Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Subsidie politieke partijen

Wijziging van de wet subsidiëring politieke partijen

 plenair 28 mei 2002  wet nr 27894

De wet voorziet in een gefaseerde verhoging van subsidie tot 6,7 miljoen euro in 2001 en 9 miljoen in 2002. Punt van discussie was dat de tweede tranche niet geoormerkt voor de in de wet genoemde activiteiten maar een verhoging van het basisbedrag betrof. Bij wetenschappelijke instituten m.n. ontstond de angst dat zij langzaam maar zeker in de verdrukking zouden komen. Het kabinet hecht echter in toenemende mate aan de bestedingsvrijheid van partijen en baseert zich daarbij mede op een motie van de TK die zorg uitspreekt over de financiële positie van partijen m.n. door dalende ledentallen.

Minister de Vries heeft, o.a. bij de overhandiging van het eerste exemplaar van de GroenLinks-nota m.b.t. de zesde macht in duidelijke bewoordingen het belang van wetenschappelijk werd van partijen onderstreept. Dat veronderstelt dat er een (financiële/subsidie) garantie voor het wetenschappelijk werk moet zijn. Die is er natuurlijk ook in de huidige wet, maar met het eenzijdig optrekken van het basisbedrag komt de subdidiering voor het wetenschappelijk werk er relatief bekaaider van af. Nu zit er ook wel iets in de redenering dat partijen zelf ook het belang moeten inzien van wetenschappelijk werk wat o.a. moet blijken uit een doorsluizen van een deel van algemene subsidiegelden naar wetenschappelijk werk.

Toch vindt GroenLinks dat dit punt beter meegenomen had kunnen worden in de discussie over de herijkingsnota en ook de tweede tranche gelijkmatiger te verdelen over de verschillende subsidiebedragen die de wet nu kent.

De Notitie Herijking Wet subsidiering politieke partijen komt op een bijzonder moment. De ondertekenaar, minister De Vries, is demissionair en komt zo goed als zeker niet in een nieuw kabinet terug. Bovendien hebben de kiezers het politieke krachtenveld zodanig herijkt dat vele vragen dringender dan ooit op veel politieke partijen afkomen. Deels hebben die vragen -soms indirect - ook te maken met het functioneren van die partijen. De interne gerichtheid, het geringe recruteringsvermogen, de schamele democratische interne procedures, de vermenging van partij als vereniging van politiek gelijkgezinde burgers die via de volksvertegenwoordiging politieke doelen wil bereiken met de functie van overheid en staat. De moderne burger zweeft, los van partijbinding, en let vooral op de uitstraling, authenciteit en aansprekendheid vpolitici.

Heeft het huidige klimaat t.a.v. politieke partijen hetzelfde effect als het broeikaseffect voor de ijsbeer, nl. een langzaam maar zekere verdwijning? Op het gevaar af voor eigen parochie te preken: ik denk van niet. De vitaliteit van de democratie heeft wel meer crises gekend: in de jaren ‘50 en eerste helft ‘60, het hoogtepunt van verzuiling, waren de ledencijfers van politieke partijen ongekend hoog, maar was het overgrote deel van de bevolking uitgesloten van iedere inspraak en medezeggenschap. De democratiserings- en polarisatiegolf die daarop volgde werkte louterend voor het verstarde culturele, democratische en politieke klimaat. Nu lijkt de samenleving op drift, vol onbehagen, vol rancune, vol frustraties van niet snel gehonoreerde wensen in een politieke omgeving waar terugdringen van het financieringstekort de maat der dingen was. Politieke tegenstellingen kunstmatig werden toegedekt en er te weinig oplossingen werden geboden voor problemen waar delen van de (randstedelijke) bevolking mee te maken hadden. De politiek leeft, maar vele partijen verkeren in een crisis.

Ieder partij moet natuurlijk zelf maar zien hoe ze met de actuele situatie omgaat. In de Notitie, die natuurlijk eerst in de TK besproken gaat worden, wordt het belang van politieke partijen onderstreept, maar verder weinig woorden vuil gemaakt aan veranderende omstandigheden waaronder partijen functioneren. Dat kan gemakzucht zijn, maar ook behoedzaamheid: het is niet aan het kabinet om quasi-wetenschappelijke analyses te maken. Maar ook in het wetenschappelijk advies, als bijlage bij de Nota gevoegd, mis ik zelfs een aanzet daartoe.

Enkele opmerkingen over de notitie:

1. Akkoord met het uitgangspunt dat subsidiëring van politieke partijen, als dragers van het democratische proces, subsidie krijgen; niet in te zien valt waarom alleen de leden van partijen voor deze maatschappelijk belangrijke functie financieel moeten opdraaien. Terecht dat in de Notitie ook openingen worden gemaakt naar lokale partijen en nieuwe partijen die een positie proberen te verwerven. De vraag is of de huidige partijvormen het democratisch proces niet eerder remmen dan bevorderen, m.a.w. in de subsidiemaatstaven zal voldoende ruimte moeten zitten om nieuwe vormen van partijdeelname aan het democratisch proces te bevorderen.

2. Basis voor subsidie is nu zetels in TK/EK; wordt terecht opgerekt naar nieuwe, aan verkiezingen deelnemende partijen. Grondslag veranderen in behaalde stemmen (voor TK). Lastig voor partij die niet in TK maar wel in EK zit. Ook partijen die geen zetel halen kunnen dan alsnog subsidie krijgen. Ledental (bepleit door SP) vindt de minister een minder zuiver criterium. Toch wordt het dalend ledental van een aantal partijen als groot probleem gezien. Ledenwerving wordt ook als subsidiabele activiteit in de nota genoemd. Dat is nogal tegenstrijdig.

3. Partijen moeten niet te afhankelijk worden van subsidiering; we zien wel iets in de Duitse regeling dat ontvangen subsidie niet uitstijgt boven de eigen inkomsten. Wat dat betreft: constatering in wetenschappelijk advies dat er een verband zou bestaan tussen hoogte van subsidiëring van politieke partijen en waardering van politieke partijen door het publiek. Uit Europees onderzoek blijkt daartussen een verband te bestaan, althans de adviseurs van de minister achten het waarschijnlijk dat partijen minder vertrouwen hebben (Italië, Duitsland, Frankrijk, België) naarmate zij zich een te ruime toegang tot de staatskas hebben verschaft.

4. Notitie stelt voor aantal te subsidieren activiteiten uit te breiden met drie (ledenwerving; werving en selectie politieke ambtsdragers en informatievoorziening en verkiezingscampagnes). In feite bestrijkt het daarmee, samen met de oude activiteiten, het gehele werkveld van partijen. Als bodem voor inhoudelijke bemoeienis stelt de notitie dat subsidiering wordt gestaakt als er een onherroepelijk veroordeling is van de partij wegens discriminatie. Is dat alleen in gedrukte/digitale vorm? ‘De partij’ of ‘individuele leden namens die partij’? Als bijv. het kamerlid Leen van Dijke veroordeeld zou zijn anti-homo-uitspraken: zou dat aanleiding zijn tot het staken van subsidie? En wat zijn de gronden: die in het strafrecht worden genoemd of ook die uit de Algemene wet Gelijke Behandeling?

5. Notitie stelt voor giften en sponsoring te beperken (op jaarbasis niet meer dan 10.000 euro) en openbaarmaking (bijv. in staatscourant). Geen verbod op sponsoring; waarom is onduidelijk. Met de forse uitbreiding van subsidie had een verbod op sponsoring meer dan voor de hand gelegen. Schemergebied van giften/sponsoring-in-natura.

Al met al een notitie die genoeg punten aandraagt voor discussie en een nieuwe Wet op de partijfinanciering. Voortgaand overleg met politieke partijen over deze wet? Iets anders is of verbreding van de subsidiegrondslag en ruimere subsidiëring partijen uit een crisis helpen. Daar zijn andere discussies voor nodig die ook op andere plekken gevoerd moeten worden.