|
|
Gooi
geen oude schoenen weg voor je nieuwe hebt Wijziging
gemeentewet i.v.m. OZB plenair
dinsdag
20 december 2005 ‘Gooi
geen oude schoenen weg, voor je nieuwe hebt’ zo hield ik CDA en D66 voor in het debat over de afschaffing van het gebruikersdeel
van de Onroerend Zaak Belasting (OZB). Door deze afschaffing wordt het
belastinggebied van gemeenten drastisch verlaagd, waardoor de autonomie van
gemeenten verder gevaar loopt. Alle partijen, behalve de VVD, vonden dit een
onwenselijke ontwikkeling. Ze dienden dan ook gezamenlijk een motie in –die
uiteraard werd aangenomen- die de regering opdroeg nog tijdens deze
kabinetsperiode maatregelen voor te bereiden die tot een herstel van het nu
verloren gegane belastinggebied moeten leiden. Maar de regering leek niet erg
happig om dit ook echt te gaan doen. Vandaar dat GroenLinks er voor pleitte om
pas tot –gedeeltelijke-
afschaffing van de ZOB over te gaan, als er tegelijkertijd een andere
gemeentelijke belasting voor terug zou komen. Maar helaas. CDA, D66 en ook PvdA
stemden met de VVD voor afschaffing, waarmee een onzekere wissel op de toekomst
werd getrokken. Hieronder mijn inbreng van in het debat in eerste
termijn. Er
is veel voor een behoorlijk niveau van gemeentelijke belastingen te zeggen:
Ondanks
al deze -goede- argumenten is het eigen belastinggebied van gemeenten in
Nederland erg laag, zeker ook in internationale context bezien. Gemeentelijke autonomie staat op spel Toch
wil de regering met dit wetsvoorstel het gemeentelijke belastinggebied verder
inkrimpen. Zij zet daarmee de lokale autonomie verder op het spel. De
regering ontkent glashard dat er een samenhang is tussen voorzieningenniveau en
wijze van belastinginning. Daarmee ontkent ze de politieke dynamiek in het
gemeentelijke jaarlijkse begrotingsdebat, waarin het tarief van de OZB de
aanjager is. De
minister ziet, blijkens zijn antwoorden, geen enkel probleem en ontkent elke
relatie tussen lokale belastingmacht en voorzieningenniveau. ‘De afweging
tussen besteding van maatschappelijke gelden en voorzieningenniveau is
onafhankelijk van degene die de financiële middelen genereert.’ Regering speelt met vuur De
regering speelt met vuur, als het haar tenminste ernst is om een andere leuze
van haar beleid na te komen: herstel van vertrouwen. Ervaringen in enige andere
Europese landen tonen volgens het advies van de ROB (Autonoom of automaat)
overtuigend aan dat beperking van het lokale belastinggebied leidt tot een
geringere betrokkenheid van de bevolking bij raadsverkiezingen (VK, Noorwegen)
een geringere financiële discipline bij gemeenten (Italië) en een vergroting
van financiële claims op de centrale overheid
(Noorwegen en Italië). Ja,
maar zegt de minister in zijn antwoord, waar maken jullie je nu druk om? ‘Na
de afschaffing van het gebruikersdeel OZB zal het eigen belastinggebied ongeveer
14% bedragen’. Maar hier worden voor het gemak belastingen en heffingen zoals
de riool- en reinigingsheffing bij elkaar opgeteld, wat nogal misleidend is.
Deze heffingen zijn doelgebonden en kennen een maximum-opbrengst en kunnen
derhalve niet onder de definitie van een lokale belasting vallen, zoals die ook
door het Europese Handvest wordt gehanteerd. Een vrij besteedbaar bedrag. Als
het gebruikersdeel verdwijnt, daalt de tot lokale belastingopbrengst met 25% van
ruim 4 naar ruim 3 miljard euro. En dat is geen 14% maar 7,5% van het totaal aan
gemeentelijke middelen. Lage inkomens profiteren niet Ja,
maar zegt de minister, de koopkracht van de burgers moet op orde worden
gehouden, en dat kan door het afschaffen van het gebruikersdeel voor woningen.
Op het eerste gezicht een ijzersterk argument. Maar wie even doordenkt ziet snel
in dat ook dit argument smelt als sneeuw voor de zon. Het
laatste argument van de minister is dat de ontwikkeling van de lokale lasten
beheerst moeten worden. Nu is dat in de eerste plaats natuurlijk de
verantwoordelijkheid van de gemeenteraden. En die doen het niet slecht. Er is
sprake van een gematigde ontwikkeling van de lokale lasten. Ook over een langere
periode gemeten, want tussen 1985 en 2002 hield de ontwikkeling van lokale en
landelijke belastingen gelijke tred. Zo’n
makkelijk argument geeft voedsel aan het vooroordeel dat de gemeenten er maar
een potje van maken. Het is dan ook pertinent onjuist als de regering stelt in
haar antwoord dat de OZB 'een steeds groter beslag is gaan leggen op de
huishoudens'. Onjuist, want er is
sprake van een evenredig beslag als je het vergelijkt met andere, landelijke
belastingen. En bovendien gaat het niet op voor huishoudens die er echt toe doen
als het om lastenverlichting gaat, de minima, die immers kwijtgescholden zijn. Als
het de regering echt menens is met de koopkracht van burgers, moet ze eerst in
haar eigen keuken de zaak eens op orde brengen. Dan moet ze eindelijk eens werk
maken van een samenhangend, sociaal beleid: hoogste inkomens aanpakken,
werkgelegenheid stimuleren, kansen bieden aan laaggeschoolden en laagbetaalden. Populistisch VVD-voorstel Als
je alles bij elkaar optelt en aftrekt, vermenigvuldigt en deelt blijft er
uiteindelijk maar één argument over: de VVD denkt met deze populistische
maatregel een wit voetje bij haar kiezers te kunnen halen. Totnutoe overigens
met weinig succes, als we de peilingen moeten geloven. Die
zogenaamde veronderstelde irritatiefactor is
ook voor de regering het doorslaggevende -VVD- argument. En ook voor CDA, D66,
én de PvdA die zich in de Tweede Kamer achter deze wet hebben geschaard.
Terwijl vele gemeentebestuurders van die partijen terecht de alarmklok luiden.
Of, zoals het commentaar in het CDA-blad Bestuurdersforum van november jl.
stelde: afschaffing van het gebruikersdeel past niet in de CDA-visie op de
gemeente. Is
de OZB heilig? Nee. Het gaat om een voldoende groot belasting gebeid voor
gemeenten, waar zelf baas over zijn. Zeggenschap over de tariefhoogte,
zeggenschap over de besteding. En dus is de discussie gewettigd over de
alternatieven. Van vele kanten is de regering gevraagd, soms zelfs gesmeekt, om
positief te reageren op de mogelijkheid van uitbreiding van het lokale
belastinggebied. Toegegeven, het is natuurlijk tamelijk tegenstrijdig en
inconsequent om eerst de belangrijkste lokale belasting voor de helft af te
schaffen en vervolgens weer naar uitbreiding te streven. Maar de regering heeft
dit zelf over zich afgeroepen door de commissie Eenhoorn tot leven te wekken die
daar onderzoek naar moest doen. En wat doet de regering met dat advies. Meer dan
een toezegging dat er ‘nader technisch onderzoek’ wordt gedaan naar opcenten
op de inkomstenbelasting kon er niet van af. Wat moeten wij ons daarbij
voorstellen bij een technisch onderzoek? Of
het technisch mogelijk is? Dat onderzoek kan dan snel gedaan zijn en hoeft niet
meer dan een half A4-tje te beslaan. Politieke
wil, daar gaat het om. Ook
op gemeentelijk niveau is er sprake van onevenwichtige effecten.Omdat gemeente
gecompenseerd worden voor hun gederfde belastinginkomsten op basis van een
rekenmodel dat uitgaat van gemiddelden en niet op basis van hun concrete
belastinginkomst. Hierdoor gaan gemeenten met een hoog OZB-tarief er op
achteruit. Dat zijn veelal grote steden, met grootstedelijke problemen. En
andersom gaan gemeenten met een laag OZB-tarief –vaak rijkere gemeenten- er op
vooruit. Het meest droef is deze methode voor artikel 12-gemeenten die door de
wet gedwongen zijn op het maximale tarief te gaan zitten (minimaal 140% van het
rekentarief) maar slechts tegen het rekentarief compensatie krijgen. Is de
minister bereid deze gemeenten te ontzien – en dus meer te compenseren? Terecht
merkt de VNG op dat met dit rekenmodel een negatief oordeel wordt uitgesproken
(dus worden gestraft) over de 'keuzes die gemeenten in het verleden volledig
binnen hun bevoegdheden hebben gemaakt.' Over
de compensatie van na 2006 bestaan nog veel onduidelijkheden. De regering is
bereid tot een open overleg met de VNG waarbij ook over andere modaliteiten
gesproken kan worden. Wij zijn benieuwd waar dat toe leidt, want tot nu toe
lijkt deze minister weinig op te hebben met ‘open’ overleg. Onderdeel
van het wetsvoorstel is ook maximering van het overgebleven eigenarendeel, zowel
voor wat betreft het tarief als de tariefstijging. Ook dit getuigt van een
overbodige bedilzucht van de rijksoverheid. Voor gemeenten die nu boven deze
limiet zitten betekent dat een
extra achteruitgang. De maximering leidt er bovendien toe dat gemeenten in
gebieden met lagere huizenprijzen er structureel op achteruitgaan, omdat ook de
maximering is gebonden aan een rekenmodel dat uit gaat van gemiddelden. De
maximering wordt ingegeven door angst dat gemeenten de lokale lasten te hard
zouden laten stijgen. Ook in dit geval is angst een slechte raadgever. Want de
praktijk wijst uit dat gemeenten niet uit de pas lopen waar het tariefstijgingen
betreft. Dit
hele wetsvoorstel verdient niet de schoonheidsprijs, maar het schrappen van de
maximering had nog enigszins de pijn kunnen verzachten. |