Vrijstelling OZB voor substraatteelt
plenaire vergadering van 26 oktober 1999
Complimenten voor de indieners die het gewaagd hebben in een tijd dat parlementariėrs
steeds meer als grijze muizen en volgers van ministers en ambtenaren worden afgeschilderd,
het gewaagd hebben een eigen initiatiefwet in te dienen. Het is bovendien een initiatief
van wet dat aansluit bij een door de (meerderheid van de) Tweede Kamer aanvaarde motie,
die de regering weigert uit te voeren.
Breed draagvlak, weinig vrijstellingen
Iets anders is of GroenLinks de intenties van de indieners steunt. De OZB is - citaat uit
de wetstoelichting- 'gebaseerd op het profijtbeginsel in ruime zin' en dat 'brengt met
zich dat van de mogelijkheid tot het verlenen van vrijstellingen een zo beperkt mogelijk
gebruik moet worden gemaakt (...) het draagvlak van de onroerend goed belastingen moet
immers zo breed mogelijk zijn'. Het verruimen van de vrijstellingsmogelijkheden, wat de
harde kern van dit wetsvoorstel is, staat toch op gespannen voet met de bedoeling van de
wet.
Ongelijkheid of eenzijdige bevoordeling
De ongelijkheid die de indieners signaleren, nl. wel vrijstelling voor teelt in
cultuurgrond, maar niet voor de substraatteelt, kan ook op een andere manier opgeheven
worden, die meer aansluit bij het uitgangspunt van een breed draagvlak. Namelijk het
opheffen van de vrijstelling voor cultuurgrond. Bij de introductie van de OZB, toen nog
OGB geheten, in het begin van de jaren '70, werd de cultuurgrond van OGB vrijgesteld,
onder andere vanwege toenmalige Europese regelgeving. En vanwege het feit dat de
bevoegdheid voor het heffen van belasting op cultuurgrond aan waterschappen werd
toebedacht, terwijl gemeenten zich tot de niet-agrarische samenleving zouden beperken.
Maar: waterschappen heffen inmiddels ook belasting bij gebruikers en eigenaren van
woningen. De grenzen van de belastingscheiding zijn dus vervaagd. Bovendien is de
waterschapsbelasting gebaseerd op het profijtbeginsel in enge zin.
Inmiddels, dertig jaar en verschillende commissies verder die afschaffing van de
vrijstelling bepleitten (Christiaanse, 1983 en De Kam, 1992), krijgt de OZB, zoals prof
Stevens in het Weekblad voor Fiscaal Recht (128/1999) betoogt, het karakter van een
gemeentelijke vermogensbelasting op onroerende zaken. Hij oordeelt op humoristische wijze
onder de kop 'substraatvechters' overigens tamelijk vernietigend over de initiatiefwet. De
vrijstelling is een eenzijdige bevoordeling ten opzichte van andere bedrijfstakken die
waardedragende productiemiddelen gebruiken die wel onder de OZB vallen. Of zelfs hetzelfde
productiemiddel.
Om een voorbeeld te geven: kunnen de indieners uitleggen waarom een kas, waarin tomaten,
komkommers, paprika enz. wordt geteeld wel voor vrijstelling OZB in aanmerking komt,
terwijl een kas, waarin al deze produkten tot Hollandse stampotten of exotische
lekkernijen worden getransformeerd en in dampende schalen aan restaurantgasten worden
opgediend, niet?
Financiele gevolgen niet gerepareerd
Uitbreiding van vrijstelling leidt tot versmalling van het gemeentelijk belastinggebied.
Omdat de uitkering uit het gemeentefonds onder andere gekoppeld is aan benutting van
gemeentelijke belastingcapaciteit, leidt aanname van de initiatiefwet tot een (potentieel)
gat in de gemeentelijke belastingcapaciteit van maximaal f 30 miljoen (Peper) dan wel f 18
miljoen (indieners). In antwoord op vragen van de GroenLinks-fractie stellen indieners dat
in dit specifieke geval de herverdeeleffecten opgevangen kunnen worden binnen het
gemeentefonds. Hoe dat zou moeten is onduidelijk. Fijntjes wijst minister Peper de
indieners er op (brief van 2 juni jl) dat de indieners -in strijd met de Financiele
verhoudingswet- niet aangeven hoe de financiele gevolgen van de wet opgevangen worden. Dat
blijft staan.
Conclusie
Bij GroenLinks valt dit initiatievoorstel niet in goede aarde. De vrijstelling van
cultuurgrond is eerder aan heroverweging toe dan het uitbreiden van de vrijstelling voor
substraattelers. De minister heeft zulks ook gesuggereerd bij de behandeling in de Tweede
Kamer en GroenLinks wil hem aanmoedigen hierover te rapporteren. Wat voor de indieners
wellicht een dreigement van de minister was, is voor GroenLinks een belofte.
Wanneer denkt de minister deze belofte in te lossen? Andere vrijstellingen kunnen dan wat
ons betreft ook heroverwogen worden, zoals die van kerkgebouwen. Niet alleen de scheiding
tussen kerk en staat doet vraagtekens bij deze vrijstelling plaatsen; ook de toepassing
van het profijtbeginsel in brede zin lijkt ons hier van toepassing: immers, zij die
geloven zullen het hemelrijk van god binnengaan.