Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Verdwenen monarchieën in Europa: Portugal

Gesmoord in spilzucht en absolutisme

(artikel gepubliceerd in De Republikein van maart 2008)

De geschiedenis van Portugal wordt lange tijd bepaald door strijd tussen Spaanse heerszucht, Roomse bemoeizucht en Portugese zelfstandigheid. In de 19de eeuw bespelen monarchisten en republikeinen het politieke speelveld met grove middelen. De monarchie kan zich niet aan haar autoritaire reflexen ontworstelen en delft in 1910 het onderspit.

De Romeinen lieten de zuidwestelijke uithoek van Europa niet ongemoeid. Zij koloniseerden de kusten van Spanje en Portugal. In het binnenland stuitten zij echter op groot verzet van de Keltiberische stammen, die in Midden-Portugal leefden en vijftig jaar lang de Romeinse opmars tegen hielden. Hun leider was de legendarische Viriatus die als geen ander de tactiek van de geveinsde terugtocht beheerste. Hij werd echter na een geslaagde veldtocht in 139 v. Chr. verraden, waarna de Romeinen alsnog hun invloed uitbreidden.

De afbrokkeling van het Romeinse Rijk ging in Portugal snel, omdat het in een uithoek lag. Christelijke zieltjeswinners bereikten de zuidkust. Noordeuropese stammen trekken de Pyreneeën over. Rond 585 begon de heerschappij van de Visigoten, die tot in de 8ste eeuw zou duren. Ze regeerden vanuit Toledo: een aristocratische militaire elite met een geringe, maar blijvende invloed. In 710 ontstond er strijd over de troon; een van de troonpretendenten riep de Moren (vooral Berbers uit Marokko en Mauritanië) te hulp. In 711 stak de eerste Moorse troepenmacht de zeestraat naar Spanje over en binnen tien jaar hadden zij, behalve het Asturische gebergte in Noord-Spanje, praktisch alles veroverd.

De Moren vestigden zich voornamelijk in het gebied bezuiden de Taag. Sheib, het huidige Silves, werd de hoofdstad van de al-Gharb, dat tegen het midden van de 9de eeuw een onafhankelijk koninkrijk werd, los van het grote moslimemiraat al-Andalus dat het grootste deel van Spanje beheerste.

Vergeleken met de onverdraagzame en elitaire Visigoten was de Moorse overheersing tolerant, produktief en beschavend. Zowel joden als christenen mochten hun eigen godsdienst en wetten uitoefenen. Kleine grondbezitters behielden hun land. De Romeinse irrigatietechnieken werden vervolmaakt en de Moren voerden de teelt in van katoen, rijst, sinaasappelen en citroenen. Cultuur en wetenschap bloeiden op en de handelsbetrekkingen breidden zich uit. Het stadsleven ontwikkelde zich met bloeiende industrieën in Lissabon, Évora, Beja en Santarém.

De christelijke Reconquista (herovering) begon al in 718, toen in het noorden van Portugal Pelayo I met behulp van Visigoten, Asturiërs en Cantabriërs de opmars van een Moors leger tegenhield. De overwinnaars stichtten verschillende graafschappen en voerden een berekende uithuwelijkpolitiek, met een Bourgondische dominantie, wat er uiteindelijk toe leidde dat de Moren langzaam maar zeker werden verdreven. Eerste uit het noorden en later uit het zuiden van Portugal.

Bourgondische dynastie

In 1095 scheidde Portugal zich bijna definitief af van Galicië. De Bourgondische ridder Hendrik werd graaf van Portugal en verdedigde de onafhankelijkheid, die voortdurend werd bedreigd door aanpalende Spaanse regio’s. Zijn zoon Alfonso (1108?-1885) volgde zijn vader op 14-jarige leeftijd op. Hij versloeg in 1128 de minnaar en bondgenoot van zijn moeder, een graaf uit Galicië, en riep zich uit tot de eerste Prins van Portugal. In 1139 promoveerde hij zichzelf tot koning.De Bourgondische dynastie duurde, met negen koningen, ruim tweehonderd jaar. Daarbij werd veelal strijd geleverd met een tweekoppige vijand: Castilië en Rome. Om het koninkrijk Portugal erkend te krijgen door Rome waren er concessies aan de kerk gedaan die later betwist werden. Het machtige, naburige Castilië kon moeilijk verkroppen dat een zelfstandig koninkrijk aan zijn westgrens ontstond. Eén koning moet met name genoemd worden: Dom Dionysius (1279-1325). Onder zijn bewind versterkte het nieuwe koninkrijk zich: hij liet vijftig forten bouwen langs de grens met Castilië. In 1297, na 18 jaar oorlog tussen beide buurlanden, werd het Verdrag van Alcanices gesloten, waarbij Spanje de grenzen van Portugal erkende. Dionysius stimuleerde landbouwhervormingen en bebossing; graan, olijfolie, wijn, zout, zoute vis en gedroogd fruit werden belangrijke exportprodukten naar Vlaanderen, Bretagne, Catalonië en Groot-Brittannië. Onderwijs en kunst ontwikkelden zich. In 1290 werd in Lissabon een universiteit gesticht, die later verplaatst werd naar Coimbra. Dionysius dwong de kerk tot het accepteren van een grotere mate van toezicht door de staat en in 1319 reorganiseerde hij de machtige orde van de tempeliers, die als de orde van Christus nu verantwoording verschuldigd was aan de koning en niet meer aan de paus. De laatste Bourgondische koning was Fernando I (1367-1383), die probeerde Castilië en León te annexeren, maar daarin faalde en min of meer gedwongen werd zijn dochter uit te huwelijken aan de erfvijand, Juan I van Castilië. Na zijn dood wenste zijn echtgenote een verbond met Castilië. Het schrikbeeld van een Spaanse overheersing was voor met name de burgerij aanleiding om João van het Huis van Aviz tot koning uit te roepen, die in de Slag van Aljubarrota (1385) het Castiliaanse leger wegvaagde, daarbij gesteund door Engelse boogschutters. João I werd de eerste koning van het Huis van Aviz. Hij sloot een verdrag met Engeland, dat eeuwenlang een speciale band tussen beide landen zou scheppen, en trouwde met de hertogin van Lancaster.

Opkomst en neergang van een zeemacht

In de 15de eeuw ontwikkelde Portugal zich tot een maritieme en koloniale mogelijkheid. De verbreiding van het katholieke geloof en de economische perspectieven gingen daarbij, zoals vaak, hand in hand. In 1415 werd Ceuta (Marokko) veroverd. Madeira (1419), de Azoren (1431), de Kaap Verdische eilanden (1456), Kaap de Goede Hoop (1487), Zuid-India (1498) en Brazilië (1500) zouden volgen.

Deze veroveringen kregen een forse stimulans door Hendrik 'de Zeevaarder', de derde zoon van João. Hij stichtte een zeevaartschool in Sagres en trok vooraanstaande cartografen, navigatoren en zeelieden aan. Deze ontwikkelden de karveel, een snel en wendbaar schip, geschikt voor lange reizen over de oceaan.

Tegen het midden van de 16de eeuw beheerste Portugal de wereldhandel, met strategische posities in Goa (1510), Malakka (1511), Ormuz (1515) en Macau (1557). En er werd, met de Nederlanders, goed verdiend aan de slavenhandel.

Het monopolie van de monarchie op de handel stond de ontwikkeling van een ondernemersklasse in de weg. Met de invoering van de Inquisitie kwam een exodus van joden op gang, die financiële kennis en kapitaal met zich mee namen. Door de trek naar de koloniën ontvolkte het platteland, waardoor de landbouw in de versukkeling raakte. Al deze factoren leidden tot een economische neergang aan het eind van de 16de eeuw.

Roekeloos kolonialisme maakte een eind aan de dynastie van het Huis van Aviz. Dom Sebastião (1557-1578), zwak van zinnen en arrogant, wilde nieuwe glorie door de Moren te verslaan in Marokko, maar werd met zijn leger verpletterd in de slag van Alcacer-Quibir (1578). Hij stierf kinderloos. Zijn opvolger was de jongere broer van zijn opa, Hendrik, die slechts twee jaar zou regeren. Deze Hendrik was al kardinaal toen hij koning werd, vandaar zijn bijnaam ‘De Kuise’. Hij stierf eveneens kinderloos waarna Spanje eindelijk zijn aanspraak op de Portugese troon kon verzilveren. De oom van Sebastião, Philips II van Spanje, versloeg de Portugezen in de slag van Alcantara, waarmee de Spaanse overheersing een feit was. Op de korte termijn had de eenwording voor Portugal voordelen. Het Spaanse graan hielp het tekort goed te maken en de Spaanse zeemacht beschermde het uitgestrekte rijk. Op de lange termijn was de Spaanse overheersing rampzalig: doordat Portugal te maken kreeg met de Spaanse buitenlandse politiek (een gedeelte van de Armada werd in Lissabon gereed gemaakt), haalde het zich de vijandschap van de Nederlanders en de Engelsen op de hals, waardoor een belangrijk deel van de handel verloren ging. De Spanjaarden hieven zware belastingen om hun oorlogen te bekostigen.

De poging van Philips IV om Portugezen bij zijn leger in te lijfen veroorzaakte een revolte. Op 1 december 1640 bestormde een kleine groep samenzweerders het paleis in Lissabon en riepen de hertog van Bragança, het oudste lid van een machtige familie, uit tot Dom João IV.

Engels textiel en Braziliaans goud

Het onafhankelijke Portugal was beroofd van zijn handelsroutes en werd permanent door Spanje bedreigd. Na het verdrag van Lissabon (1668) was dit voorbij. João IV probeerde oude bondgenootschappen weer nieuw leven in te blazen en hoewel de Portugezen dikwijls ongustige voorwaarden moesten aanvaarden, konden zij in ieder geval weer handel drijven. Het bestuur werd in toenemende mate gecentraliseerd. De ontdekking van goud en diamanten in Brazilië tijdens de regering van Pedro II (1683-1706) maakte de kroon financieel onafhankelijk en daarmee verviel de noodzaak om de Cortes in stand te houden. Wel werd met het verdrag van Methuen (1703) de economische afhankelijkheid van Engeland verder bekrachtigd: Portugese portwijn werd geruild tegen Engels textiel, waardoor de eigen textielindustrie ten onder ging. Pedro had de troon overgenomen van zijn krankzinnig geworden broer Alfons; en niet alleen de troon, ook diens vrouw Maria. Toen zij hem geen zoon kon baren, trouwde hij met Maria Sophia van Palts-Neuburg. Het was een vruchtbaar huwelijk, met maar liefst zeven kinderen.

De Braziliaanse rijkdom –ca. 20% van de opbrengst vloeide rechtstreeks in de zakken van de koning- werd vooral door zijn oudste zoon en opvolger, João V (1707-1750), verspild aan pompeuze bouwwerken. Het klooster van Mafra is daarvan het bekendste voorbeeld. Er werd niets gedaan om de economie te herstellen.

Onder José I (1750-1777) kwam de macht in handen van minister Pombal, een verlicht despoot, die het bestuur moderniseerde, een nieuw belastingsysteem invoerde, exportbedrijven opzette, de handel beschermde en de slavernij in Portugal afschafte. Bij de grote aardbeving van 1755 greep hij krachtig in om Lissabon snel weer op te bouwen. Zijn optreden leverde hem echter ook veel vijanden op. Bij de adel, omdat hij het grootgrondbezit wilde beperken en vaste lonen voor de landarbeiders afdwong. En in de kerk, met name bij de machtige jezuïeten, door een eind te maken aan de Inquisitie en het kerkelijke monopolie op het onderwijs. Na de dood van José I was zijn rol ten einde en vereffenden zijn tegenstanders de rekening. Zijn dochter Maria I (‘de krankzinnige’;1777-1816) was één van hen; zij deed veel van zijn hervormingen teniet. Zij trouwde overigens met de jongste broer van haar vader. Al spoedig werd zij dement waarna haar zoon João VI het roer overnam.

90 jaar strijd tussen monarchisten en republikeinen

Portugal raakte, toen Napoleon op het internationale toneel verscheen, weer betrokken bij Europese zaken. De Fransen beschouwden de Portugezen (niet ten onrechte) als een handlanger van erfvijand Engeland. In 1807 viel Frankrijk op weinig zachtzinnnige wijze Portugal binnen. Het hof nam de wijk naar Brazilië en liet het bestrijden van de Fransen aan de Engelsen over, die er in 1810 in slaagden de Fransen naar Spanje terug te dringen. Door deze hulp bedong Engeland het recht om met Brazilië handel te voeren, dat in 1822 onafhankelijk werd. De rollen werden daardoor omgedraaid: Portugal werd in feite een kolonie van Brazilië (waar de koninklijke familie bleef) en een protectoraat van Groot-Brittannië, met generaal Beresford als bestuurder.

In augustus 1820 riep een groep officieren een officieuze Cortes bijeen en stelde een nieuwe grondwet op, daarbij geïnspireerd door liberale veranderingen in Spanje. Men eiste algemeen mannenkiesrecht en afschaffing van de voorrechten van kerk en adel. João VI keerde in 1816 uit Brazilië terug en accepteerde de voorwaarden. Na zijn dood in 1826 brak er een burgeroorlog uit tussen aanhangers van de absolute monarchie, o.l.v. zijn zoon Miguel, en liberalen. Zijn andere zoon Pedro, die het verzet in Brazilië tegen de koloniale overheersing had aangegrepen om de zelfstandigheid uit te roepen en zichzelf tot keizer had laten kronen, werd gedwongen uit Brazilië terug te keren en intervenieerde in de burgeroorlog ten gunste van de liberalen. Hij benoemde in 1826 zijn dochter Maria, die toen 7 jaar oud was, tot koningin van Portugal, met als regent zijn broer Miguel. Bepaald werd ook dat zij later met haar oom zou huwen. Maar Miguel had andere plannen. Hij riep in 1828 de absolute monarchie uit –en zich zelf tot koning. Dit leidde wederom tot een burgeroorlog. In 1834 werd Miguel gedwongen troonsafstand te doen; hij werd verbannen en nam de wijk naar Oostenrijk. Maria werd meerderjarig verklaard en kwam, vijftien jaar jong, voor de tweede keer op de troon. In 1836 huwde ze met een Duitse prins, van wie ze elf kinderen baarde. Gedurende haar regeringsperiode was er een voortdurende, bloedige strijd tussen monarchisten en liberalen, waarbij zij steeds de kant van de monarchisten koos. In 1853 overleed ze in haar elfde kraambed.

Haar oudste zoon volgde haar op 16-jarige leeftijd als Peter V op. Hij benoemde een links-liberale regeringsleider en was de bedenker van het rotavisme, waarbij afwisselend conervatieven en progressieven regeringsmacht hadden. Daardoor was er tot 1886 sprake van een zekere politieke stabiliteit.

Peter, die in korte tijd populair was geworden, overleed al in 1861 aan de griep. Zijn broer Lodewijk volgde hem op. Aanvankelijk werd de koers van zijn broer gevolgd, met name door de progressieve regeringsleider António de Melo. Maar na diens aftreden in 1886 begon de koning zich nadrukkelijk te manifesteren, met voor de monarchie rampzalige gevolgen.

Zijn grootste miskleun was zijn poging om de Portugese koloniën Angola en Mozambique met elkaar te verbinden door de Engelse kolonie Rhodesië heen. Dit leidde tot een conflict met het machtige Engeland. Hij moest zijn pogingen staken. Verder was er sprake van grote economische stagnatie en een toenemende armoede, met name onder de stadsbevolking. Dit alles versterkte de republikeinse oppositie. Zijn zoon Carlos volgde hem in 1889 op. Hoewel Carlos op het gebied van diepzeeverkenning zijn verdienste had, waren zijn inspanningen op het aardse vlak destructiever. Althans voor de monarchie. Het koloniale avontuur van zijn vader moest hij beëindigen met terugtrekking van troepen uit enkele Afrikaanse gebieden. De staatsschuld zwol aan, zijn poltiek was autoritair en zijn levenswandel spilzuchtig en overspelig. Bovendien werd in Brazilië een veelbetekend signaal afgegeven: na een opstand van het leger werd daar de keizerlijke familie gedwongen afstand van de troon te doen. Om de snel groeiende socialistische en republikeinse beweging de kop in te drukken benoemde Carlos in 1906 de overtuigde monarchist João Franco tot premier. Deze deed verwoede pogingen om de monarchie weer populair te maken, maar koos daarvoor de verkeerde middelen. Zo werden de republikeinse parlementariërs voor drie maanden uit het parlement gezet, omdat zij de koning beledigden. Met het instellen van perscensuur en het gaan regeren per decreet overspeelde hij zijn hand. De republikeinse en democratische oppositie vond steeds meer gehoor. In januari 1908 werd een zogenaamd complot ontdekt dat tegen Franco en de monarchie werd gesmeed. Er volgden arrestaties en de koning ondertekende een decreet dat republikeinen konden worden verbannen naar Portugese koloniën. Op 1 februari 1908, werden de koning en zijn zoon, kroonprins Luis Felipe, in een open rijtuig neergeschoten, waarbij zij het leven lieten.

Zijn andere zoon, Manuel, volgde hem op. Hij ontsloeg Franco en schreef verkiezingen uit die republikeinen en socialisten een meerderheid opleverden. De republikeinse geest was nu definitief uit de fles. In 1910 werd de 21-jarige koning door marineschepen uit zijn paleis geschoten. Hij vluchtte per boot naar Gibraltar en vertrok vandaar naar het Engeland, waar hij in 1932 kinderloos stierf.

Leo Platvoet