Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Monarchieën in Europa: Verenigd Koninkrijk

Windsors laveren tussen schandaal en onverschilligheid

  (dit artikel is gepubliceerd in De Republikein nr. 3 2005)

De Britse monarchie is de meest spraakmakende ter wereld. Het Verenigd Koninkrijk was in de 19de eeuw een uitgestrekt koninkrijk, ‘waar de zon nooit onder ging’ en de koning had onderdanen in alle werelddelen. Dat rijk mag dan inmiddels niet meer bestaan, Elizabeth II is nog steeds de koningin van zestien voormalige Britse kolonies, waaronder Australië, Nieuw Zeeland en Canada. De taal is een koloniale erfenis van nauwelijks te onderschatten waarde. De Engelse cultuur is in zijn vele verschijningsvormen een gewild consumptiegoed in grote delen van de wereld en het koningshuis speelt daarin niet alleen een figurantenrol. Shakespeare’s Henry V wordt nog steeds gespeeld, als John Lennon een lintje weigert is dat wereldnieuws en in het op talloze TV-zenders uitgezonden Blackadder drijft Rowan Atkinson tomeloos de spot met het Britse koningshuis. Die permanente aandacht wordt mede veroorzaakt door de bloedige geschiedenis die de Britse monarchie kent met erewraak, vergiftigingen, onthoofdingen en interne twisten waar tot op de dag van vandaag –in weliswaar meer geciviliseerde vorm- nieuwe hoofdstukken aan worden toegevoegd. De dood van icoon Diana, de telefoon-sex van prins Charles, het Nazi-uniform van zijn zoon Henry: er komt geen eind aan spraakmakende gebeurtenissen.

Geen geschreven constitutie

Het VK heeft een constitutionele monarchie als staatsvorm, maar de term ‘constitutioneel’ verdient enige toelichting, want het land kent geen geschreven grondwet. Wat de Engelsen als constitutie duiden is een samenstel van gewone wetten, ongeschreven gewoonteregels (common law) en politieke stelregels (conventions) waarop het staatkundige bestel is gebaseerd. Daarbinnen heeft de koning een aantal formele bevoegdheden. Zo benoemt hij de leider van de regeringspartij tot premier en benoemt op diens voordracht de ministers. De koning ondertekent wetten, evenals oorlogsverklaringen en internationale verdragen, verleent gratie en heeft nog enkele andere van dergelijke bevoegdheden. Vaak wordt beweerd dat de manoeuvreerruimte van het gekroonde staatshoofd nihil is, zoals blijkt uit het bekende gezegde dat de Engelse koning zelfs zijn eigen doodvonnis zal tekenen als de premier hem deze voorlegt. Zo ver is het echter nog niet gekomen, al werd Edward VIII in 1936 wel gedwongen door premier Baldwin om te kiezen tussen de troon of zijn voorgenomen huwelijk met de reeds twee maal gescheiden Amerikaanse mrs. Simpson. Hij koos voor de laatste.

Toch kan er subtiele manier gebruik van deze bevoegdheden worden gemaakt –in een samenspel tussen regering en koning- om het parlement te omzeilen. In de recente geschiedenis is dat twee keer gebeurd om gevoelige besluiten er door te drukken: de toetreding tot de EEG in 1972 en de Falklandoorlog in 1982. Beide keren betrof het premiers van conservatieve huizen: resp. Edward Heath en Margaret Thatcher. Bij kabinetsformaties is de rol van de Britse monarch beduidend minder van belang dan bijv. in Nederland, omdat het districtenstelsel er meestal voor zorgt dat de grootste partij ook de meerderheid in het parlement heeft. Maar in uitzonderlijke gevallen, zoals het tussentijds terugtreden van premier Macmillan in 1962, gebruikte Elizabeth II haar positie om tegen de wil van de Tories in niet Butler, maar Hume als premier aan te wijzen.

Naast deze formele bevoegdheden geldt uiteraard de ook in de Nederlandse situatie veel geciteerde regel van de 19de eeuwse Engelse econoom en criticus Walter Bagehot dat de koning ministers kan adviseren en waarschuwen. Het is de onzichtbare, oncontroleerbare macht van een monarch die door daar behendig mee om te gaan, regeringsbeleid vroegtijdig kan beïnvloeden.

Koninklijke walvissen en steuren

De Britse koningin hoeft niet op een houtje te bijten. Ze bezit paleizen, een kroondomein van 120.000 ha landbouwgrond, landgoederen in een reeks van graafschappen en de zeebodem rondom haar koninkrijk, waardoor ze op grond van eeuwenoude afspraken bizarre claims kan doen laten gelden. Zo zijn alle walvissen en steuren die op het land aanspoelen haar eigendom. Uit haar bezittingen komen heel wat revenuen voort. Zo levert een landgoed in Lancaster haar jaarlijks ruim 7 miljoen Engelse ponden op.  Maar wat zij aan inkomsten peurt uit haar privé-bezit is geheim. Ook de Britse belastingdienst weet dat niet: zij hoeft geen aangifte te doen, maar bepaalt zelf of en hoeveel belasting ze afdraagt. Erg scheutig is ze niet voor de staatskas, want bij het overlijden van haar moeder kreeg ze een erfenis waar ze naar schatting, volgende de regels voor gewone stervelingen, een kleine 20 miljoen pond belasting over had moeten betalen. Ze hield de knip echter gesloten, omdat haar ‘constitutionele onpartijdigheid een zekere mate van onafhankelijkheid voor de vorst verlangt’. Boven op haar inkomen uit privé-bezit krijgt ze een –belastingvrije- uitkering uit de staatskas. In totaal is dat jaarlijks zo’n 35 miljoen pond, waar ze haar huishouden van draaiend moet zien te houden, de werkpaleizen die ze van de staat in bruikleen heeft moet verwarmen en van op vakantie moet. En ze geeft haar man een jaarlijkse zakcent van 1 miljoen pond. Voor haar huishouden krijgt ze een vast bedrag –als onderdeel van die 35 miljoen- van 7,9 miljoen pond. Dit bedrag staat tot 2011 vast, hoewel ze het niet in zijn geheel uitgeeft, want ze schijnt nogal zuinig te zijn. Becijferd is dat ze de afgelopen tien jaar ruim 35 miljoen pond heeft overgehouden van haar huishoudgeld. En dat heeft ze niet teruggestort, maar bijgeschreven op de eigen bankrekening. Uit welke andere bronnen deze rekening nog meer wordt gespekt is onbekend, omdat ze niet verplicht is in enige vorm te rapporteren over zakelijke belangen die de koninklijke familie in bedrijven heeft.

Hielenlikker van de monarchie

Hoe populair is het Engelse vorstenhuis in ‘the kingdom by the sea’? Het vooroordeel bestaat dat de Britten, dol als ze zijn op tradities, ook hun koningshuis warm omarmen. Maar de monarchistische gevoelens zijn de laatste tien jaar sterk op de proef gesteld door een aaneenrijging van schandalen. Uit een reeks van recente opiniepeilingen blijkt dat een minderheid –die varieert tussen de 40 en 48% - van de Britten vindt dat het land er zonder koningshuis slechter aan toe zou zijn. The Guardian, de Britse kwaliteitskrant die principieel voor de republiek kiest, probeerde enkele jaren geleden in een hoofdredactioneel commentaar dit voor monarchisten zo beschamende cijfer te verklaren. Het waren niet zo zeer de schandalen, maar het was de onverschilligheid. ‘Het schijnt dat voor het grootste deel van het land het vorstenhuis niet langer enige relevantie heeft’. Alleen onder 55-plussers heeft het koningshuis nog een meerderheid. ‘Dit gegeven suggereert dat het monarchisme de komende jaren letterlijk zal uitsterven, om plaats te maken voor een of andere vorm van republikanisme. Het schijnt dat de nieuwe generatie het pleidooi van de politici voor modernisering ter harte heeft genomen – en dat zij weinig ruimte zien in een modern land voor zo’n archaïsch instituut.’

Volgens Paul Flynn (Labour-parlementariër), die ik enkele vragen voorlegde over de monarchie in zijn land, is het aantal republikeinen vrij constant: ‘zo’n 35% van de Britten zegt republikein te zijn, dat cijfer stijgt naar zo’n 45% als er koninklijke schandalen zijn.’

Hoe staat het met de republikeinse spirit onder politici?

Flynn: ‘Er is niet één partij die er openlijk voor uit komt republikeins te zijn. Natuurlijk zijn er wel republikeinse parlementariërs, daar reken ik me zelf ook toe. Toen mijn collega Kevin McNamara het voorstel deed om bij de installatie van parlementariërs de eed aan de koningin te vervangen door een eed aan de parlementaire democratie stemden daar 150 van de ruim 600 parlementariërs voor. Onder de conservatieven bevinden zich nauwelijks republikeinen. Ik schat dat bij Labour en de Liberal Democrats ongeveer éénderde republikein is. Als je naar de verschillende delen van het Verenigd Koninkrijk kijkt, zie je dat Engeland overwegend monarchistisch is, maar dat in Wales en Schotland de republikeinse gevoelens veel sterker zijn. In Noord-Ierland is de scheidslijn duidelijk: de protestanten zijn voor het koningshuis en de katholieken voor de republiek.’

Is er in het Lagerhuis ooit een principieel debat gevoerd over de monarchie versus de republiek?

Flynn: ‘Nee, het is haast onmogelijk om dat te organiseren. Ik heb ooit een wet ingediend om de monarchie op te heffen. De koningin moet formeel toestemming geven om een wet een tweede lezing te geven. Zij gaf die ook voor mijn wet, maar een meerderheid in het parlement heeft elke verdere voortgang van de wet verijdeld. Ook de vele schandalen geven nooit aanleiding tot een parlementair debat, omdat wij door onze regels het parlement niet over de monarchie mag discussiëren en dus feitelijk gedwongen is als hielenlikker van de monarchie te fungeren.’

Wat denk je, is het VK nog een koninkrijk in 2100?

Flynn: ‘In het algemeen gesproken zijn de 60-plussers loyaal royaal, is er een grote onverschilligheid bij de categorie tussen 30 en 50 jaar en vijandigheid onder de jongeren. Velen irriteren zich aan de oude hap, maar de twee jonge prinsen hebben glamour en kunnen het tij keren. Maar er is ook een reële mogelijkheid dat zij zullen inzien dat het leven dat zij moeten leiden onmogelijk is en dat zij uit dit glazen klooster breken. Dat zou het einde betekenen.’

Republikeinse beweging bloeit op

In de media geldt de regel niet dat er over het koningshuis gezwegen moet worden. Integendeel, er is sprake van een openhartige berichtgeving. Niet alleen wordt elk schandaal breed uitgemeten in de tabloids, maar ook de serieuzere pers laat zich niet onbetuigd. Zo spreken naast The Guardian, ook The Independent en The Economist zich in hun commentaren regelmatig uit voor de republiek. Dat is toch andere koek dan de lakeien-positie die vergelijkbare kranten in Nederland innemen.

En uiteraard zijn er ook verschillende republikeinse organisaties. De actiefste is Republic, die er een actuele website op na houdt, publicaties verzorgt (meest recent: ‘Ending the Royal Farce, The Case for an Elected Head of State’), lokale afdelingen heeft en een petitie organiseert om een referendum te krijgen met simpele vraagstelling: ‘Wilt u voortaan dat het staatshoofd wordt gekozen?’.

In haar argumentatie tegen de monarchie gebruikt Republic veel argumenten die Nederlandse republikeinen bekend in de oren klinken. Niet de vorst of het parlement maar de burgers behoren soeverein te zijn. In een democratie maken de burgers uit wie het staatshoofd wordt, en niet de ‘genetische loterij van de familie Windsor’. Republic ergert zich aan de versleten tradities die parlementaire ceremonies moeten opluisteren en bekritiseert de devaluatie van academische posities, militaire uniformen en onderscheidingen die de ‘Royals’ zonder enige prestatie te leveren in de koninklijke schoot krijgen geworpen. Maar er worden ook argumenten gebruikt die van toepassing zijn op de Britse situatie. De vorm van zelfbestuur die Londen, Schotland, Wales en –weliswaar door specifieke omstandigheden- Noord-Ierland hebben gekregen, maakt onvermoede democratische krachten los, die de vanzelfsprekendheid van de monarchie ondergraven. En dan de situatie binnen de Windsor-familie. De koningin is nu 79, kroonprins Charles wordt –ook door monarchisten- met argusogen bekeken en zijn zoon William is nauwelijks droog achter de oren. Dat geeft extra spirit aan de campagne die Republic nu voert, waarbij zij vijf speerpunten hanteert:

·      een actieve campagne voor een direct gekozen staatshoofd;

·      vervanging van de parlementaire eed aan de koningin door een eed aan de democratie;

·      wijziging van de regels in het parlement om discussie over de monarchie in het Lagerhuis mogelijk te maken;

·      een breed opgezette constitutionele conventie over monarchie en republiek;

·       een referendum over het kiezen van het staatshoofd.

Over de invulling van het presidentschap heeft Republic ook nagedacht. Ze wil die niet beperken tot het knippen van linten en andere ceremoniële taken, al laat ze de precieze uitwerking van de bevoegdheden over aan de hiervoor genoemde constitutionele conventie. Wel zal er een afzettingsprocedure moeten komen,  kan hij of zij maximaal twee termijnen ‘in office’ zijn en zal de president ook de hoogste legeraanvoerder zijn, zij het onder controle van de regering. Met een schuin oog naar de huidige praktijk wordt van de president verlangd dat zijn familie blijft doen wat ze al deed en dat zowel zijn residentie als zijn staf bescheiden is. En de scheiding tussen kerk en staat krijgt een zetje in de goede richting, want de president zal niet langer hoofd van de Anglicaanse kerk zijn.

Met dit wenkend perspectief gaat Republic de boer op, waarbij ze dit jaar voor het eerst ook actief aanwezig was met een informatiestand op de jaarlijkse partijconferenties van Labour en de Liberal Democrats. Volgens campagneleider Graham Smith was dat succesvol: ‘we waren erg populair, er stonden rijen mensen te wachten om onze petitie te ondertekenen en met onze vrijwilligers te praten’. En deze standwerkers  sloegen een realistische toon aan, want  Republic heeft geen illusie dat met het verdwijnen van de Windors het Verenigd Koninkrijk –waarvoor trouwens ook een nieuwe naam zal moeten worden bedacht- in een soort Utopia verandert. Wel heeft ze er vertrouwen in ‘dat het Britse volk bekwaam genoeg is om een ondemocratische constructie, die vastgeklonken zit aan het verleden, te vervangen door een democratisch, eerlijk, open en toekomstgericht instituut.’