verklaard door het enorme aantal Chinezen, de massa-ideologie, de traditionele familiebanden en de ver doorgevoerde openbaarheid: veel speelt zich op straat af. Tegelijkertijd zie je weinig emoties, geen omhelzingen. Maar 's nachts in Xian kwam ik langs een park waar vele tientallen vrijende paartjes de sterrenhemel bekeken. Het echte, warme familieleven schijnt zich vooral achter muren af te spelen. Dit alles schetst voor de buitenstaander een onduidelijk, verward beeld van de emotionele zijde van het leven in China.

straatbeeldleochina.JPG (311927 bytes)

Hotels zijn er in alle soorten en maten. Toeristen worden geacht in speciale hotels te overnachten. In grote steden zijn deze hotels ware paleizen die voor Chinese begrippen schrikbarend duur zijn. Maar er zijn ook goedkopere tot spotgoedkope hotels, die echter aan komfort en hygiëne weinig tot niets te bieden hebben. Het toerisme wordt zeer gestimuleerd. In 1990 moeten er 5 keer zoveel toeristen ontvangen kunnen worden als in 1985. Dit leidt tot een explosieve groei van hotelbouw. Dat deze groei niet overal planmatig verloopt, blijkt uit het feit dat in de stad Guangzhou (bij ons beter bekend als Canton) de verdere bouw van midden- en tophotels is stopgezet, omdat in het eerste half jaar de gemiddelde bezetting van dit soort hotels onder de 70% was, terwijl er 31 hotels in aanbouw waren. (5)

De meest gebezigde praktijk door low- of middle budget reizigers is een eenvoudig hotel in de buurt van een tophotel te nemen en in dat tophotel alles te doen wat je normaal in een hotel doet, uitgezonderd het slapen. Enige controle op gasten is er niet, het feit dat je een westerling bent, doet alle deuren openzwaaien, hoe armetierig de kledij ook oogt. Wel een verschil met de tijd van voorzitter Mao, toen toeristen nauwelijks welkom waren, en het contact leggen met een vreemdeling elke chinees verdacht maakte.

75% goed, 25% fout

Op het immens grote Tiananmenplein, hartje Peking, schuifelt iedere morgen een nauwelijks afzienbare rij Chinezen het Mao- mausoleum in. Die zaterdagochtend in juli ben ik de enige buitenlander. Ook in het Museum van de Geschiedenis van de Chinese Communistische Partij (CCP) was ik een van de weinige bleekgezichten tussen de vele Chinezen. Het Tienanmenplein is nog een van de laatste plaatsen in China waar naam en faam van de Grote Roerganger in ere wordt gehouden. Aan de noordkant van het plein, boven de poort van de Hemelse Vrede naar de Verboden Stad, prijkt een meters hoog portret van de man die wel de laatste keizer van China wordt genoemd: Mao Zedong.

Aan de oostkant van het plein staat het al eerder genoemde museum. In dit museum neemt Mao, afgaande op de schilderijen, beelden en foto's, de meest vooraanstaande rol in de partijgeschiedenis in. Alleen de entree van het museum is al een snoepje voor liefhebbers van socialistische liturgie. Een zaal, waar het PSP-congres in kan vergaderen, maar daarmee houdt dan ook iedere gelijkenis op. Wanden in stemmig rood, goud en eikenhout. Recht tegenover de ingang een 3 meter hoog portret van Mao, met een proletarische leus in goud-op-snee daaronder. Als je je omdraait zie je tegenover Mao 4 portretten van bescheidener omvang hangen. Linksboven naast de entree Marx en Engels, rechtsboven Lenin en Stalin. Het vele zalen bevattende museum is uitstekend, smaakvol en zo op het oog leerzaam ingericht. Tussen 1966 en 1978 is het museum gesloten geweest, volgens sommigen om de inhoud aan te passen aan de meest recente opvattingen. Sindsdien is dat niet meer gebeurd, niet zo verwonderlijk gezien het feit dat het museum ophoudt bij het tijdstip waar de oprichting van de Chinese Volksrepubliek een feit is: in 1949. De veranderende opvattingen over de extreme gebeurtenissen in de recente Chinese geschiedenis als De Grote Sprong Voorwaarts (1957-1960) en De Culturele Revolutie (1966-1970) behoeven dus niet tot het verwisselen van foto's, curiosa en begeleidende teksten te leiden.

Aan de zuidkant van het plein tenslotte ligt Mao opgebaard in in zijn Mausoleum. Onmiddellijk na zijn dood (9 september 1976) werd besloten dit Mausoleum te bouwen 'om de herinnering aan Voorzitter Mao Tsetung te vereeuwigen', en 'de arbeiders, boeren soldaten en andere werkende mensen te onderrichten en te inspireren tot het uitvoeren van Mao's bevelen' teneinde 'de gedachten van Marx, Lenin en Mao Tsetung hoog te houden'. Het lichaam van Mao werd in de hal geplaatst in een kristallen kist, zodat de brede massa in staat zou eer te bewijzen aan het stoffelijk overschot (7).

Niet breed, maar wel erg lang is de rij die dagelijks voor het Mausoleum staat. De westerse toerist is geen Maoïst meer. Ik ben de enige vreemdeling in de lange rij en van de vele buitenlanders die ik in China ontmoet, is niemand bij Mao op bezoek geweest. Het Mausoleum is een fraai staaltje van socialistische bouwkunst, bij binnenkomst in het voorportaal beziet een uit wit steen gehouwen Mao-in-leunstoel de bezoekers glimlachend. In tweeën gesplitst wordt de rij dan op enige afstand in fors marstempo langs het gebalsemde lichaam geleid.

Door de achterdeur verlaat ik het gebouw, waar vele kooplui nog wat proberen te verdienen aan de Eeuwigdurende Herinnering. Ik koop niets. Gemengde gevoelens maken zich van mij meester. De verdiensten van Mao zijn ontegenzeggelijk groot; gezien de dagelijkse lange rij is hij niet verdwenen uit de harten en hoofden van de Chinezen, al is een Chinese dosis nieuwsgierigheid daar ook debet aan. Tegelijkertijd wordt er op smakeloze wijze aan verdiend en is hij verder nagenoeg uit het openbare leven verdwenen. Verderop in China zal ik een beeltenis van Mao nog af en toe tegenkomen. Een portret in een boekhandel, op een proletarisch schilderij in de wachtkamer van het station te Xining, en, vrij zeldzaam, een reusachtig beeld midden in het centrum van Chengdu. In de boekwinkels zijn boeken van Mao in een van de moderne talen niet meer te koop. De bekende 5 delen van de 'selected works' zijn vervangen door één Franstalig deel met een keuze uit de werken van Deng Xiaoping, om wiens persoon overigens geen enkele cultus woedt.

'75% goed, 25% fout' is nu de officiële lezing van Mao's daden. Goed, vooral in de aanloop naar de vestiging van de volksrepubliek, fout na de machtsovername en dan vooral De Grote Sprong Voorwaarts en De Culturele Revolutie, gebeurtenissen die nu worden opgevat als werktuigen in de machtsstrijd aan de top van de CCP. Mao wordt verantwoordelijk gesteld voor de vernietigende gevolgen van de Culturele Revolutie, die een spoor van vernielingen door het land achterliet en het politieke bewustzijn van de mensen trachtte te reduceren tot een proletarisch isolationisme. Als gevolg van de fouten van Mao raakte het marxisme in diskrediet, nu wordt door partij-ideologen de demaoïsering gekoppeld aan een herwaardering van Marx.

Computer en telraam

Hoe de huidige officiële Chinese opvatting over verleden, heden en toekomst er uit ziet, kwam ik vlak voor mijn vertrek gelukkig te weten, doordat ik in het partijgebouw van de PSP tussen het ongevraagde drukwerk van Kim Il Sung en de Russische ambassade nummer 52 tegenkwam van 'socialism in the world'. Dit is een vanuit Belgrado uitgegeven internationaal tijdschrift, gewijd aan de marxistische en socialistische theorievorming. (8)

Die Chinese opvatting ziet er ongeveer als volgt uit. De theorie van het Marxisme is onder specifieke historische omstandigheden ontwikkeld. Het geeft geen pas, wat decennia lang is gebeurd, om deze theorie blind toe te passen in de huidige tijd. Dat leidde in de twintiger en dertiger jaren tot een verkeerde politiek van de internationale communistische beweging, die gedomineerd werd door de Sovjetunie. Een andere dwaling was de linkse afwijking van persoonsverheerlijking en isolationisme. Het marxisme werd niet verder ontwikkeld en faalde daardoor om nieuwe problemen van passende antwoorden te voorzien. Nu moet het marxisme op een creatieve manier verder ontwikkeld worden. Ieder -socialistisch- land doet dit onder de eigen specifieke omstandigheden. Oftewel: er leiden vele wegen naar het socialistische Rome. Voor China betekent dit de volgende theoretische onderbouw voor de maatschappelijke ontwikkeling.

* Socialisme betekent in de eerste plaats: ontwikkeling en uitbreiding van maatschappelijke productie, oftewel economische groei; te vaak werd socialisme in het verleden verward met grote volkscommunes, of totale nationalisatie.

* Snelle economische ontwikkeling moet plaats vinden via een gemengde economie, waarin initiatieven van de staat, collectieven en individuen een rol spelen, ingekaderd in nationale plannen. Het dogma van de totale staatseigendom heeft geleid tot subjectiviteit, bureaucratie en ineffectiviteit.

* Op het platteland betekent deze gespreide verantwoordelijkheid voor de productie dat het land in handen van de staat blijft, maar het beheer in handen van contract-boeren, die deels voor de staat (macro-economisch) en deels voor de markt (micro-economisch) produceren. En dat produceren voor de markt moet zeer letterlijk worden opgevat.

* Het systeem van door de staat vastgestelde prijzen is op de helling, omdat daarbij geen rekening wordt gehouden met arbeidsproductiviteit en de relatie tussen vraag en aanbod. De gedeeltelijke oriëntatie op de markteconomie leidt ook tot prijzen die marktgevoelig zijn.

Belangrijk aspect van de Chinese modernisering is het inspelen op de technologische revolutie. De veranderingen in de industriële structuur, de veranderende productieverhoudingen en de groei van de informatica leiden tot een ander type maatschappij. China probeert de achterstand die ze op talloze gebieden heeft in te lopen door de laatste ontwikkelingen in wetenschap en technologie toe te passen in de eigen maatschappij, om zo aansluiting te krijgen bij de ontwikkelde landen. Kennis van computers wordt zeer gestimuleerd. Iedere redelijke boekhandel heeft een afdeling met computer-leerboeken, die weliswaar nog bij de kassa afgerekend worden met behulp van een telraam. Anachronisme of gevoel voor evenwicht?

Het stimuleren van buitenlandse investeringen in de veertien economische zones die daartoe in 1984 zijn aangewezen moet de ramen in China openzetten.

Deze in grove lijnen geschetste visie op de Chinese moderne ontwikkeling (9) staat haaks op vele dogma's uit het maoïstische tijdperk. Een simpel voorbeeld is het leren van Engels, dat als een noodzakelijke voorwaarde voor verdere ontwikkeling wordt gezien. In de tijd van Mao een contra-revolutionaire activiteit, nu zeer populair. De schoolkinderen die ik heb ontmoet bleken allen op school Engels te leren. In afgelegen gebieden als de provincie Quinghai kwam ik Amerikaansen tegen die Engelse les gaven aan jonge leraren.

De demaoïsering heeft geleid tot een praktisch volledige afbraak van de persoonsverheerlijking en een drastische ommezwaai in het economische beleid. De persoon van Mao is daarbij niet in diskrediet geraakt, hij is alleen teruggebracht tot redelijke, dat wil zeggen menselijke proporties.

 

chinagodsdienst.JPG (225057 bytes)

 

Godsdienst: opium van het volk?

Een spoor van vernieling heeft de Culturele Revolutie aangebracht aan Boeddhistische kloosters. Je ontkomt er niet aan enige te bezoeken. Overal waren bouwvakkers bezig met restauratiewerkzaamheden. Duizenden kerken en kloosters zijn vernield, dan wel veranderd in scholen, bibliotheken, kantoren enz. Iets wat je ook in Nederland ziet, zij het onder invloed van andere ontwikkelingen.

De demaoïsering is gepaard gegaan met een meer tolerantere houding tegenover religieuze activiteiten. Het kloosterleven is weer opgebloeid. Vier dagen heb ik doorgebracht in een groot Tibetaans monikenklooster, temidden van pelgrims die uit de wijde omtrek kwamen om het traditionele Boeddhapad af te leggen: 8 kilometer lang enige stappen zetten, languit op de grond, enige stappen zetten, languit op de grond enz. In de Ta'er Lamasery leven enige honderden monniken op primitieve wijze, waarbij het opvallend is dat ze of ouder zijn dan 40 of jonger dan 25. De middengroep ontbreekt geheel, omdat tijdens en na de Culturele Revolutie het kloosterleven verboden was. Intredingen kwamen niet meer voor, de monniken werden het land op gestuurd.

Vier dagen in een klooster geven een overtuigde atheïst geen aanleiding het achtvoudige pad op te gaan om de 'nirvana' te bereiken, het hoogste geluk en de diepste extase, over de grenzen heen van verstand, gevoelens, wil en verlangen. Maar interessant is het wel om het monnikenleven enkele dagen van nabij mee te maken. De seances: tegen het vallen van de avond zitten honderd jonge monniken in een halve cirkel op de binnenplaats van een tempel. Na enige aarzelingen zoek ik een onopvallende plek. Urenlang gezang, gebed; antwoorden op een voorganger die, vergezeld van een tiental oudere monniken, op een podium zijn leerlingen gadeslaat. Dan, bij toverklap, veren ze op. Honderd jonge mannen halen uit hun lange rode gewaden een grote gele hanenkam die ze zwierig op het kort-chinees geknipte haar zetten. Luid pratend en stoeiend lopen ze weg.

Westerse toeristen zijn hier nauwelijks. Het klooster is vastgegroeid aan een stadje. De weg naar het klooster is vol met winkeltjes, waar pelgrims eten, kleren en religieuze waren kopen. De monniken leiden een vrij geïntegreerd bestaan met dat deel van de bevolking dat, evenals zij, behoort tot een minderheid, in dit geval Tibetanen. Ze eten in stalletjes op straat, bezoeken de kapper en slenteren door het centrum. De Han-Chinezen, die in een aparte wijk wonen, moeten niets van de monniken en het klooster hebben. Als ze het klooster al bezoeken doen ze dat uit pure nieuwsgierigheid en gedragen zich soms op het onbeschofte af.

70 miljoen minderheden

De Han-Chinezen, de (etnische) Chinees zoals wij die kennen, maken 93% van de bevolking uit. De overige 7%, zo'n 70 miljoen mensen, vormen tezamen de 55 minderheden, cq.nationaliteiten. De officiële politiek gaat uit van een economische ontwikkeling in de regio's, waar minderheden wonen, die veelal onder de armoedegrens leven. In het algemeen gezegd zouden de minderheden tevreden zijn met hun eenvoudig leven in een pastorale omgeving. Dat past natuurlijk niet in het beeld van een zich moderniserend China. De oplossing wordt gezocht in het sturen van Han-Chinezen (met name gekwalificeerde arbeidskrachten) naar die regio's om de economische ontwikkeling op gang te brengen. De regio's waar veel minderheden wonen, zijn in het recente verleden vaak haarden van politieke spanningen geweest. De Tibetanen zijn het bekendste voorbeeld van een nationaliteit die met geweld gedwongen zijn deel uit te maken van de Volksrepubliek. Andere minderheden, met name in Zuidwest China zijn door het hermetisch afsluiten van de grenzen al decennia lang verstoken van kontakten met 'toevallig' nu aan de andere kant van de grens levende soortgenoten.

 

minderhedenchina.JPG (243306 bytes)

 

De Han-Chinezen domineren het politieke, economische en culturele leven in China. Peking probeert de spanningen die dit automatisch met zich meebrengt te verminderen door economische ontwikkeling, een zekere mate van autonomie toe te kennen aan sommige regio's en een assimilatiepolitiek te voeren door honderdduizenden Han-Chinezen te laten verhuizen naar gebieden waar veel minderheden wonen. Op deze manier is men er in geslaagd om in de hoofdstad van Tibet, Lhasa, de Tibetanen een minderheid te laten worden. De Han-Chinezen hebben in Lhasa de economische sleutelposities in handen. Het zijn twee verschillende groepen die langs elkaar heen leven en soms tegen elkaar in gaan. Letterlijk en veelzeggend komt dit tot uitdrukking in het centrum van Lhasa, waar een Boeddhapad rond de belangrijkste tempel, de Jokhang, loopt. Dit pad is tevens een deel van de grote markt. Tibetanen zullen uitsluitend dit deel van de markt met de klok mee lopen, het goede (de tempel) aan hun rechter hand houdend. Han-Chinezen lijken welhaast met opzet de tegengestelde richting te kiezen. Dergelijke provocaties leiden soms tot handgemeen, waarbij deze zomer nog een dode is gevallen.

Zowel in Tibet als in het zuidwesten van China, in de provincie Yunan, heb ik kunnen constateren dat de minderheden een geheel eigen levenswijze en levensstijl (nog?) in stand houden. Uiterlijk gemakkelijk te herkennen (eigen kleurrijke kleding, gelaatskleur en -trekken), hoewel gevaarlijk om te veralgemeniseren: een andere, meer open benadering van vreemdelingen (bijv. aanraken, voelen, contact willen maken) dan de Han-Chinezen. Politieke en economische assimilatie wordt nagestreefd, terwijl een zekere culturele eigen identiteit in stand wordt gehouden. Zo hebben de Tibetanen een eigen omroep en kranten in de eigen taal.

Één kind is genoeg

Uitzondering voor de minderheden wordt ook gemaakt m.b.t. de één-kind-politiek'. Sinds 1979 is er een campagne op gang om echtparen ertoe te bewegen slechts één kind te nemen. Met materiële prikkels en sancties wordt deze campagne ondersteund.

Echtparen worden opgeroepen om een belofte af te leggen slechts één kind te nemen. Indien ze daartoe besluiten krijgen ze een extra maandsalaris en huisvesting die normaal bestemd is voor een gezin van vier. Het hebben van twee kinderen daarentegen wordt bestraft met boetes of degradatie op het werk. Abortus wordt beloond met vakantie, alle voorbehoedmiddelen zijn gratis; sterilisatie van de vrouw is de meest voorkomende.

Een net getrouwde Chinees waarmee ik in een restaurant aan tafel zat, vertrouwde me toe geen enkel probleem met de één-kind-politiek te hebben, overtuigd als hij was door het veelgehoorde argument dat er te veel Chinezen zijn.

 

chinaeenkind.JPG (243919 bytes)

 

In 1911 waren er 411 miljoen chinezen, in 1953 583 miljoen, in 1971 780 miljoen en nu ruim 1 miljard. Een explosieve groei, met name na de stichting van de volksrepubliek. De gezondheidszorg verbeterde na 1949 vrij snel, waardoor besmettelijke ziekten en kindersterfte terug werden gedrongen. De eeuwenoude traditie van veel kinderen (arbeidskrachten, oude dag voorziening, grote kindersterfte) verdween daarmee niet automatisch. Bovendien werd aanvankelijk de traditionele marxistische stelling verkondigd dat overbevolking beschouwd moet worden als een gevolg van economische(!) onderproductie. Met het wijzigen van de productieverhoudingen in socialistische richting, en de daaruit voortspruitende groei van de productiekrachten en vermaatschappelijking van de productie, zou het probleem van de overbevolking vanzelf verdwijnen. Dat automatisme bleek niet te bestaan. De bevolkingspolitiek heeft dan ook, net als andere onderdelen van Chinese politiek, nogal wat zwenkingen vertoond. De laatste 10 jaar is er echter een vaste lijn merkbaar.

De minderheden worden van de één-kind-politiek uitgezonderd. Dat betekent niet dat de Han-Chinezen zouden toestaan dat door de eenzijdige toepassing van deze politiek de minderheden een steeds groter aandeel van de bevolking zullen gaan vormen. Minderheden, zoals de Li en Miao, worden sinds enkele jaren gebonden aan het maximale aantal van vier kinderen.

De propaganda voor de één-kind-politiek dringt af en toe via grote borden in het straatbeeld door. Zoals in Chengdu, waar ouders en grootvader hun (klein)dochter bewonderen, met het Chinees/Engels onderschrift: 'family planning, a basic national policy of China'. Niet geheel toevallig staat aan de overkant van de straat een even groot bord waarop de internationale solidariteit tussen alle volkeren wordt verkondigd. Ook voor familieplanning en minderhedenpolitiek bestaan onder het socialisme geen automatische oplossingen.

Happy private bikes

De politiek van de totale socialisatie van de productiemiddelen, een papieren strijdpunt binnen de PSP, is in China een papieren tijger gebleken. De nadelen worden in media breed uitgemeten, de parallelle ontwikkeling van staats-, gesocialiseerde- en privé-productie wordt gepropageerd. Wat merkt een reiziger in China daarvan? Veel! De straathandel is ontzettend levendig (eten, kleding, schoen- en fietsmakers) waardoor het marktprijsmechanisme volop bloeit. Doorgaans voordelig voor de (reizende) consument. Staatswinkel zijn er uiteraard volop, een soort proletarische HEMA's waar van alles te koop is, maar vooral 'non-food', dan wel verpakt of ingeblikt eten. Restaurants zijn vooral in staatshanden, maar ik heb ook gegeten in privé restaurants. In Yangshuo bijv. heb ik uitgebreid met een jonge Chinees  gesproken die, uiteraard met familie, sinds een jaar een restaurant dreef. Een broer en twee schoonzusters stonden in de keuken. Hij en een andere broer bedienden of stonden op de stoep passerende voorbijgangers naar binnen te praten. In de zomermaanden verdiende hij ongeveer het tienvoudige van wat hij daarvoor als verkoper in de staatswinkel aan de overkant verdiende. Het verdiende geld werd deels opzij gelegd om een nieuwe bedrijfstak te beginnen: fietsverhuur. Ze hadden vergunning gekregen van de plaatselijke overheid, waarvoor ze maandelijks moesten betalen.

 

chinafietsen.JPG (214826 bytes)

 

Privé fietsverhuurbedrijven ben ik ook elders tegengekomen, waarbij vooral de gerichtheid op buitenlanders in overdreven vriendelijke taal opvalt. Hoe gelukkig zit je op een privé verhuurde fiets!

Waarnemingen zijn per definitie beperkt. Opvallend was dat in die dorpen waar zowel staats- als private restaurants waren de verschillende kwaliteiten (eten, bediening, inrichting) elkaar weinig ontliepen, maar wel beduidend hoger waren dan in die situaties waar staatsrestaurants het monopolie hadden.

Het zijn vooral de op directe consumptie gerichte economische activiteiten waarbij privé-ondernemerschap wordt toegestaan en gestimuleerd.

Democratie van de 100 bloemen

Hoe verder we in de tijd gaan, hoe meer er te herdenken valt. Socialistische landen, China niet uitgezonderd, zijn altijd sterk in historische data. In 1986 was het 30 jaar geleden dat Mao opriep 100 bloemen te laten bloeien en 20 jaar geleden dat diezelfde Mao de Rode Gardes geboren liet worden.

Beide gebeurtenissen zijn in China o.a. herdacht middels artikelen, waarin de huidige partijlijn doorwerkt in de analyses van deze historische gebeurtenissen. Een links en rechts beproefd opportunistisch recept.

De beeldspraak van Mao Zedong uit 1956 dat 100 bloemen moeten bloeien is weer populair. Toen uitgesproken om intellectuelen te stimuleren bijdragen te leveren aan politieke, economische en culturele discussies. Met die bijdragen was het snel gedaan, omdat bourgeois-rechts, dan wel extreem-links, in de zestiger en zeventiger jaren machtig genoeg waren om vrije geluiden de kop in te drukken (11). Of De Rode Garde nu tot bourgeois-rechts dan wel tot extreem-links gerekend moet worden is onduidelijk. Lange tijd leek het op het laatste, maar het blad 'China Youth News' schrijft nu dat de culturele revolutie, de op Mao-kolen gestookte Rode Garde-machine die een spoor van verwoesting door China trok, een catastrofe was voor de democratie en een opleving betekende van feodale ideologieën.

Nu ik dit schrijf, eind december 1986, hoor ik zojuist op de radio dat er ideeënbussen in de universiteitssteden worden geïnstalleerd om studenten de kans te geven kritiek uit te oefenen. Bloeien er bloemen in een brievenbus?

Politieke democratie blijft problematisch voor het reëel bestaand socialisme. Alle democratische 'lentes' die in China tot nu toe de winter van het éénpartijstelsel opfleurden, waren kunstgrepen om het klimaat waarin de partijstrijd werd gevoerd, te beïnvloeden.

De studentenprotesten van de laatste maanden lijken op een juist moment gekomen. Ze lijken ook onvermijdelijk na een periode waarin de modernisering en vernieuwing van de Chinese maatschappij is aangepakt en waarbij in allerlei publicaties en discussies niet alleen de economische, maar ook de staatkundige modernisering voorzichtig werd genoemd. Het al eerder genoemde artikel uit het Chinese jeugdblad kritiseert de overdrijving van het gevaar van een terugkeer naar het kapitalisme in de voorbije periode. Tegelijkertijd werden democratie, vrijheid en humanisme veroordeeld als een ongewenst deel van de westerse beschaving. De overgecentraliseerde politieke en economische structuur maakte de democratie verder kreupel. De nu ingezette economische modernisering moet samengaan met een verandering van de politieke structuur, een hogere vorm van democratie. Oftewel een 'ideologische negatie van de culturele revolutie', zoals het in de onnavolgbare vindingrijkheid van het Chinese communistische jargon heet. (12) Daar sta je dan. Jarenlang hebben westerse progressieven geloofd in de culturele revolutie als voorbeeld van een geslaagd socialistisch democratiseringsproces.

De 'ideologische negatie' leidt tot economische en politieke modernisering. De economische modernisering is al enkele jaren op gang. Technologische ontwikkelingen, buitenlandse investeringen, gemengde economie. Een reiziger in China komt de uitingen daarvan in vele soorten en maten tegen.

Moeilijker is dat te zeggen van zoiets immaterieels als democratie. Afgezien van wat spaarzame leuzen en borden merk je nauwelijks dat je in een land bent dat ontwikkeling van het politiek bewustzijn belangrijk vindt. Of beter gezegd: de economische modernisering wordt blijkbaar belangrijker gevonden. Reclameborden van Japanse en Westerse bedrijven zie je regelmatig. De noodzakelijk geachte vernieuwing van de democratie wordt weliswaar met de mond beleden, maar dan in zeer vage termen. Een probleem voor de heersende communistische elite is natuurlijk dat werkelijke democratisering, zoals bijv. invoering van directe verkiezingen bij een meerpartijenstelsel, inboeting van de macht van de CCP met zich meebrengt.

China, dat de bureaucratie zo ongeveer heeft uitgevonden en geen parlementair democratische traditie kent, zal dan ook een zeer moeizaam democratiseringsproces kennen, waarvan de afloop van te voren niet te voorspellen is. Externe druk van buitenaf zal in dat proces geen rol spelen, daarvoor is China letterlijk en figuurlijk te groot (13). Die druk zal van binnenuit krachtig genoeg moeten zijn.

Geen hondenpoep, veilige straten

Voor rechtgeaarde, nette Hollanders is China in twee opzichten een paradijs op aarde: geen hondenpoep en een grote veiligheid op straat. Het gebrek aan hondenpoep is eenvoudig te verklaren: honden zijn in steden verboden, uitgezonderd in Tibet, want volgens Tibetanen zijn honden gereïncarneerde monniken die het in hun monnikenleven niet zo best hebben gedaan.

De veiligheid op straat is een ander opmerkelijk verschijnsel, al schijnt daar ook verandering in te komen. Ik ontmoette een groep van uitsluitend (Nederlandse) vrouwen, waarvan enige vrouwen met zekerheid oordeelden over het volslagen gebrek aan seksistisch gedrag van Chinese mannen, waardoor er een groot gevoel van veiligheid is. Openbare dronkenschap, vechtpartijen e.d. komen nauwelijks voor. De discipline lijkt daarvoor te groot. Maar áls het eens gebeurt, maakt een grote passiviteit zich meester van de Chinezen. Tijdens het eten van een stuk ananas bij een stalletje, werd onder mijn neus een Chinees, na een achtervolging, te pakken genomen door drie landgenoten. Na enige welgemikte vuistslagen pakten ze hem op en wilden hem over de leuning in de langsstromende rivier gooien. In enkele minuten tijd stonden honderden Chinezen te kijken, maar niemand deed wat. Verbaasd en geërgerd grepen wij in, het slachtoffer lag al op de leuning te spartelen. Het feit dat we een kop groter waren, kwaad waren en buitenlanders bleken te zijn, deed de achtervolgers afdruipen. Heel anders handelde het personeel van het grote Kunming-hotel, toen de rugzak van mijn vriendin gestolen werd uit de lounge. Groot alarm, 12 mannen veiligheidsdienst in actie, stadspolitie ingeschakeld: na 2 uur  intensief zoeken werd de rugzak teruggevonden. Een officiële ontvangst in de directiekamer met toespraak van de vrouwelijke manager was ons vrolijke lot. Een dergelijke ernstige misdaad kon niet getolereerd worden, zo werd ons toevertrouwd. Een cynische reizigster, die wij het voorval de volgende dag vertelden, beschouwde het geheel als doorgestoken kaart: personeel van het hotel had zich zo voor hun superieuren kunnen onderscheiden. De volgende ochtend klopte een verlegen hotelfunctionaris op onze deur met de vraag of wij schriftelijk onze dank tot uitdrukking wilde brengen.

Wat is waarheid en leugen in en over China? Na veel lezen en tien weken intensief reizen zou ik het niet weten. China is een realiteit, dat is zeker, maar welk China?

Leo Platvoet

 

NOTEN

(1) Van D.A. Cohen verschenen in 'Vrij Nederland' van 23 en 30 oktober 1971 een tweetal reisverslagen. Het citaat is uit het verslag van 23 oktober.

(2) In de China Daily, de Engelstalige krant die in China, Hong Kong, de Verenigde Staten en sinds kort ook in Europa verschijnt, stond in de Chinese editie van 19 augustus 1986 een interview met de gids Ma Lianjun, waaruit nauwelijks enig verschil blijkt met een willekeurige westerse gids. Op de Chinese preutse moraal na dan: ze bekende het zo druk te hebben met haar gidswerk en studie Engels en geschiedenis, dat ze geen tijd had voor 'jongens'.

(3) Zie Manifest van 3 juni 1986, 'Indrukken uit China 2', geschreven door Maarten Tessel, een zeer verblinde Chinaganger.

(4) Twee voorbeelden: 'Grijs China' van Carolijn Visser en 'Kleine Voeten, Grote Voeten' van Anja Meulenbelt.

(5) China Daily, 19 augustus 1986.

(6) Teksten waren alleen in het Chinees; gidsen (van vlees en bloed, of van papier en inkt) waren niet aanwezig.

(7) Het betreffende besluit werd op 8 oktober 1976 door een aantal Chinese politieke organen genomen in blijkbaar onuitroeibaar proletarisch jargon, zie: Peking Review van 15 oktober 1976.

(8) Zie daarin het artikel 'Prospects for socialism: China's Experience and lessons' van Su Shaozhi, blz. 73 en verder. Su Shaozi is direkteur van het Instituut voor Marxistisch Leninistisch onderzoek en de gedachten van Mao.

(9) Zoals beschreven in (8)

(10) Naast één kind is het ook van belang om meisjes te promoten, omdat de eeuwenlange voorkeur voor jongens nog lang niet is verdwenen. Het vermoorden van meisjesbaby's komt nog steeds voor, evenals scheidingen met als reden dat er alleen meisjes worden geboren.

(11) Zo luidt nu blijkbaar de Chinese verklaring, zie 'Beijing Review' van 4 augustus 1986.

(12) Zie de samenvatting van dit artikel in 'China Daily' van 21 augustus 1986.

(13) Dit moet niet als blinde loftuiting worden opgevat; het idee dat China het middelpunt van de wereld is, zit zo diep geworteld dat het bijna ondenkbaar is dat de traditionele Chinese manier van denken en handelen werkelijk van buitenaf beïnvloedbaar zal zijn. Evenzo moet de huidige modernisering niet verward worden met verwestering. Modernisering wordt ingepast in het Chinese cultuurpatroon-in-brede-zin. Ik twijfel er niet aan of de Chinezen zullen in vele opzichten de grenzen weer dichtgooien indien modernisering leidt tot een omkering van al hun waarden.