Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Verkleining aantal statenleden incidentenpolitiek

Verkleining aantal leden van PS en GS 

                               plenair 1 februari 2005    wetsvoorstel 27214 


De verkleining van het aantal PS-leden wordt door het kabinet in de Memorie van Toelichting (MvT) met drie argumenten onderbouwd. Zijn er voorbeelden uit de parlementaire geschiedenis bekend waarin de regering bij de Tweede Kamer wetsvoorstellen indient die op het moment van indiening strijdig zijn met de grondwet?


Bestuurskracht?
Het eerste argument is de vergroting van de bestuurskracht en slagvaardigheid en het meer sturen op hoofdlijnen
Klopt dit argument? In het nieuwe dualistische stelsel bestuurt GS, en stelt PS de kaders en controleert. De bestuurskracht moet derhalve volgens de dualistische theorie bij GS zitten. Inclusief slagvaardigheid. In de Nederlandse politieke cultuur wordt in de volksvertegenwoordigende organen gewerkt, gediscussieerd en besloten langs partijlijnen. Er is doorgaans één woordvoerder/specialist per fractie die een onderwerp ‘doet’ in de plenaire vergadering. Dat verandert niet bij een inkrimping van het aantal statenleden, anders dan dat de kiesdeler omhoog gaat en –wellicht- het aantal partijen vermindert. 
Dan de hoofdlijnen. Een onzinnige discussie. Want wat is een hoofdlijn en wat een detail? Kabinetten struikelen meestal over een detail en zelden over een hoofdlijn. Wat voor de één ’n hoofdlijn is, is voor de ander een detail. Een hoofdlijn is opgebouwd uit details. Als Statenleden meer werk moeten maken van hun volksvertegenwoordigende taak (een van de aanbevelingen van het alom instemmend geciteerde rapport van de commissie Bleeker – en ook van de cie Elzinga) zal dat onvermijdelijk meer leiden tot aandacht voor details, want veel mensen komen pas in beweging als de hoofdlijn van een beleid neerslaat in concreet beleid, meestal op ‘detail’niveau. 

Vergelijking met grote steden
Het tweede argument is dat de Staten te groot zijn in verhouding met de gemeenteraden van de grootste steden, die uit 45 mensen bestaan.
Dit argument is zo mogelijk nog zwakker dan het eerste. Tot mijn grote verbazing heeft niemand tot nu toe er opgewezen dat het een grote misvatting is te denken dat het takenpakket van Amsterdam en Rotterdam door 45 raadsleden wordt behartigd. Beide steden hebben deelraden met gekozen raden en dagelijks besturen. Daar zijn in totaal enkele honderden volksvertegenwoordigers actief. In Amsterdam zijn vele taken en bevoegdheden van de gemeenteraad overgedragen naar de stadsdelen: van het ophalen van het huisvuil tot het vaststellen van een bestemmingsplan, van het bestuur van het openbaar onderwijs tot de subsidiëring van het welzijnswerk. Daarnaast zijn de grote steden onderdeel van WGR-plus gebieden (zoals de ROA) die ook planningstaken hebben overgenomen van de grote steden op het gebied van het openbaar vervoer en de volkshuisvesting. Kortom, het is zonder meer een gotspe dat dit argument in een zo’n serieus stuk als een MvT wordt gehanteerd.

Complexer
Het derde argument is dat de huidige categorisering van het aantal statenleden in de wet niet meer logisch is als je kijkt naar de huidige inwonersaantallen. Zo veronderstelt de wet, die dateert uit 1962, dat er nog steeds provincies beneden de 300.000 inwoners zijn, wat niet meer zo is. Maar daaruit is in het geheel niet de conclusie te trekken dat het aantal statenleden omlaag kan. Integendeel, sinds 1962 is het openbaar bestuur, ook op provinciaal niveau, aanmerkelijk veel omvattender en complexer geworden, wat eerder zou moeten leiden tot een toename van het aantal Statenleden (waar GroenLinks overigens niet voor pleit).

De conclusie van GroenLinks m.b.t. de door het kabinet gehanteerde argumenten kan niet anders luiden dan dat wij zelden zulke zwakke argumenten bij een wetsvoorstel hebben aangetroffen. En dan blijft de hamvraag in de toelichting van het kabinet onbeantwoord: welk gewichtig probleem lost dit wetsvoorstel eigenlijk op?


Goede tegenargumenten
Behalve het verwerpen van de slechte pro-argumenten, zijn er echter wel vijf goede redenen om niet akkoord te gaan met het wetsvoorstel.

incidentenpolitiek
Belangrijkste argument is het incidentele karakter. Het is verbazingwekkend hoe een losse flodder van twee heren uit Noord-Holland (Van Kemenade, toenmalig CdK en Versteden, toenmalig griffier) kan leiden tot een heus wetsvoorstel. Over de provincie als middenbestuur wordt sinds enkele jaren weer in verhevigde mate gediscussieerd. Zijn schaal en takenpakket nog adequaat in deze tijd van enerzijds Europese schaalvergroting en anderzijds bovengemeentelijke samenwerking? Daarnaast is er de dualisering van het provinciebestuur dat sinds 2003 is ingevoerd en waarvan de evaluatie nog moet plaatsvinden. Een eventuele aanpassing van het aantal Statenleden moet in samenhang met deze onderwerpen beschouwd worden. Dat was ook de inzet van de Eerste Kamer om lange tijd dit wetsvoorstel niet te behandelen. Helaas is een –minieme- meerderheid bezweken onder ministeriële druk om nu toch tot behandeling over te gaan, maar of dit leidt tot het door hem gewenste resultaat is allerminst zeker. 

te rigoureus voor de kleine provincies
Een ander argument tegen de voorgestelde verkleining is dat deze te rigoureus is, vooral wat betreft de kleinere provincies. Natuurlijk, de evenredige vertegenwoordiging blijft van kracht, maar omdat het aantal zetels kleiner wordt (Drente levert 20% in, van 51 naar 41) gaat de kiesdeler omhoog en wordt het kleinere partijen moeilijker gemaakt om in de Staten te komen. De pluriformiteit van de volksvertegenwoordiging wordt daarmee geschaad en die kant wil GroenLinks niet op. En omdat de Staten ook de Eerste Kamer kiezen, krimpt het electoraat van de Eerste Kamer ook in. En niet alleen dat, ook de pluriformiteit in de senaat kan worden geschaad. GroenLinks is voor algehele opheffing van de Eerste Kamer, niet voor opheffing van het geluid dat kleine fracties vertolken.

dualisering geeft meer werkdruk
Een derde argument is de relatie tussen werkdruk en aantal statenleden. Een recent onderzoek, in opdracht van het IPO, heeft uitgewezen dat de werkdruk voor statenleden sinds de invoering van het dualisme gemiddeld is toegenomen met 25% (van 17 naar 21 uur in vijf jaar tijd). Dat laat zich moeilijk verstaan met een vermindering van het aantal statenleden. Volgens dat onderzoek wordt een deel van die toename verklaard door de andere rol: meer volksvertegenwoordiger, meer contact met de bevolking en organisaties en verhoudingsgewijs minder vergaderuren. Prima allemaal. Maar wat gebeurt er als het aantal Statenleden drastisch wordt verminderd? Per definitie zal ieder fractie kleiner worden, woordvoerderschappen zullen over minder leden verdeeld worden met als onvermijdelijk gevolg dat er weer meer vergadertijd besteed zal worden onder de stolp van het provinciehuis dan in de wereld daar buiten.

Overigens vindt GroenLinks dat de huidige vergoeding van statenleden te laag is. De vergoeding is al zestien jaar lang niet verhoogd en heeft geen gelijke tred gehouden met de ontwikkeling van vergoedingen van andere politieke ambtsdragers. Het advies dat uit het IPO-onderzoek voortspruit om de vergoedingen op te trekken van 11.000 euro naar 17.000 euro per jaar ondersteunen wij. Volgt de minister dit advies?

kleine provincies meer taken
Een vierde argument is dat kleine provincies een relatief beduidend omvangrijker takenpakket hebben dan grote provincies als Zuid- of Noord-Holland met grote steden die al dan niet in WGR+-verband veel zelfstandiger functioneren. Grote delen van die grote provincies zijn in zekere zin provincie-vrij. Maar dat geldt niet voor bijv. Drenthe, dat een groot aantal provinciale taken op haar bordje heeft liggen dat in de gehele provincie tot in alle uithoeken uitgeoefend wordt. Van een samenhangend beleid voor de versnipperde landbouwgebieden tot waterhuishoudings-, milieubeleids- tot streekplannen. 

diversiteit loopt gevaar
Een vijfde argument is dat met verkleining van het aantal statenleden niet alleen de politieke pluriformiteit in gevaar komt, maar ook de diversiteit. Vrouwen en migranten zullen nog slechter vertegenwoordigd zijn dan thans, zo is de verwachting, die mede gebaseerd is op ervaringen elders. 

Een anders vormgegeven verkleining bespreekbaar?
GroenLinks ziet echter wel in dat er enkele argumenten zijn om enigszins aan de aantallen te sleutelen. Zo is met de dualisering in feite het aantal statenleden toegenomen, omdat de gedeputeerden niet langer statenlid zijn. Ook zijn de grootste provincies wel zeer rijkelijk bedeeld met 83 statenleden. Dat zou best wat minder kunnen. Maar ook in dit geval geldt: eerst wachten op de evaluatie van de dualisering en in samenhang met de uitkomsten van de discussie over de positie van het middenbestuur. Is de minister nu onderhand ook zo ver deze conclusie te trekken als het wetsvoorstel wordt verworpen?

Een sterke volksvertegenwoordiging
GroenLinks is voor versterking van de positie van de volksvertegenwoordiging. Dat wordt bereikt door meer bevoegdheden, meer controlemogelijkheden, meer deskundige ondersteuning en meer ruimte voor het ontplooien van eigen initiatieven. Met alle goede wil van de wereld valt niet in te zien dat dit voorstel daar een bijdrage aan levert.