Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

                       

Gemeentelijke herindeling een deel van de Achterhoek enz.

Inbreng in de schriftelijke voorbereiding

Klik hier voor mijn inbreng in het plenaire debat dat op 29 juni 2004 plaatsvond.


Voorafgaand aan de feitelijke behandeling van het wetsvoorstel heeft er tussen de commissie en de minister een wisseling van standpunten in twee termijnen plaatsgevonden over het punt waarom de minister de toezegging van zijn voorganger niet gestand heeft gedaan dat het de voorkeur verdient wetsvoorstellen m.b.t. gemeentelijke herindelingen te splitsen. De minister heeft daar met name in zijn tweede reactie uitgebreid op geantwoord. Maar ook in dit antwoord blijft  onduidelijk waarom splitsing niet mogelijk zou zijn. De minister hamert vooral op de samenhang van de herindelingen, maar gaat daarbij voorbij aan het feit dat de Tweede Kamer via amenderingen wijzigingen heeft aangebracht. Het lijkt er eerder op dat hij de minister niet bereid is om te splitsen, omdat de Eerste Kamer dan een genuanceerder oordeel zou kunnen uitspreken, terwijl de senaat nu voor een  ‘slikken of stikken’ situatie wordt geplaatst.

Is de samenhang van het wetsvoorstel, zoals dat door de regering aan de Tweede Kamer is aangeboden, nu bevorderd of geërodeerd door de aangebrachte wijzigingen door de eerste kamer m.b.t. Doetinchem/Wehl en Deventer/Bathmen? 

Beleidskader gemeentelijke herindelingen

Op 18 december 2002 publiceerde de minister van BZK bij brief het Beleidskader gemeentelijke herindelingen. In dit beleidskader stelt de regering dat het niet voor de hand ligt dat het kabinet een gemeentelijke herindeling entameert als het draagvlak voor een herindeling bij de gemeente geheel ontbreekt. Bent u het met ons eens dat bijv. in de gevallen van Bathmen, Warnsveld en Ruurlo dit het geval is? Draagt de regering een zelfstandige verantwoordelijkheid voor het indienen van het onderhavige wetsvoorstel en kan dus worden gesteld dat de regering deze herindeling entameert? Hoe zijn deze twee zaken dan met elkaar te rijmen?

De regering stelt in het beleidskader dat binnengemeentelijke decentralisatie de afstand tussen bestuur en burger kan verkleinen, daar waar het gemeentelijke niveau te grootschalig is voor de aanpak van een aantal vraagstukken. Voorts stelt de regering aan de andere kant van het spectrum de intergemeentelijke samenwerking als perspectief. Maar terecht stelt de regering dat het beide hulpstructuren zijn die de ‘hoofdstructuur’ van het lokaal bestuur (nl. de zelfstandige gemeente) niet op de achtergrond kunnen dringen. Wat is nu de diepere betekenis van deze op zich zelf obligate constatering? Dat de regering er voortaan bij het overwegen van gemeentelijke herindelingen deze beide opties betrekt: dus herindelen, maar dan ook binnengemeentelijk decentraliseren en niet herindelen, dan wel intergemeentelijk samenwerken? Zou het niet veel verstandiger zijn in discussie met provincie en gemeenten over mogelijke herindelingen deze varianten veel nadrukkelijker en dwingender over het voetlicht te brengen?

De regering stelt dat als steden hun bovengemeentelijke, regionale functies niet meer op eigen grondgebied kunnen waarmaken, de provincie en het rijk de verantwoordelijkheid hebben voorwaarden te schepen dat die functies toch kunnen worden uitgevoerd. Hoe zou dat dan moeten? Door gebiedsuitbreiding? Door intergemeentelijke samenwerking? Hoe moet het onderhavige wetsvoorstel in dit kader worden beschouwd?

Bent u het met de toenmalige minister Wiegel eens (zoals genoemd in het Beleidskader) dat de wenselijke ondergrens van een gemeente 10.000 inwoners is?

U stelt in het beleidskader dat het kabinet geen gemeentelijke herindelingsvoorstellen van bovenaf op legt en ook niet zal entameren als er geen voldoende lokaal draagvlak is. Waarom stelt de regering niet hetzelfde t.a.v. de rol van de provincie? Verschuilt u zich in feite niet achter de rug van de provincie als deze wel bereid is gemeentelijke herindelingen te entameren die geen lokaal draagvlak hebben? 

Waarom laat u in het beleidskader geen bespiegeling los op het thema dat er veel voor te zeggen is om de gemeentelijke herindelingen een bevoegdheid van de provincie te laten zijn?

De door het kabinet gehanteerde criteria

In het beleidskader en de Memorie van Toelichting noemt de regering zes criteria die ze bij de beoordeling van de herindelingsvoorstellen heeft betrokken.

Het eerste criterium betreft het streven van de betrokken gemeente naar een optimaal draagvlak onder de bevolking. Kan de regering aangeven op welke wijze de betrokken gemeenten ieder afzonderlijk dit draagvlak hebben gemeten?  En wat de uitkomst daarvan was? Is de regering het met ons eens dat een referendum de meest betrouwbare manier is om het draagvlak onder de bevolking te meten? Hoeveel van de betrokken gemeenten beschikten over een referendumverordening in het kader van de Tijdelijke Referendum Wet? Hebben alle betrokken gemeenteraden een expliciet besluit genomen inzake de door hen gewenste herindeling? Is de regering bereid een wetswijziging voor te bereiden, die er toe strekt dat gemeenten die in een herindelingstraject zitten, verplicht worden het draagvlak onder bevolking te meten via een raadplegend referendum?

Het tweede criterium betreft de goede voorwaarden voor een goede bestuurlijke en ambtelijke organisatie. Welke ijkpunten heeft de regering voor de toetsing van dit criterium? Hebben grote gemeenten per definitie een kwalitatief beter bestuur dan kleine gemeenten? Welke betrokken gemeenten hebben nu een te zwak bestuur?  Aan welke kwaliteit dienstverlening voldoen de betrokken gemeenten thans niet, zodat op grond van dit criterium herindeling voor de hand ligt? Welke typen dienstverlening kunnen de nieuwe gemeenten bieden die de huidige gemeenten niet in huis hebben?

Het derde criterium (‘het resultaat van de herindeling is duurzaam’) is een wens, dan wel een doelstelling maar geen criterium. Deze maatstaf voor de beoordeling of de thans voorliggende wet zinvol is, kan nu niet worden getoetst. Hoeveel jaar is in de ogen van de minister ‘voor een langere periode’?

Het vierde criterium, ‘een goede en logische interne samenhang’ is rijkelijk vaag. Wordt met ‘interne’ bedoeld de gemeentelijke, ambtelijke organisatie? Of wordt bedoeld het voorzieningenniveau (scholen, ouderenvoorzieningen, sportparken, bibliotheken enz) dat qua aanbod en bereikbaarheid logisch en samenhangend moet zijn? Welke concrete voorzieningen of activiteiten heeft de regering met dit criterium getoetst? Op grond van welke gegevens is geconcludeerd dat er sprake is van een goede en logische interne samenhang?

Het vijfde criterium is in hoge mate eveneens een wens, dan wel een doelstelling, maar geen criterium. Is een goede regionale samenhang niet mogelijk met het huidige aantal gemeenten? Wat verstaat de regering onder regionale samenhang? Is dat een samenhangend aanbod van voorzieningen? Is dat een samenhang van functies (stedelijk, landbouw, natuur)? Bedoeld de regering met evenwichtige bestuurlijke verhoudingen het feit dat er na de herindeling grotere gemeenten ontstaan die daardoor op meer gelijke voet staan met de centrumgemeente? Indien dat laatste het geval is: hoe kijkt de regering dan aan tegen de bestuurlijke verhoudingen tussen bijv. Amsterdam en Diemen, Haarlem en Heemstede, Den Haag en Wassenaar enz?

Het zesde criterium betreft de planologische ruimte, die noodzakelijk is voor een goede uitoefening van taken en functies. Welke van de huidige betrokken gemeenten had thans niet voldoende planologische ruimte? Hebben de centrumgemeenten zoals Zutphen en Doetinchem nu voldoende planologische ruimte volgens de regering?

Kan de regering zich de kritiek voorstellen dat de gehanteerde criteria zo vaag, niet toetsbaar, prioriteitloos en niet-afrekenbaar-op-termijn zijn dat men op basis hiervan alle kanten op kan redeneren en er bestuurlijk hopgedrag ontstaat? Zo wordt in het ene geval draagvlak als argument gehanteerd (bijv. de nieuwe gemeente Berkelstreek), terwijl in het andere geval het ontbreken van elk draagvlak (Warnsveld) wordt weggewuifd.

Doetinchem

In de MvT roept het kabinet de ‘ronde-tafelgesprekken’ in herinnering die gehouden zijn in het kader van de Stuurgroep Krachtige Gemeenten. De versterking van de positie van de centrumgemeenten nam hierin een belangrijke plaats in. Is het kabinet van mening dat bijv. Doetinchem, dat een beduidend groter verzorgingsgebied met dito voorzieningen heeft dan de eigen bevolking, in het huidige wetsvoorstel die versterking krijgt? Hoe moet de regionale samenhang worden begrepen met de grote plattelandsgemeente die ten noorden van Doetinchem ontstaat? Als het kabinet in de MvT schrijft dat Bronckhorst een sterke partner is voor het krachtenspel met Doetinchem en Zutphen: wat moeten wij ons daar bij voorstellen? Dat Bronckhorst met de rug naar Doetinchem en Zutphen gaat toestaan? Dat het een groene buffer vormt tegen deze steden? Of is het  de bedoeling dat Bronckhorst nieuwe voorzieningen krijgt, cq. ontwikkelt die de centrumfunctie van Doetinchem en Zutphen voor deze nieuwe gemeente doet verminderen?

Bathmen

Welke gevolgen verbindt het kabinet aan het besluit van de Tweede Kamer om Bathmen niet met de (nieuwe) gemeente Lochem te laten samen gaan, maar met Deventer?  Is dat geen aantasting van de evenwichtige bestuurlijke verhoudingen die het kabinet nastreeft? Is het ook geen ondergraving van het eerst genoemde criterium van het kabinet, draagvlak onder de bevolking? Hoe beoordeelt het kabinet de besluitvorming in de Tweede Kamer m.b.t. Bathmen? Kan het kabinet zich indenken dat vele inwoners van Bathmen zwaar teleurgesteld zijn in de besluitvorming, zoals die in de Tweede Kamer t.a.v. hun gemeente heeft plaatsgevonden? Wat is de verwachting van het kabinet t.a.v. het groene karakter van Bathmen, nu het onderdeel uitmaakt in het onderhavige wetsvoorstel van de gemeente Deventer?

Zutphen/Warnsveld

Waarom is het kabinet t.a.v. Warnsveld afgeweken van haar standpunt –en het eerste criterium- dat draagvlak onder bevolking moet worden nagestreefd  en –om het vrij te vertalen- gemeenten niet tegen hun zin (on)gelukkig worden gemaakt? In het debat in de Tweede Kamer heeft de minister opgemerkt dat er anno 2004 nog geen expliciete bestuurlijke knelpunten manifest zijn m.b.t. o.a. Warnsveld, maar dat op grond van het criterium ‘duurzaamheid’ er toch door het kabinet voor gekozen is om voor te stellen Warnsveld bij Zutphen te voegen. Elders zegt de minister dat bestuurskracht en draagvlak met stip de criteria zijn die voorop staan. Hoe valt dit nu met elkaar te rijmen: dat een criterium van een lagere orde (duurzaamheid) de doorslag geeft, daar waar de twee ‘stip’-criteria niet in beeld zijn?

Berkelland

In de MvT schrijft de minister dat Ruurlo meerdere malen heeft aangegeven zelfstandig te willen blijven, maar bij een samenvoeging deel te willen uitmaken van de nieuwe gemeente Berkelland. Is het de minister bekend dat de gemeenteraad van Ruurlo op 22 april 2004 een brief aan de commissie BZK van de eerste Kamer heeft gezonden, waarin ze aangeeft dat de gevolgde Arhi-procedure op onzorgvuldige wijze is doorlopen en de gemeenteraad geeft daarvoor een vijftal argumenten. Bent u het met de gemeenteraad van Ruurlo eens dat tijdens het overleg in het kader van de Wet Arhi nooit gemotiveerd is aangegeven waarom de betrokken kleine gemeenten tekort schieten om als zelfstandige gemeenten verder te kunnen functioneren? Wanneer en hoe heeft de gemeente aangegeven bij een samenvoeging deel te willen uitkmaken van Berkelland? Is de minister het met ons eens dat dit een schoolvoorbeeld van een gedwongen keuze is?

Montferland

Wat is uw reactie op argumenten in de brief van de korpsbeheerder van de politie Midden-Gelderland (brief van 2 april 2004), waarin zij bepleit de nieuwe gemeente Montferland niet toe te voegen aan de politieregio Gelderland Noord en Oost, maar aan de regio Gelderland-Midden? En hoe beoordeelt u de kritiek van de gemeente Bergh (raad en college; bij brief van 14 april 2004) op de door de korpsbeheerder gebruikte argumenten?

Kosten

Is het kabinet bereid te inventariseren bij de betrokken gemeenten hoeveel arbeidsuren is besteed (door ambtenaren) aan de herindeling en hoeveel geld er is uitgegeven aan externe adviesbureau’s?  

Evaluatie

In het nabije verleden zijn gemeentelijke herindelingen, o.a. in Drente, geëvalueerd, waarbij de conclusies niet al te rooskleurig waren in relatie met de geschetste voordelen, die te verwachten zouden zijn. Is het kabinet bereid deze gemeentelijke herindeling na 5 jaar te evalueren, aan de hand van de –meer geconcretiseerde- verwachtingen, zoals die uit de gehanteerde criteria spreken?  Kan met deze evaluatie ook het kostenaspect worden meegenomen, zoals de kosten van implementatie van de samenvoeging in de komende vijf jaar en het effect op gemeentelijke belastingen, tarieven en retributies?