Stop de groene tunnelvisie

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Stop de groene tunnelvisie

(Gepubliceerd in de Helling (GroenLinks) kwartaalblad voor linkse politiek, lente 2015, nr 1.)

Naomi Klein heeft met haar jongste boek ‘No Time; Verander nu, voor het klimaat alles verandert’ in 2014 een indrukwekkende derde deel toegevoegd aan wat beschouwd kan worden als haar levenswerk: het analyseren van de vele onrechtvaardigheden in de westerse samenleving, die wereldwijd een dramatisch effect hebben op de kwaliteit van het leven van miljarden mensen. In 2000 brak zij met ‘No Logo; De strijd tegen de dwang van de wereldmerken’ door. In deze ‘bijbel van de antiglobalisten’ fileert zij de samenhang tussen neoliberalisme, globalisering, massacultuur en uitbuiting. In 2007 volgde ‘De Shockdoctrine; De opkomst van rampenkapitalisme’. Hierin ontleedt zij de ontketening van privatisering en marktwerking door economen van de Chicago School. Zij stortten met hun adviezen transitielanden als Polen, Zuid-Afrika, Rusland, Chili en, als cynisch dieptepunt, Irak, in een ongekende crisis van politieke desoriëntatie, economische ineenstorting en collectieve angst. 

Volgende economie

Internationaal, en ook in Nederland, worden haar boeken goed verkocht, hopelijk gelezen en positief gerecenseerd door de serieuze pers.  In november jl., tijdens het International Documentary Film Festival Amsterdam (IDFA), was de grote zaal van Tuschinski in ‘no time’ uitverkocht, toen bekend werd dat zij daar door Joris Luyendijk gedurende een kleine twee uur werd geïnterviewd. Deze publieke belangstelling staat in schril contrast tot de politieke. Toen Thomas Piketty met zijn ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’ ten tonele verscheen, was zijn ontvangst beduidend stormachtiger. Na een optreden in een uitverkocht Paradiso, werd hij door de GroenLinkse parlementariër Jesse Klaver uitgenodigd voor een ontmoeting met de Tweede Kamer. Piketty’s boek is minstens zo dik en overtuigend als ‘No Time’ van Klein. Maar minder grensverleggend. Waar Piketty schrijft over het ‘heroveren’ van de controle door de democratie op het kapitalisme, betoogt Klein dat dit ‘model dat zo verraderlijk is dat je nergens nog veilig bent’ plaats moet maken voor een ‘volgende economie’. Waar Piketty terecht pleit voor een progressieve inkomstenbelasting en een wereldwijde vermogensbelasting, zet Klein in op een mix van (stedelijk) overheidsingrijpen en de veranderingskracht van talrijke bewegingen die gesteund door progressieve krachten die ‘volgende economie’ dichterbij moet brengen. ‘Het socialiseren van de energiesector’ gaf zij in Amsterdam als antwoord op de vraag wat links zou moeten doen.

De macht van de energiesector

In ‘No Time’ relateert Naomi Klein globalisering, privatisering en marktwerking met wat zij als een van de grootste bedreigingen van het leven op aarde beschouwt: de klimaatverandering.

Aan de hand van prangende voorbeelden laat zij zien hoe ver de milieuvernietigende kracht van de grote oliemaatschappijen reikt. Zij beschrijft de praktijken van Shell en consorten in Afrika, Europa, de VS en Canada, waar oliemaatschappijen olie en (schalie)gas winnen met smeergelden, geoliede lobbyactiviteiten, bluf en steun van gecorrumpeerde of laffe overheden. Maar vooral op grond van hun machtspositie: ‘als je natuurlijke hulpbronnen verkoopt waarop hele economieën zijn gebouwd – en de macht bezit om beleid dat echte alternatieven zou bieden te blokkeren – moeten de mensen je producten wel kopen, of ze je aardig vinden of niet’. Klein maakt gehakt van de ook in links populaire opvatting dat de oliemaatschappijen betrouwbare, dan wel noodzakelijke partners zijn in het ontwikkelen van duurzame energie. Zij analyseert de vele honderden miljarden euro’s die Exxon, BP, Shell, Chevron enz.  wereldwijd geïnvesteerd hebben in fossiele brandstofreserves die hen de komende 25 tot 40 jaar in staat moeten stellen hun productie, en daarmee de tevredenheid van hun aandeelhouders, op peil te houden. De totale waarde van deze voorraad wordt geschat op 19 duizend miljard euro. Om de stijging van de opwarming van de aarde met 2 graden in te tomen zou 80% van de voorraad in de bodem moeten blijven. Geen wonder, zo redeneert Klein, dat de oliemaatschappijen vol in het geweer komen tegen ‘elk snippertje wetgeving’ dat emissies probeert in te dammen.

Wie de recente partijprogramma’s van PvdA, SP en GroenLinks ter hand neemt, leest vele ideeën om het gebruik van alternatieve energie te stimuleren. Maar de positie van de particuliere energiesector blijft nagenoeg buiten beschouwing. PvdA en GroenLinks willen dat belastingvoordelen en subsidies op fossiele brandstoffen worden afgeschaft en de SP vindt dat de netwerkbeheerders publieke bedrijven moeten blijven, maar dat is het dan ook wel. Ook in hun Europese verkiezingsprogramma komen de Shells van deze wereld goed weg.

Emissiezwendel

Klein heeft geen last van een groene tunnelvisie. Ze weerlegt de opvatting dat met slimme technieken, ontwikkeld door goedwillende bedrijven, de klimaatverandering gestopt kan worden. Tegelijkertijd zullen andere, veel machtigere, marktpartijen innovatieve manieren ontwikkelen om nu nog moeilijk bereikbare fossiele brandstoffen uit de aarde te halen, waardoor de emissiewinst van ‘groene’ innovaties vele malen teniet zal worden gedaan. Deze redenering is overigens niet nieuw. In het in 1972 verschenen ‘Milieuboekje’ hekelde de in 2013 overleden Bram van der Lek  al de ‘tovenaarsleerling’ gedachte, dat de technologie het wel zal oplossen. Hij constateerde dat veel bedrijven een januskop hebben en dat ‘het kapitalistische systeem’ door de tovenaarsleerling eerder versterkt dan verzwakt wordt. ‘Milieu beheren is de maatschappij hervormen’ concludeerde hij, en dat is precies ook het credo van Naomi Klein, 42 jaar later.

Zij problematiseert nadrukkelijk de relatie tussen de klimaatverandering en de privatiseringsgolf, de oprukkende vrije markt doctrine en de groeiende tegenstelling tussen rijk en arm. Met talrijke, soms zeer wrange, voorbeelden toont ze aan dat bezuinigingen op publieke voorzieningen niet alleen de armsten treffen, maar dat deze tevens de rijken en machtige ondernemingen bevoordelen met o.a. een verhoogde emissie van koolstof als resultaat.

Klein bekritiseert de vrijhandelsakkoorden van de VS de EU als een bedreiging van het klimaat én de democratie, omdat deze akkoorden bedrijven in staat stellen met succes processen te voeren tegen landen die nationale wetgeving willen doorvoeren om uitstoot in te dammen. Zij geselt het emissiehandelssysteem, dat een hele stoet zwendelaars naar ontwikkelingslanden heeft gebracht, waar zij met onleesbare contracten en valse beloften natuurgebieden van inheemse volken aftroggelen en deze voor veel geld op de CO2 –markt verpatsen. Ander, terecht, kritiekpunt is dat met de verplaatsing van westerse productiebedrijven naar ontwikkelingslanden de uitstoot die daar plaats vindt voor de productie van westerse consumptiegoederen emissies niet op grond van het consumptie-principe worden toegerekend. Zo krijgen de armste landen ook nog de relatief zwaarste milieueisen voor de kiezen.

In de landelijke verkiezingsprogramma’s van de linkse partijen wordt het verband tussen sociale, economische en ecologische politiek nauwelijks gelegd. Jazeker, met name GroenLinks, bepleit een vergroening van de economie en slimme, duurzame innovaties op vele terreinen, maar nergens wordt de relatie gelegd met economische machtsposities. Linkse partijen bekritiseren in meer of mindere mate de marktwerking in sommige sectoren, vooral in de gezondheidszorg. Maar nergens wordt in een samenhangende visie de strijd tegen armoede, tweedeling, afbraak van publieke voorzieningen, marktwerking, privatisering en klimaatverandering met elkaar verbonden. Laat staan dat een belangrijke voorwaarde voor succes, een onder democratische controle brengen van het grote bedrijfsleven, wordt benoemd. Mede daardoor ontbreekt een kansrijke strategische visie op maatschappelijke verandering, die brede steun moet hebben.

Klimaatsceptici begrijpen het beter

Ruim aandacht besteedt Klein aan de door de olie-industrie en conservatieve fondsen gesubsidieerde beweging van de sceptische klimaatwetenschappers. Ze bezoekt hun congressen, analyseert hun artikelen en woordvoerder en komt tot de verrassende conclusie dat de zij de implicaties van de klimaatverandering beter begrijpen dan links. Het tegengaan van de opwarming van de aarde vereist een radicale ingreep in de sociaaleconomische verhoudingen, en dat is het laatste wat de industrie en conservatieven willen.

In het verleden hebben linkse emancipatiebewegingen grote overwinningen geboekt, maar waarom komen ze niet in beweging als het om klimaatverandering gaat? Waarom, zo vraagt Klein zich af, is er niet naar Karl Marx geluisterd, die de ‘onherstelbare breuk’ hekelde van het kapitalisme met ‘de natuurlijke wetten van het leven zelf’? Zij zoekt het antwoord in verschillende richtingen: behoud van werkgelegenheid waardoor vakbonden niet thuis geven, de Keynesiaanse opvatting binnen sociaaldemocratisch links dat economische groei nogal altijd ziet als een voorwaarde voor herverdeling, de grove milieuschendingen van het zogenaamde reëel bestaande socialisme, waar communisten zich aan committeerden.

Machtsvorming

Als positivo ziet –en beschrijft Klein- talloze hoopgevende initiatieven. Kopenhagen en Stockholm die het gebruik van de auto drastisch hebben teruggedrongen, Hamburg dat er na een referendum voor koos de controle op de energievoorziening weer in eigen handen te brengen, succesvolle bewonersinitiatieven van Griekenland tot Ecuador en van inheemse volken (‘first nations’) van Canada tot Nieuws-Zeeland die erin slagen mijnindustrieën een voet dwars te zetten in hun voortdurende jacht naar nieuwe olie- of gasvelden. Wat dit laatste betreft: zij analyseert nauwkeurig dat door de eindigheid van gemakkelijk te winnen fossiele brandstof voorraden, in vaak afgelegen gebieden, de oliemaatschappijen gedwongen dichter in de buurt van de bewoonde wereld hun slag willen slaan. Dit leidt tot acties, bijv. in de VS en Canada, van normaliter gezagsgetrouwe bewoners, van wie de schellen van de ogen zijn gevallen.

Klein bepleit een zo breed mogelijk bondgenootschap van de milieubeweging met bijvoorbeeld anti-armoede activisten en bewoners die opkomen voor betaalbare huisvesting in binnensteden. Niet alleen omdat die groeperingen opkomen voor sociaal rechtvaardigheid, maar ook omdat de vermindering van koolstofuitstoot gediend is met goed openbaar vervoer, betaalbare huisvesting en andere publieke voorzieningen. En omdat er een massabeweging nodig is die het kan opnemen tegen het ‘gebundelde verzet van het bedrijfsleven tegen op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde uitstootreductie’.

Je kunt haar pleidooi voor de vorming van zo’n brede coalitie cynisch afdoen als een schreeuw in de nacht. Maar zij vergelijkt de strijd tegen de klimaatverandering met andere historische omwentelingen die er ook niet vanzelf zijn gekomen, zoals de afschaffing van de slavernij, de invoering van het algemeen kiesrecht, vrouwen- en homorechten. En wijst op de talrijke, vaak half geslaagde, of met geweld teruggedraaide sociaaleconomische hervormingen: de New Deal in de VS, de nationalisering van de mijnindustrie in het Chili van Allende, de sociale programma’s van sociaaldemocratische regeringen in Latijns-Amerika. Positief, zij het niet kritiekloos, oordeelt ze over nieuwe sociale/politieke bewegingen als Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje.

De klimaatbeweging hoeft zichzelf niet uit te vinden, betoogt Klein. Ze is er al: verdeeld over allerlei terreinen, stromingen en gebieden. Het is de historische taak van progressieve krachten op het juiste moment (= bij een volgende crisis) de ideologische, democratische, ecologische en sociaaleconomische strijd met elkaar te verbinden. Links kan zo de alom gehoord kritiek van ideologische armoe, morele dwaling en elitaire onthechting overstijgen.

Een beroep op het morele én materiële aspect, met een forse dosis welbegrepen eigen belang, is daarbij cruciaal: het is niet het vaak gehoorde ‘redt de aarde’, maar ‘redt de mensheid’. De aarde zal immers een drastische klimaatverandering wel overleven, de mensheid echter niet…. 

Leo Platvoet

 

 ‘No Time; Verander nu, voor het klimaat alles verandert’, ‘No Logo; De strijd tegen de dwang van de wereldmerken’ en ‘De Shockdoctrine; De opkomst van rampenkapitalisme’ zijn alle verschenen bij Uitgeverij De Geus.

Meer over Naomi Klein, zie: www.naomiklein.org

Op het internet (Naomi Klein heeft ruim 77 miljoen hits op Google) is uiteraard veel meer informatie te vinden. Een uitgebreid interview met haar staat op de website van de Amerikaanse publieke omroep.