|
|
Verdwenen monarchieën in Europa: IerlandAcht eeuwen overheersing(artikel gepubliceerd in De Republikein van juni 2009)Dreaming in the night I saw a land where no one had to fight zingt Mary Black in het bloedstollende mooie Song for Ireland. Bijna 800 jaar hebben de Ieren er over gedaan om zich aan de Britse monarchie te ontworstelen. Dat was een sociale, religieuze en af en toe ook een republikeinse strijd. Die pas volledig zal zijn voltooid als die onafhankelijkheid voor het gehele eiland geldt. De eerste monarchie op het groene eiland werd geïmporteerd door de Kelten. Vanaf de 5de eeuw v. Chr. vielen zij Ierland binnen. Ze stichtten zo'n honderdvijftig kleine koninkrijkjes, die samenwerkten in regio’s, de provincies van het huidige Ierland. Aan het hoofd van de Keltische samenleving stond de hoge koning, die zijn vaak geringe gezag volgens de overlevering uitoefende vanaf de Hill of Tara, even ten noorden van Dublin. Deze eerste koningen zijn mythische figuren van de Uí Néill-dynastie. De Romeinen veroverden Engeland grotendeels, maar lieten Ierland ongemoeid. Daardoor kon de Keltische cultuur ongestoord tot grote bloei komen. In 423 kwam de legendarische St. Patrick naar Ierland om de heidense Kelten met succes te kerstenen. Kunsten en wetenschappen floreerden in deze periode, waar de Vikingen abrupt een einde aan maakten. Vanaf 795 vielen zij het land op verschillende plaatsen binnen. Brian Ború werd in 1002 tot hoge koning uitgeroepen; hij wist als eerste zijn heerschappij over alle Keltische clans uit te beiden. In 1014 bracht hij de Vikingen de definitieve nederlaag toe, al liet hij daar zelf het leven bij. Na zijn dood bevochten de clan elkaar weer als vanouds en het land versnipperde steeds verder. In 1155 deed paus Adrianus IV, de enige Engelse paus ooit, Ierland per bul cadeau aan koning Hendrik II van Engeland, maar van feitelijke Britse bemoeienissen was aanvankelijk nog geen sprake. Dat veranderde toen de verdreven koning van de provincie Munster, Dermot MacMurrough, in 1169 Engelse hulp inriep om zijn troon te herwinnen. De Welshman Richard FitzGilbert de Clare, bijgenaamd Strongbow, gaf gehoor aan dit verzoek. Met een goed uitgerust leger versloeg hij MacMurroughs tegenstanders en huwde diens dochter. Kort daarop mocht hij zich koning van Leinster noemen. De komst van Strongbow markeert het begin van de Engelse overheersing van Ierland, die bijna achthonderd jaar zou duren. De Engelse koning Hendrik II moedigde zijn adel aan zich in Ierland te vestigen. Een kolonisatiegolf kwam op gang. De nieuwe heersers probeerden het Keltische clansysteem af te schaffen en een feodale ordening in te voeren, waarbij alle land aan de koning toekwam en het land centraal werd bestuurd. De Ieren boden hardnekkig verzet en de Engelse vorst kon zijn gezag eigenlijk alleen vestigen in een smalle strook rond Dublin, de zogeheten English Pale. Maar ondanks de af en toe oplaaiende animositeit assimileerden de Engelsen in rap tempo met de Ieren. De Engelse kroon, beducht haar greep op het eiland te verliezen, zag deze ontwikkeling met lede ogen aan en verbood in 1366 gemengde huwelijken en ontzegden Ieren de toegang tot ommuurde steden. Tot in de 15de eeuw werden grote delen van het land beheerst door zo’n gemengde familie: de FitzGeralds. Het Engelse koningshuis stemde hier stilzwijgend mee in. De breuk van Hendrik VIII in 1534 met de katholieke kerk maakte hier echter een einde aan. Hij wilde de Anglicaanse kerk ook in Ierland invoeren. Maar daar zaten de Ieren niet op te wachten. De Ierse clerus riep op tot verzet tegen de scheurmaker, waarop de monarch de kloosters liet sluiten. Hendrik verdeelde Ierland in 32 graafschappen, een indeling die nog steeds bestaat, en dwong de Ierse grootgrondbezitters hun land over te dragen aan de Engelse kroon, waarna ze het als leengoed weer terugkregen. In 1558 trad de hardvochtige Elizabeth I aan die, met het oog op de Spaanse dreiging, overal in Ierland militaire garnizoenen stationeerde. De meeste weerstand tegen haar politiek bestond in Ulster, van oudsher de meest Keltische provincie van het land. In 1598 namen clans uit Ulster de wapens op tegen de Engelsen. Na drie jaar vechten gaven zij zich gewonnen. De zes noordelijke graafschappen werden uitgegeven aan loyale Schotse en Engelse protestanten, onder wie veel oud-soldaten en criminelen. Hiermee werd de kiem gelegd voor de tweedeling van het eiland dat tot op de dag van vandaag. Orangisten In 1641 kwamen de Ieren weer in opstand, in de vage hoop dat de Engelse koning Karel I de katholieke zaak welgezind zou zijn en in de wetenschap dat er in Engeland een burgeroorlog woedde. Deze werd in het nadeel van de monarchie beslecht. Oliver Cromwell greep de macht en herstelde met harde hand het Engelse gezag over Ierland. Dit is een van de zwartste bladzijden uit de Ierse geschiedenis. Vele tienduizenden Ieren werden het slachtoffer van gruwelijke moordpartijen. Het herstel van de monarchie in Engeland in 1660 deed de Ierse hoop even herleven. In 1685 kwam Jacobus II op de troon, die zich inzette voor het rechtsherstel van de katholieken. Drie jaar later zette het parlement hem echter af en vroeg Jacobus' schoonzoon, de protestantse Nederlandse stadhouder Willem III van Oranje, om de Engelse troon te bestijgen. Jacobus vluchtte naar Ierland en bracht een katholiek leger op de been. In 1690 kwam Willem naar Ierland met een geduchte troepenmacht. In de Battle of the Boyne hakte hij zijn schoonvader in de pan. Deze slachtpartij wordt jaarlijks in Ulster met de beruchte oranjemarsen herdacht. Katholieke Ieren werden derderangsburgers in eigen land. Ze mochten geen land bezitten, niet dienst nemen in het leger noch een parlementszetel bekleden. Ze mochten hun godsdienst niet uitoefenen en de Ierse taal, literatuur en muziek waren verboden. Aan het eind van de 18de eeuw gloorde enige hoop op verbetering. De geest van de Verlichting drong tot het eiland door. In 1782 kregen de Ieren zelfs beperkt zelfbestuur. Er kwam een uitsluitend uit protestanten bestaand parlement, dat echter slechts achttien jaar in functie zou blijven. In 1791 richtte de protestantse advocaat Theobald Wolfe Tone de United Irishmen op, die streefden naar een onafhankelijke Ierse republiek waarin katholieken en protestanten gelijke rechten hadden en het grootgrondbezit was opgeheven. Als tegenreactie werd in Noord-Ierland de bewapende Protestant Orange Society gesticht. In 1798 achtte Tone de tijd rijp voor een revolutiepoging, die jammerlijk faalde. De opstand werd door de gezamenlijke inspanning van Engelsen en Orangisten snel en bloedig onderdrukt. Naar schatting zeventigduizend rebellen vonden de dood. Tone werd gevangengenomen en ter dood veroordeeld. Voor het vonnis uitgevoerd kon worden, pleegde hij zelfmoord in de gevangenis. De Engelse regering reageerde op de opstand in 1800 met de Act of Union. De beperkte Ierse autonomie werd teruggedraaid en Ierland werd in zijn geheel bij het Verenigd Koninkrijk ingelijfd, dat vanaf die tijd Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland heette. Deze situatie zou tot 1921 blijven bestaan. De grote hongersnood Maar het vrijheidsstreven bleef onverminderd groot. In 1823 richtte de katholieke advocaat Daniel O'Connell (‘The Liberator’) de Catholic Association op, die rechtsgelijkheid voor de katholieken nastreefde. Hij werd hij met overweldigende meerderheid in het Britse Lagerhuis gekozen. Londen durfde de confrontatie niet aan en maakte het met de Catholic Emancipation Bill mogelijk dat hij zijn zetel innam. O'Connell sprak regelmatig enorme massameetings toe. De Britten onderkenden het gevaar en verboden de bijeenkomsten. De pacifist O'Connell gaf daar aan gehoor; de teleurstelling hierover was groot. Velen trokken de conclusie dat de onafhankelijkheid van Ierland alleen met geweld bevochten kon worden. Gedurende de gehele 19de eeuw beschouwde Londen Ierland als wingewest. De Engelse landlords lieten zich zelden op hun Ierse landgoederen zien. De Ierse pachtboeren leefden in schamele hutten en voedden zich vrijwel uitsluitend met aardappelen. In 1845, 1846 en 1847 mislukte de aardappeloogst. De hongersnood die volgde en de epidemieën die uitbraken kostten anderhalf miljoen Ieren het leven. Eenzelfde aantal zocht zijn heil in emigratie naar de Nieuwe Wereld of Australië. Ze vertrokken onder erbarmelijke omstandigheden in de beruchte varende doodskisten (coffin ships), waarvan er vele vergingen, soms nog in het zicht van de vertrekhaven. Al die tijd ging de export van Iers graan, zuivel en vlees naar Engeland gewoon door; alleen op die manier kon de extreem hoge pacht aan de Britse landlords betaald worden. De Engelse regering bood nauwelijks hulp. Hierdoor werd de haat tegen de Engelsen extra gevoed. De vele Ierse emigranten vergaten de ontberingen in hun vaderland niet. Vanaf het midden van de 19de eeuw begonnen zij de onafhankelijkheidsstrijd actief te steunen. De rechteloze Ierse pachters verenigden zich in 1879 in de Land League. Ze eisten langdurige pachtovereenkomsten, een redelijke rente en de vrijheid om pachtpercelen zelf door te mogen verkopen. Steun kregen zij van de protestantse grootgrondbezitter Charles Stuart Parnell, een briljant spreker, die pleitte voor Iers zelfbestuur. In het Engelse Lagerhuis wist Parnell velen voor zijn inzichten te winnen. Tot drie keer toe diende de Britse regering een Home Rule Bill in, maar een krachtige lobby van Britse conservatieven en Ulster protestanten wist aanname van de wet te verhinderen. Een dubbele moord in 1882 op de Engelse onderkoning in Ierland en zijn plaatsvervanger speelde hen daarbij in de kaart. In Engeland vonden enkele bomaanslagen plaats op openbare gebouwen. De Britse publieke opinie keerde zich nu tegen de Ieren. Sinn Féin In 1905 richtte de Dublinse drukker-journalist Arthur Griffith een nieuwe politieke beweging op: Sinn Féin (wij alleen). Het was aanvankelijk een gematigde organisatie, met één opvallende eis: de Ierse parlementariërs moesten het Londense parlement boycotten en voortaan in Dublin bijeenkomen. Tegelijkertijd bliezen radicale nationalisten de ingeslapen Irish Republican Brotherhood nieuw leven in. Ook de Irish Socialist Republican Party, opgericht door de marxistische theoreticus James Connolly, streefde naar onafhankelijkheid. De brute wijze waarop de politie in 1913 een grote havenstaking in Dublin brak, deed Connolly besluiten een eigen militie op te richten, de Irish Citizen Army. Na 1912 nam de spanning in het hele land sterk toe. Het Britse Lagerhuis had ten langen leste de Home Rule Bill aangenomen. Onder druk van de Ulster Orangisten sprak het Hogerhuis zijn veto uit. De protestantse Unionist Party kondigde aan de band met Engeland te vuur en te zwaard te zullen verdedigen. De Irish Republican Brotherhood reageerde onmiddellijk en vormde ook een vrijwilligersleger, de Irish Volunteers. Een burgeroorlog leek onvermijdelijk, vooral toen de Britse regering in juni 1914 alsnog toegaf aan de unionistische druk en voorstelde het eiland in tweeën te delen. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog veranderde de verhoudingen. De Eerste Wereldoorlog bracht in de gelederen van de Ierse nationalisten een diepe scheiding teweeg. Velen van hen namen dienst in het Britse leger in de hoop dat na de oorlog de Ieren ‘ beloond’ zouden worden met zelfbestuur. De meer radicale groeperingen peinsden er echter niet over om Iers bloed te laten vergieten voor de Engelse zaak. Hun motto was: `England's difficulty is Ireland's opportunity.' Op paasmaandag 1916 kwam het in Dublin tot een opstand, die echter bijzonder slecht was voorbereid. De rebellen bezetten onder andere het postkantoor. Op het bordes las de dichter Patrick Pearse de onafhankelijkheidsverklaring voor. Zijn gehoor bestond uit verblufte voorbijgangers, want voor de Dubliners kwam de actie even onverwacht als voor de Britse autoriteiten. Londen zond een legertje naar Dublin, dat de stellingen van de rebellen in puin schoot. De veertien ondertekenaars van de onafhankelijkheidsverklaring werden geëxecuteerd, onder wie Pearse en Connolly. De executies wekten in binnen- en buitenland grote verontwaardiging. De rebellen groeiden plotseling uit tot martelaars voor de Ierse zaak. De stroom vrijwilligers voor het Engelse leger droogde meteen op. De parlementsverkiezingen van 1917 leverden een klinkende overwinning voor Sinn Féin op. De gekozenen kwamen onder voorzitterschap van Sinn Féin-leider De Valera bijeen in Dublin en ratificeerden in januari 1919 alsnog de onafhankelijkheidsverklaring van de Paasopstand. De Engelsen vatten dit op als oorlogsverklaring en stuurden een paramilitaire politiemacht naar het eiland. Tussen deze Black and Tans en de in 1919 opgerichte Irish Republican Army (IRA) speelde zich van 1919-1921 een hevige guerrillastrijd af. De wereldopinie keerde zich steeds meer tegen de Britten en ook in Engeland zelf werden vragen gesteld over het brute optreden van de Black and Tans. In juli 1921 kwamen de IRA en de Britse regering een wapenstilstand overeen. De onderhandelingen die volgden, resulteerden in het Anglo-Iers Verdrag: Ierland kreeg de status van Vrijstaat binnen het Britse Gemenebest. Het kreeg volledige zeggenschap over alle binnen- en buitenlandse aangelegenheden, maar moest wel trouw zweren aan de Britse kroon en een onderkoning als formeel staatshoofd erkennen. Daarnaast werd het land in tweeën gedeeld; bij wijze van tijdelijke maatregel, zo spiegelde de Britse premier Lloyd George de IRA-onderhandelaars voor. Zes noordelijke graafschappen kregen beperkt zelfbestuur, maar bleven met het Verenigd Koninkrijk verbonden; de overige 26 graafschappen vormden de Irish Free State. Het verdrag veroorzaakte een dramatische splitsing binnen de IRA. De tegenstanders van het verdrag wilden onder geen beding akkoord gaan met een deling. Onder hen was De Valera, die zijn parlementszetel opgaf. Het land gleed af naar een bloedige burgeroorlog die twee jaar zou duren. Mannen die jarenlang zij aan zij tegen de Britse overheersing hadden gestreden, stonden plotseling tegenover elkaar in onverzoenlijke kampen. Nu waren het Ieren die Ieren tegen de muur zetten. In korte tijd liet de regering dertienduizend mensen interneren. De Valera zag in dat de strijd uitzichtloos geworden was en wist de tegenstanders begin 1923 te bewegen de wapens neer te leggen. Bij de algemene verkiezingen die volgden, behaalden de voorstanders van het verdrag een grote overwinning. De parlementariërs van het verslagen Sinn Féin weigerden hun zetels in te nemen. De Ierse Vrijstaat In de uit zoveel geweld geboren Ierse Vrijstaat waren de wonden rauw. De scheidslijnen uit de tijd van de burgeroorlog zouden de Ierse politiek blijven bepalen. De economische opbouw van de jonge staat was de voornaamste zorg van de eerste regering van de Vrijstaat, geleid door premier (die vanaf nu taoiseach werd genoemd) Liam Cosgrave. Inzake de Noord-Ierse kwestie voer hij een zeer voorzichtige koers. Hij was er vooral op uit de zo moeizaam verworven onafhankelijkheid te consolideren en meed de confrontatie met Ulster en de Britten. In 1926 richtte De Valera een nieuwe partij op, de populistisch-nationalistische Fianna Fáil (soldaten van het lot). In 1932 won deze partij de verkiezingen en De Valera werd voor de eerste maal taoiseach. Zijn regering deed er alles aan de nog resterende Britse invloed in de Vrijstaat terug te dringen. De Britse militaire bases werden gesloten. In 1937 verkeerde het Verenigd Koninkrijk in een staatsrechtelijke crisis na het aftreden van Edward VIII. De Valera zag zijn kans schoon en joeg binnen 24 uur een nieuwe grondwet door het parlement, waardoor de Britse koning als staatshoofd werd afgezet. Ierland werd een soevereine staat binnen het Gemenebest en noemde zich Éire. In de nieuwe constitutie maakte Éire nadrukkelijk aanspraak op de zes noordelijke graafschappen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef Ierland officieel neutraal, hoewel beide kampen aan de jonge staat trokken. De Engelse premier Winston Churchill bood zelfs hereniging van het eiland aan, terwijl de Duitsers inspeelden op de nog altijd sterke anti-Britse gevoelens. In 1948 werd de regering van De Valera afgelost door een brede coalitie, waarin de conservatieve Fine Gael (stam der Kelten) de grootste partij was. Sinds haar oprichting in 1933 had Fine Gael zich ontwikkeld tot de aartsrivaal van de Fianna Fáil. De nieuwe regering sneed de laatste banden met het Britse Gemenebest door en riep op de symbolische paasmaandag 1949 Ierland formeel tot republiek uit. Uiteraard zonder Ulster, dat de Britse kroon trouw bleef. Leo Platvoet
|