|
|
Nederlands wangedrag Kaderverdrag Nationale Minderheden plenair 30 november 2004 De ommezwaai van de regering is dat de uitgeklede definitie van Nationale Minderheid
aansluit bij de omslag in het Nederlandse integratiebeleid, nl. dat er in het
verleden teveel de nadruk is gelegd op ‘de acceptatie van verschillen tussen
minderheden en de autochtone bevolking’ en dat er nu wordt gestreefd naar
‘gedeeld burgerschap’. Het kaderverdrag stelt in artikel 4 expliciet stelt dat het Verdrag partijen verplicht om passende maatregelen te nemen op alle terreinen van het economische, sociale, politieke en culturele leven teneinde daadwerkelijke gelijkheid te bevorderen tussen personen die tot een nationale minderheid behoren en diegenen die tot de meerderheid behoren. Dit artikel 4 derhalve veronderstelt dat minderheden die zich in een achterstandsituatie bevinden vallen onder de werking van dit Verdrag. Stappen we even over op de kabinetsreactie op het rapport ‘Bruggen bouwen’van de tijdelijke commissie onderzoek integratiebeleid: ‘Het kabinet onderschrijft de conclusie van de commissie dat er vooral in de jaren negentig op verschillende terreinen vooruitgang is geboekt in de integratie van minderheden, maar legt in zijn eigen analyse van hun actuele positie het accent op de sociale, culturele en economische afstand die nog resteert. Die afstand is naar het oordeel van het kabinet groot, té groot’; Deze opvatting van het kabinet een reactie is op een passage uit het rapport, waarin expliciet gesproken wordt over allochtonen van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst. Dus: waar is de logica van het kabinetsbeleid gebleven? Friezen Alleen de Friezen zijn volgens het kabinet een nationale minderheid. Hebben de Friezen een achterstand? Friesland: heeft het laagste huurniveau, laagste emissie van stikstoffen, scoort gemiddeld als het gaat om onderwijsniveau en het % langdurige minima. Het gemiddeld inkomen is lager –en de zwaarlijvigheid hoger, maar dat geldt ook voor de andere twee noordelijke provincies en heeft dus niets te maken met het Fries-zijn. Met het schrappen van andere minderheidsgroepen, die wel een duidelijk aanwijsbare achterstand hebben, wordt dus het kaderverdrag niet ter goeder trouw uitgevoerd.Nederland schaart zich met deze uitleg van nationale minderheden tot een sombermakende achterhoede van landen die een benauwende opvatting hebben over minderheden. Zelfs het Oostenrijk, met Haider’s FPO in de regering, heeft een beduidende bredere definitie van nationale minderheden. Om haar ommezwaai te onderbouwen heeft Verdonk vijf criteria bedacht op grond waarvan bepaald kan worden welke groep het predikaat ‘nationale minderheid’ kan krijgen. Zeker drie van deze criteria zijn discutabel: hun leden hebben de Nederlandse identiteit, ze wonen van oudsher op het grondgebied van Nederland en wonen van oudsher binnen een specifieke regio. De eerste versie sprak over hier legaal verblijvende personen, wordt nu beperkt tot de Nederlandse identiteit. Loopt niet parallel met het minderhedenbeleid, wat zich niet beperkt tot Nederlanders. De grondwet spreekt natuurlijk ook van gelijke behandeling van allen die zich in Nederland bevinden. Het opheffen van achterstanden, het scheppen van gelijke kansen is een vorm van gelijke behandeling. ‘Van oudsher’is een discutabel en onduidelijk criterium. Hoe lang is van oudsher? De specifieke regio is in strijd met de uitgangspunten die ten grondslag lagen aan de opstelling van het kaderverdrag dat expliciet er van uit ging dat de definitie van nationale minderheden zo zou moeten zijn dat niet-territoriaal minderheden, zoals zigeuners (Roma/Sinti), er zouden onder vallen. Maar alle drie de criteria hebben de vooropgezette bedoeling om alleen de Friezen over te houden en staat daarmee op zeer gespannen voet met de artikel 2 van het Verdrag waarin wordt gesteld dat het Kaderverdrag ter goeder trouw wordt toegepast. Roma en Sinti Positie van Roma en Sinti: gezien de bezorgdheid die Nederland telken male uitspreek in EU-verband, daar waar het gaat om het beleid van nieuwe toetreders (Slowakije, Tsjechië, Roemenië) m.b.t. Roma en Sinti komt de uitsluiting van Roma en Sinti dubbelhartig over. Recent rapport van de EU verschenen (The situation of Roma in an enlarged EU) waarin Nederland wordt bekritiseerd en wordt aangeraden om snel de Kaderwet te tekenen inclusief de erkenning van Roma als minderheid. Daarom dien ik, mede namens PvdA en SP, onderstaande motie in: ************************************************************************************ De Kamer, in vergadering bijeen op 30 november 2004, Gehoord de beraadslagingen over de goedkeuring van het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden Overwegende
Verzoekt het kabinet in de Verklaring die hoort bij het Kaderverdrag ook Roma en Sinti als nationale minderheid te definiëren. ************************************************************************************ Het kaderverdrag bevat ook een sterke bepaling tegen assimilatie; deze is nu met de smalle definitie vrij krachteloos geworden. Vraag blijft waar het kabinet nu zo bang voor is als het kaderverdrag volgens de Paarse definitie van nationale minderheden zou worden geratificeerd. Het verdrag bepleit een multi-culturele samenleving, maar uiteraard binnen de kaders van de rechtstaat en dus zonder vorm van cultuurrelativisme. Een pluriforme, diverse maatschappij, die overigens een realiteit is en waar xenofobe achterhoedegevechten niets aan veranderen. Ook de ontwikkelingen van de laatste
weken leiden wat GroenLinks betreft niet tot een andere conclusie. De overgrote
meerderheid van Turken en Marokkanen, wil in dit land meedoen. De verharding van
het klimaat, mede bepaald door het beleid van de laatste jaren, vormt een rem op
hun integratie. De Kaderwet is prima, de toelichting van de regering deugt niet. De EU roept Nederland op om in ieder geval de Roma en Sinti te erkennen als nationale minderheid. Dat is wel het minste. Maar ik ga er vanuit dat in de Raad van Europa het laatste woord over dit Nederlandse wangedrag nog niet is gesproken. |