|
|
Monarchieën
in Europa: Spanje Een nauwelijks betwiste erfenis (Dit
artikel is gepubliceerd in De Republikein van maart 2007) Het
koninkrijk Spanje kwam in 1469 door een huwelijk tot stand, toen de
‘katholieke koningen’, Ferdinand II van Aragón en Isabella van Castilië
met elkaar trouwden. Eeuwenlang was Spanje door de Moren overheerst. Dat begon
vroeg in de 8ste eeuw. Vanuit verschillende staatjes werd de christelijke
Reconquista ingezet, die langzaam maar zeker terrein won. In 1212 werd het
centrale Castilië veroverd; in 1250 volgde Zuid-Spanje, met uitzondering van
Granada. Met dit huwelijk kwam een nauwe band tussen kerk, koningschap en staat
tot stand. Afwijkingen werden hard gestraft door de gevreesde Hermandad en de
Inquisitie, die nauw samenwerkten. Een religieuze zuivering vond plaats in 1492
toen Grenada als laatste Moors bolwerk werd veroverd en honderdduizenden joden
uit Spanje werden verjaagd. Het
echtpaar werd in 1516 opgevolgd door hun kleinzoon, Karel I van Habsburg, met
voorbijgaan van hun dochter -en zijn moeder-
Johanna de Waanzinnige. Deze Johanna werd in 1504, toen Isabella
overleed, weliswaar tot koningin gekroond, maar na de dood van haar man Filips
de Schone in 1506, raakte zij geheel de weg kwijt. Zij liet hem balsemen, stopte
hem in een loden kist op haar slaapkamer, in de hoop dat hij op een morgen weer
zou herrijzen. Zij werd krankzinnig verklaard en haar vader nam tot 1516 het
koninklijke heft in handen. Karel I, die overigens spaarzaam in Spanje verbleef
en zich omringde met Nederlandse edelen en raadgevers, verwierf zich een
wereldrijk: Spanje, de Bourgondische landen, het Duitse Rijk (als Karel V) en de
Amerikaanse koloniën. Spaans
verval Karel werd opgevolgd door zijn zoon Filips II (1556–1598).
Deze verloor het Duitse Rijk, maar veroverde in 1580 Portugal. Zijn poging om de
Nederlandse gewesten in het katholieke gareel te houden kostte veel bloed, zweet
en tranen. Deze –en andere oorlogen- brachten Spanje op de rand van het
bankroet. De vele rijkdommen die uit Amerika werden geroofd, wogen daar niet
tegen op. De paranoïde en besluitenloze vorst, die nauwelijks zijn enorme
paleis –het Escorial- uit kwam, werd na zijn dood in 1598 opgevolgd door zijn
zoon, Filips III, ook wel ‘de vrome’ genoemd. Het regeren liet hij aan de
hertog van Lerma over, hij had meer interessen in de jacht, dans en dichten.
Zijn zoon, Filips IV, regeerde van 1621 tot 1665. In zijn regeerperiode kwam een
einde aan de Tachtigjarige oorlog (1568-1648) en erkende hij de Republiek der
Zeven Verenigde Nederlanden. Vele andere oorlogen (tegen Duitsland, Italië,
Frankrijk) en het verlies van
Portugal (in 1640) holden de positie van Spanje verder uit. Ook in zijn
persoonlijk leven werd rampspoed hem niet bespaard. Hij trouwde eerst met de
dochter van de koning van Frankrijk en daarna met de dochter van de keizer van
het Duitse Rijk. Uit beide huwelijken werden tien kinderen geboren, waarvan er
drie volwassen werden. Zijn jongste kind volgde hem op vierjarige leeftijd in
1665 als Karel II op. Zijn moeder nam echter de honneurs waar, want Karel was
zowel geestelijk als lichamelijk gehandicapt. Hij had in versterkte mate alle
lichamelijke mankementen van de Habsburgers: een enorm groot hoofd, uitstekende
onderkaak en een grote tong die hem het spreken belette. Lopen en zien ging heel
moeilijk. Lezen en schrijven was hij niet bij machte. Geestelijk kwam hij nooit
boven het niveau van een kind uit. Desalniettemin slaagde de Europese royalty
erin hem twee keer aan een prinses –eerst met een Franse en daarna met een
Beierse- te koppelen, maar het hoeft geen verder betoog dat beide huwelijken
kinderloos bleven. Deze kinderloosheid leidde er toe dat
na zijn dood –in 1700- de Spaanse Successieoorlog uitbrak, want de Spaanse
troon werd door de Franse koning Lodewijk XIV, de Duitse keizer Leopold I én de
Beierse keurvorst Jozef Ferdinand begeerd. In 1713 werd de vrede in Utrecht
gesloten en kwam de Spaanse troon in handen van een kleinzoon van Lodewijk,
Filips V van Bourbon (1713-1746). Tot 1868 zouden de Bourbons op deze troon
blijven zitten. Bourbons op de troon Onder de Bourbons werd Spanje een absolutistische en centraal
geleide staat. Regionale zelfstandigheid werd bemoeilijkt, corruptie en
nepotisme werden aangepakt. Ferdinand El Prudente (de
Voorzichtige) volgde in 1746 zijn vader op. Hij hield Spanje internationaal op
een neutrale koers en stierf in 1759 als krankzinnige. Zijn halfbroer Karel III
volgde hem op. Deze verliet de neutrale koers en had het vooral gemunt op
Engeland wat hem in allerlei avonturen meezoog, zoals de Amerikaanse
onafhankelijkheidsoorlog. Hij droeg zo fors bij aan de ontmanteling van Spanje
als wereldrijk. Zijn zoon Karel IV volgde hem na zijn dood in 1788 op. Hij was
bezeten van de jacht en liet het bestuur over aan de Frans gezinde minister
Godoy. Deze had er geen moeite mee om in 1807 voor de Fransen door de knieën te
gaan. Een volksopstand brak uit, een ontvlambaar mengsel van nationale trots,
vreemdelingenhaat, vrijheidszin en religieus-feodaal fanatisme. In 1808 dwong
Napoleon Karel IV tot aftreden; hij zette zijn broer Jozef Bonaparte op de
troon. Een guerilla was het gevolg. In het vrije Zuid-Spanje werd een voorlopige
regering gevormd en met steun van de Engelse generaal Wellington werd in 1813 de
Fransen overwonnen. Ferdinand VII, zoon van Karel IV, kwam
in 1814 op de troon. Hij schafte onmiddellijk de in het verzet ontwikkelde
progressieve grondwet af en voerde een wreed en autoritair beleid. Dit leidde
tot veel verzet. Een staatsgreep van het leger was nodig om de progressieve
grondwet in 1820 weer ingevoerd te krijgen. Een gewapende interventie van
Frankrijk herstelde in 1823 het absolutisme. In 1832/1833 ontstond strijd om de
troonopvolging, omdat Ferdinand de wet had ingetrokken dat vrouwen hem niet
konden opvolgen. Uit zijn vier huwelijken waren alleen dochters voortgekomen.
Dit nam zijn broer Karel niet, die zijn koningschap in rook zag opstaan. Hij
dwong de doodzieke koning om de wet weer in te voeren, wat geschiedde. Ferdinand
herstelde boven verwachting, trok de wet weer in, en stierf kort daarop, waarna
zijn 3-jarige dochter Isabella tot koningin werd uitgeroepen. Karel erkende dit
koningschap niet en begon de eerste Carlistenoorlog. De
regeerperiode van Isabella, die in 1843 op 13-jarige leeftijd meerderjarig werd
verklaard, was een aaneenschakeling van schandalen, intriges en crises. De
bevolking verpauperde, er was geen economische ontwikkeling. In 1868 werd zij
door generaal Prim afgezet. Er kwam een progressieve grondwet, inclusief
godsdienstvrijheid. De jaren daarna was er een voortdurende strijd tussen
conservatieve katholieken en antiklerikalen, waarbij de regio’s partij kozen
al naar gelang het hun uitkwam. In 1870 koos de Cortes, het parlement, de
Italiaanse hertog Amadeus, zeer tegen zijn zin, tot koning. Tussen 1873 en 1875
was Spanje een federatieve republiek. De kleinzoon van Karel begon de tweede
Carlistenoorlog, die hij in 1876
verloor. Intussen had Alfonso XII, zoon van Isabella, de leegstaande troon met
succes opgeëist, die hij van 1875 tot zijn dood in 1885 zou bezetten. Er kwam
een nieuwe grondwet die van Spanje een parlementaire democratie maakte, met de
monarchie als staatsvorm. Maar de conservatieve katholieken herwonnen weer hun
positie. De kerk kreeg weer volledige greep op het huwelijk en het onderwijs. Via Franco terug naar de monarchie Zes maanden na de dood van Alfonso XII werd zijn gelijknamige zoon geboren, die hem onmiddellijk opvolgde. De baby werd letterlijk op een zilveren schaal gepresenteerd door de Spaanse premier. Zijn moeder was regentes tot hij 16 jaar oud was. Zijn eerste daad als –piepjong- staatshoofd was het parlement bijeen te roepen en duidelijk te maken dat hij het de regering lastig zou maken. In 1906 trad Alfonso in het huwelijk met de Engelse prinses Victoria Eugénie van Battenberg, een kleindochter van de Britse vorstin Victoria. Het contact kwam tot stand op een dating-diner van de Engelse koning Edward VII voor Alfonso. Zijn eerste keus aan de huwelijksdis was prinses Patricia Connuaght, maar deze bedankte voor de eer. Zijn tweede keus werd het, maar met de nodige trammelant, want zijn moeder bekritiseerde de obscure herkomst van het geslacht Battenberg. Een vreemd argument, want de herkomst van elk geslacht, zeker de adellijke, is obscuur. Hun huwelijk leverde zeven kinderen op, waarvan twee de ziekte van hun moeder erfden: hemofilie. Onder Alfonso explodeerde de politieke verhoudingen in Spanje. De regionale eigenzinnigheid, de economische macht van de kerk, bloedige sociale sociale conflicten, een sterk opbloeiende arbeidersbeweging en een verpletterende, militaire nederlaag in Marokko leidde tot een staatsgreep in 1923 door generaal Primo de Rivera, die daarvoor de steun van de met Musolini dwepende Alfonso kreeg. De geschiedenis die volgt, kan als bekend worden
verondersteld. Spanje werd een
dictatuur, maar na een groeiende oppositie trad Primo de Rivera in 1930 af.
Bij verkiezingen in 1931 verwierf links de meerderheid: het begin van de
Tweede Spaanse Republiek (1931-1939). Alfonso verliet het land, er kwam een
anti-klerikaal regeringsbeleid en Catalonië en Baskenland kregen een autonome
status. In 1933 won rechts de verkiezingen, in 1936 links. In 1936 pleegde een
legereenheid onder leiding van Franco vanuit Spaans Marokko een staatsgreep die
tot een burgeroorlog leidde. Deze werd in 1939 beslecht ten koste van
honderdduizenden doden en vluchtelingen. Franco heerste als een dictator tot aan
zijn dood in 1976. Weliswaar werd in 1947 Spanje weer formeel een monarchie,
maar Franco achtte de naar Portugal uitgeweken troonopvolger Juan, de zoon van
Alfonso XIII, te liberaal. Zijn oog viel op zoon Juan Carlos, die vervolgens van
jongs af aan in Spanje werd opgevoed. In 1969 besloot de Cortes dat hij Franco
zou opvolgen. Twee dagen na de dood van Franco werd Juan
Carlos op 22 november 1975 tot koning beëdigd. In deze turbulente
overgangssituatie naar democratische verhoudingen maakten de –tot voor kort
verboden- politieke partijen geen halszaak van de monarchie. Juan Carlos gaf
daar eerlijk gezegd ook geen aanleiding toe, want mede door zijn toedoen
transformeerde Spanje tot een
parlementaire democratie. In
1978 kreeg Spanje een nieuwe grondwet die van het land een parlementaire
democratie maakte. De grondwet bepaalt o.a. dat de beide Kamers de
minister-president kiest, die vervolgens de minister ter benoeming voordraagt
aan de koning. De koning tekent de wetten en is opperbevelhebber van het leger.
Een referendum keurde deze grondwet –en dus ook de staatsvorm- goed. Juan
Carlos maakte zich bij de democraten nog populairder toen hij in 1981 resoluut
een staatsgreep afwijst van kolonel Tejero. Sindsdien is de monarchie, althans
deze koning, onomstreden in Spanje. Hij wordt gezien als een garantie voor de
parlementaire democratie. Een onhoudbaar compromis Toch is er in de marge wel sprake van enige republikeinse beweging, die vooral de houding van de linkse partijen in de overgangsperiode na Franco bekritiseren. Toen was in hun visie immers de tijd rijp voor een overgang naar de republiek. Zoals de Republikeinse Liberalen. Wij vroegen de voorzitter, Pedro M. Gonzalez, naar de stand van republikeinse zaken in zijn land. ‘Op dit moment zijn er geen republikeinse partijen in het parlement vertegenwoordigd, al is de republikeinse beweging wel groeiende. De republikeinse kwestie is bewust buiten het officiële politieke debat gelaten in de overgangsperiode na de dood van de dictator Franco. Dat was een overeenkomst die aan zijn doodsbed werd gesloten tussen de verschillende politieke stromingen, waarbij de antifascisten hun republikeinse wortels en principes verloochenden om zo de macht te kunnen delen met hun vroegere vijanden.’ Is er sprake van een debat over de monarchie? ‘Nauwelijks. De belangrijkste manier om het republikeinse gedachtegoed te verspreiden is via internet, omdat het voor de officiële politiek een taboe is. Er zijn verschillende interessante republikeinse websites met theoretische beschouwingen over de republiek én praktijkvoorbeelden. En, zoals gezegd, ook de gevestigde politiek laat het afweten. We zijn nu dertig jaar verder, maar nog steeds maakt de opstelling van de Spaanse Socialistische Partij, die in de Franco-tijd een democratische republiek propageerde, het moeilijk om een goed politiek debat te krijgen. Al leeft de republikeinse gedachte wel, van links tot rechts in het politieke spectrum. Maar politiek gesproken zit de kwestie op slot.’ Gaat dat slot er ooit af? ‘Wij denken dat er een moment komt dat ingezien zal worden dat het compromis dat aan het eind van de Franco-periode is gesloten tussen de fascisten en de oppositie niet langer houdbaar is. De grote verwachtingen die destijds zijn gewekt m.b.t. de inrichting van de staat zijn niet bewaarheid. Maar wij vinden dat het ook op de weg van Europa ligt om het ondemocratische instituut dat monarchie heet ter discussie te stellen en tegen het licht van de eisen m.b.t. een volwaardige democratie te houden. Wij werken samen met andere republikeinse bewegingen in Europa en hebben gezamenlijk een dergelijk verzoek aan het Europees Parlement gericht.’ |