Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Gooi geen oude schoenen weg voor je nieuwe hebt

Wijziging gemeentewet i.v.m. OZB

plenair  dinsdag 20 december 2005

‘Gooi geen oude schoenen weg, voor je nieuwe hebt’ zo hield  ik CDA en D66 voor in het debat over de afschaffing van het gebruikersdeel van de Onroerend Zaak Belasting (OZB). Door deze afschaffing wordt het belastinggebied van gemeenten drastisch verlaagd, waardoor de autonomie van gemeenten verder gevaar loopt. Alle partijen, behalve de VVD, vonden dit een onwenselijke ontwikkeling. Ze dienden dan ook gezamenlijk een motie in –die uiteraard werd aangenomen- die de regering opdroeg nog tijdens deze kabinetsperiode maatregelen voor te bereiden die tot een herstel van het nu verloren gegane belastinggebied moeten leiden. Maar de regering leek niet erg happig om dit ook echt te gaan doen. Vandaar dat GroenLinks er voor pleitte om pas tot –gedeeltelijke-  afschaffing van de ZOB over te gaan, als er tegelijkertijd een andere gemeentelijke belasting voor terug zou komen. Maar helaas. CDA, D66 en ook PvdA stemden met de VVD voor afschaffing, waarmee een onzekere wissel op de toekomst werd getrokken. Hieronder mijn inbreng van in het debat in eerste termijn.

Er is veel voor een behoorlijk niveau van gemeentelijke belastingen te zeggen:

bulletdemocratische beginsel: gemeenteraad behoort geen wassen neus te zijn, belastingmacht, relatie voorzieningen - belastingniveau: gemeenteraden moeten dit verband kunnen leggen; bij verkiezingen kunnen bewoners van een gemeente invloed uitoefenen op het gemeentelijke belastingbeleid
bulletsubsidiariteit, bevoegdheden en beslissingen op zo'n laag mogelijk niveau leggen
bulletcompensatie- en bufferfunctie: eigen belastingmacht van gemeenten kan tegenvallers opvangen en buffers of (doel)reserves kweken.

Ondanks al deze -goede- argumenten is het eigen belastinggebied van gemeenten in Nederland erg laag, zeker ook in internationale context bezien. De opbrengst van de lokale belastingen, gemeten in %BBP bedraagt 1,1%. In Zweden en Denemarken is dat 15,5%, in Duitsland 11,1% en in België 12,4%.

Gemeentelijke autonomie staat op spel

Toch wil de regering met dit wetsvoorstel het gemeentelijke belastinggebied verder inkrimpen. Zij zet daarmee de lokale autonomie verder op het spel. Hoewel decentralisatie van taken van rijk naar gemeenten één van de parolen van dit kabinet is, geldt dat blijkbaar niet voor het heffen van belastingen. Gemeentelijke beleidsvrijheid wordt kleiner, lokale democratie verzwakt en de fnanciële afhankelijkheid gemeenten van rijksoverheid wordt groter. Gemeenten moeten in staat zijn zelfstandig afweging te kunnen maken tussen belastingdruk en voorzieningenniveau. Als dat zo sterk wordt gereduceerd is dat een te grote inbreuk op de financieel-bestuurlijke verhouding tussen rijk en gemeenten.

De regering ontkent glashard dat er een samenhang is tussen voorzieningenniveau en wijze van belastinginning. Daarmee ontkent ze de politieke dynamiek in het gemeentelijke jaarlijkse begrotingsdebat, waarin het tarief van de OZB de aanjager is. De minister ziet, blijkens zijn antwoorden, geen enkel probleem en ontkent elke relatie tussen lokale belastingmacht en voorzieningenniveau. ‘De afweging tussen besteding van maatschappelijke gelden en voorzieningenniveau is onafhankelijk van degene die de financiële middelen genereert.’ Zij is onderhand wel de enige die dit vindt. De Raad voor de Gemeentefinanciën, de VNG, talloze gemeenteraden, de Raad voor het Openbaar Bestuur, de commissie Eenhoorn, de Commissie Gemeentelijk Belastinggebied, de Raad van Europa: allemaal bekritiseren zij dit wetsvoorstel, dat een breuk betekent met het streven naar een samenhang tussen meer gemeentelijke autonomie en een adequaat eigen belastinggebied. Zo stelt de Raad van Gemeentefinanciën dat met dit wetsvoorstel 'een kritische ondergrens wordt overschreden, waardoor de positie van de gemeenten als volwaardige bestuurslaag in het gedrang komt.' De Raad pleit juist voor verruiming van het gemeentelijk belastinggebied. En omdat ook deze regering ook gehouden is aan haar handtekening onder het Europese Handvest voor Lokale Autonomie, komt ze in de problemen.

Regering speelt met vuur

De regering speelt met vuur, als het haar tenminste ernst is om een andere leuze van haar beleid na te komen: herstel van vertrouwen. Ervaringen in enige andere Europese landen tonen volgens het advies van de ROB (Autonoom of automaat) overtuigend aan dat beperking van het lokale belastinggebied leidt tot een geringere betrokkenheid van de bevolking bij raadsverkiezingen (VK, Noorwegen) een geringere financiële discipline bij gemeenten (Italië) en een vergroting van financiële claims op de centrale overheid  (Noorwegen en Italië).

Ja, maar zegt de minister in zijn antwoord, waar maken jullie je nu druk om? ‘Na de afschaffing van het gebruikersdeel OZB zal het eigen belastinggebied ongeveer 14% bedragen’. Maar hier worden voor het gemak belastingen en heffingen zoals de riool- en reinigingsheffing bij elkaar opgeteld, wat nogal misleidend is. Deze heffingen zijn doelgebonden en kennen een maximum-opbrengst en kunnen derhalve niet onder de definitie van een lokale belasting vallen, zoals die ook door het Europese Handvest wordt gehanteerd. Een vrij besteedbaar bedrag. Als het gebruikersdeel verdwijnt, daalt de tot lokale belastingopbrengst met 25% van ruim 4 naar ruim 3 miljard euro. En dat is geen 14% maar 7,5% van het totaal aan gemeentelijke middelen.

Lage inkomens profiteren niet

Ja, maar zegt de minister, de koopkracht van de burgers moet op orde worden gehouden, en dat kan door het afschaffen van het gebruikersdeel voor woningen. Op het eerste gezicht een ijzersterk argument. Maar wie even doordenkt ziet snel in dat ook dit argument smelt als sneeuw voor de zon. GroenLinks is een groot voorstander van het verbeteren van de koopkracht van burgers die nu een laag inkomen hebben. Maar daar draagt de afschaffing van het gebruikersdeel niet aan bij. Integendeel.

Het laatste argument van de minister is dat de ontwikkeling van de lokale lasten beheerst moeten worden. Nu is dat in de eerste plaats natuurlijk de verantwoordelijkheid van de gemeenteraden. En die doen het niet slecht. Er is sprake van een gematigde ontwikkeling van de lokale lasten. Ook over een langere periode gemeten, want tussen 1985 en 2002 hield de ontwikkeling van lokale en landelijke belastingen gelijke tred.

Zo’n makkelijk argument geeft voedsel aan het vooroordeel dat de gemeenten er maar een potje van maken. Het is dan ook pertinent onjuist als de regering stelt in haar antwoord dat de OZB 'een steeds groter beslag is gaan leggen op de huishoudens'.  Onjuist, want er is sprake van een evenredig beslag als je het vergelijkt met andere, landelijke belastingen. En bovendien gaat het niet op voor huishoudens die er echt toe doen als het om lastenverlichting gaat, de minima, die immers kwijtgescholden zijn.

Als het de regering echt menens is met de koopkracht van burgers, moet ze eerst in haar eigen keuken de zaak eens op orde brengen. Dan moet ze eindelijk eens werk maken van een samenhangend, sociaal beleid: hoogste inkomens aanpakken, werkgelegenheid stimuleren, kansen bieden aan laaggeschoolden en laagbetaalden.

Populistisch VVD-voorstel

Als je alles bij elkaar optelt en aftrekt, vermenigvuldigt en deelt blijft er uiteindelijk maar één argument over: de VVD denkt met deze populistische maatregel een wit voetje bij haar kiezers te kunnen halen. Totnutoe overigens met weinig succes, als we de peilingen moeten geloven.

Die zogenaamde veronderstelde irritatiefactor  is ook voor de regering het doorslaggevende -VVD- argument. En ook voor CDA, D66, én de PvdA die zich in de Tweede Kamer achter deze wet hebben geschaard. Terwijl vele gemeentebestuurders van die partijen terecht de alarmklok luiden. Of, zoals het commentaar in het CDA-blad Bestuurdersforum van november jl. stelde: afschaffing van het gebruikersdeel past niet in de CDA-visie op de gemeente.

Is de OZB heilig? Nee. Het gaat om een voldoende groot belasting gebeid voor gemeenten, waar zelf baas over zijn. Zeggenschap over de tariefhoogte, zeggenschap over de besteding. En dus is de discussie gewettigd over de alternatieven. Van vele kanten is de regering gevraagd, soms zelfs gesmeekt, om positief te reageren op de mogelijkheid van uitbreiding van het lokale belastinggebied. Toegegeven, het is natuurlijk tamelijk tegenstrijdig en inconsequent om eerst de belangrijkste lokale belasting voor de helft af te schaffen en vervolgens weer naar uitbreiding te streven. Maar de regering heeft dit zelf over zich afgeroepen door de commissie Eenhoorn tot leven te wekken die daar onderzoek naar moest doen. En wat doet de regering met dat advies. Meer dan een toezegging dat er ‘nader technisch onderzoek’ wordt gedaan naar opcenten op de inkomstenbelasting kon er niet van af. Wat moeten wij ons daarbij voorstellen bij een technisch onderzoek?  Of het technisch mogelijk is? Dat onderzoek kan dan snel gedaan zijn en hoeft niet meer dan een half A4-tje te beslaan.

Politieke wil, daar gaat het om.

Ook op gemeentelijk niveau is er sprake van onevenwichtige effecten.Omdat gemeente gecompenseerd worden voor hun gederfde belastinginkomsten op basis van een rekenmodel dat uitgaat van gemiddelden en niet op basis van hun concrete belastinginkomst. Hierdoor gaan gemeenten met een hoog OZB-tarief er op achteruit. Dat zijn veelal grote steden, met grootstedelijke problemen. En andersom gaan gemeenten met een laag OZB-tarief –vaak rijkere gemeenten- er op vooruit. Het meest droef is deze methode voor artikel 12-gemeenten die door de wet gedwongen zijn op het maximale tarief te gaan zitten (minimaal 140% van het rekentarief) maar slechts tegen het rekentarief compensatie krijgen. Is de minister bereid deze gemeenten te ontzien – en dus meer te compenseren?

Terecht merkt de VNG op dat met dit rekenmodel een negatief oordeel wordt uitgesproken (dus worden gestraft) over de 'keuzes die gemeenten in het verleden volledig binnen hun bevoegdheden hebben gemaakt.'

Over de compensatie van na 2006 bestaan nog veel onduidelijkheden. De regering is bereid tot een open overleg met de VNG waarbij ook over andere modaliteiten gesproken kan worden. Wij zijn benieuwd waar dat toe leidt, want tot nu toe lijkt deze minister weinig op te hebben met ‘open’ overleg.

Onderdeel van het wetsvoorstel is ook maximering van het overgebleven eigenarendeel, zowel voor wat betreft het tarief als de tariefstijging. Ook dit getuigt van een overbodige bedilzucht van de rijksoverheid. Voor gemeenten die nu boven deze limiet zitten  betekent dat een extra achteruitgang. De maximering leidt er bovendien toe dat gemeenten in gebieden met lagere huizenprijzen er structureel op achteruitgaan, omdat ook de maximering is gebonden aan een rekenmodel dat uit gaat van gemiddelden.

De maximering wordt ingegeven door angst dat gemeenten de lokale lasten te hard zouden laten stijgen. Ook in dit geval is angst een slechte raadgever. Want de praktijk wijst uit dat gemeenten niet uit de pas lopen waar het tariefstijgingen betreft.

Dit hele wetsvoorstel verdient niet de schoonheidsprijs, maar het schrappen van de maximering had nog enigszins de pijn kunnen verzachten.