Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Vegen met het dualisme

Aanpassing van enkele wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur

In februari 2002 heeft de Eerste Kamer de Wet dualisering gemeentebestuur aanvaard. Klik hier voor mijn bijdrage aan dat debat. Deze ingrijpende wet heeft, hoe jong ook, al weer enige gebreken. Bovendien heeft de regering bij de behandeling in de Eerste Kamer enkele toezeggingen gedaan, die in deze wet zijn verwoord. Zoals de verplichte openbaarheid van de besluitenlijsten van B&W. Daarom is er een aanpassingswet gemaakt (ook wel veegwet genoemd). In de schriftelijke voorbereiding van deze wet heb ik het volgende ingebracht.

Enkele algemene opmerkingen

De Wet dualisering gemeentebestuur is nu een half jaar van kracht. Een eerste evaluatie is sinds kort beschikbaar. Opvallend -en beperkend- is dat deze evaluatie alleen betrekking heeft op de invoering van institutionele aspecten van dualisering. Onder wie is de enquęte, op basis waarvan de evaluatie is gedaan, gehouden? M.a.w.: wie heeft de enquęte ingevuld? Komt ook de opvatting van raadsleden nog aan bod? Hoe worden de meer politieke en culturele aspecten onderzocht en geëvalueerd? Komt in een vervolgonderzoek ook de revitalisering van het politieke debat in de gemeenteraad aan bod?

GroenLinks is voorstander van ontvlechting van raad en college, maar ziet niet in hoe het overhevelen van bestuursbevoegdheden van raad naar college kan bijdragen aan een sterkere positie van de gemeenteraad? Wordt dit punt ook in het onderzoek betrokken? Hoe verhoudt deze eerste evaluatie met de in de Wet dualisering gemeentebestuur aangekondigde evaluatie en met de tussenrapportage van deze evaluatie die uw voorganger in de Eerste Kamer heeft toegezegd?

In de begroting 2003 van het ministerie van BZK wordt gesproken (blz. 19) over een evaluatie die per 1 januari 2005 wordt afgerond. Vervolgens wordt gesproken over een tweede fase van de formele dualisering, nl. de verdere concentratie van bestuursbevoegdheden bij het college. Zou het niet logisch zijn om deze tweede fase pas in gang te zetten als de evaluatie van de eerste fase bekend is? Waarom wordt er anders geëvalueerd?

Hoe beoordeelt de regering het bericht in het Parool van 19 september jl., waarin de conclusie wordt getrokken dat het in de gemeenteraad van Amsterdam nergens meer over gaat? Is Amsterdam het voorland van wat de gemeenteraden te wachten staan als alle bestuursbevoegdheden bij het college zijn geconcentreerd?

Term ‘dagelijks bestuur’ deelraden

In de wet wordt regelmatig de term ‘dagelijks bestuur’ gebezigd, daar waar het om deelraden gaat. Nu is de definitie van een dagelijks bestuur dat het een deel van het algemeen bestuur is dat is opgedragen met de dagelijkse gang van zaken. Met de ontvlechting, ook op deelraadsniveau, gaat dit niet meer op: leden van het dagelijks bestuur zijn per definitie geen lid van het algemeen bestuur, cq. de deelraad. Moet dit niet leiden tot een andere term?

De eed (artikel IV, Da)

Waarom is er niet voor gekozen de tekst van de eed aan te passen, zodat mensen die willen zweren, maar een ander geloof aanhangen, kunnen zweren bij die andere god? En de tekst vervolgens zo te nuanceren dat ook zij die niet bij een ‘almachtige’ god willen zweren toch de eed kunnen afleggen?

Openbare besluitenlijst B&W (artikel IV, F)

De fractie van GroenLinks is verheugd over het feit dat de minister haar suggestie heeft willen volgen om in deze veegwet de openbarheid van de B&S-besluitenlijsten vast te leggen. Maar waarom is er voor gekozen hier de toevoeging ‘op de in de gemeente gebruikelijke wijze’ toe te voegen? Is het niet zo dat juist de Wet dualisering gemeentebestuur veronderstelt dat er veel dingen niet meer ‘op de in de gemeente gebruikelijke wijze’ gebeuren? Bent u bereid te entameren dat gemeenten een actieve openbaarheid nastreven en ten minste ook nieuwe wegen inslaan, zoals het publiceren op de website van de gemeente? Deze zelfde vraag geldt ook de door de Tweede Kamer per amendement ingelast artikel CA (art. 23a lid 5), waarin dezelfde formulering wordt gebezigd.

Gemengde commissies van bezwaar en klachten (artikel I)

Waarom heeft de regering er voor gekozen artikel 84 lid 2 zo te wijzigen dat zowel raadsleden als collegeleden in bezwaar- en klachtencommissies kunnen plaatsnemen? Is dat niet in strijd met de ontvlechting? Hoe kan de controlerende taak van raadsleden worden verstrekt als ook wethouders deel uit maken van een dergelijke commissie? Bent u ook van plan te entameren dat er bewindslieden zitting gaan nemen in de Commissies voor de Verzoekschriften van Eerste en Tweede Kamer?

Openbaar belang (artikel Q)

Wat is er nog aan verschil over tussen de mogelijkheden die een onderzoekscommissie uit de raad heeft m.b.t. het horen van collegeleden nu er in artikel 155e een derde lid is toegevoegd, waarbij de mogelijkheid wordt geopend geen informatie te geven als dit in strijd is met het openbaar belang? U verwijst naar artikel 169 lid 3 van de gemeentewet, waarin hetzelfde voorbehoud wordt gemaakt m.b.t. het beantwoorden van mondelinge of schriftelijke vragen, maar juist dit artikel leidt er toe dat de onderzoekscommissie geen extra middel heeft dan de raad al heeft, terwijl het onderwerp van zo’n commissie het gevoerde collegebestuur is. Bent nu niet met ons van mening dat deze wijziging een uitholling is van het lokale enqueterecht? Waarom heeft u niet overwogen in de wet op te nemen dat het verstrekken van dergelijke gegevens in een besloten vergadering van de onderzoekscommissies kunnen plaatsvinden, dan wel schriftelijk, onder voorwaarde van geheimhouding? Waarom heeft u niet overwogen in de wet op te nemen dat het aan de commissie is om te beslissen of de gevraagde informatie in strijd met het openbaar belang is?

Burgemeester

Het heen- en weerschuiven van wettelijke bepalingen m.b.t. de vestigingsplicht van burgemeesters heeft er uiteindelijk toe geleid dat er niets is veranderd en dat de Commissaris der Koningin de burgemeester ontheffing kan verlenen van de vestigingsplicht. Waarom is er niet voor gelijke behandeling gekozen tussen wethouders en burgemeesters, nu wethouders ook van buiten de woonplaats kunnen komen?

In het duale, lokale bestel blijft de burgemeester in een spagaat: zowel voorzitter -en lid- van het college, als voorzitter van de raad, die het college moet controleren. Bent u niet met ons van mening dat, welke variant voor de gekozen burgemeester ook uit de bus moge rollen, dit gepaard moet gaan met wetswijzigingen die het voorzitterschap van de raad in handen legt van een uit het midden van de raad te kiezen raadslid?

Aangenomen moties

Hoe is de actuele stand van zaken m.b.t. de door de Tweede Kamer aanvaarde moties m.b.t. het project ‘een impuls voor de politieke cultuur’, de financiële compensatie en de tijdsbestedingsnorm voor wethouders.