|
|
Gekozen burgemeester leidt tot permanente crisis Gepubliceerd in Binnenlands Bestuur van 11 februari 2000 De Staatscommissie Dualisme en Lokale Democratie heeft in een lijvig en mooi vormgegeven rapport haar advies aan de regering uitgebracht over vernieuwing van de gemeentelijke democratie. Het rapport zou het laatste woord moeten zijn in de lang slepende discussie over de gekozen burgemeester, en het recent opgedoken thema van de dualisering van de lokale politieke verhoudingen. Maar door de voorgestelde variaties van het verkiezen van de burgemeester en de minderheidsstandpunten van de VVD©leden van de Staatscommissie dreigt het advies te verwaaien. Reacties van behoudzuchtige belanghebbenden laten niet na op deze zwakheden te wijzen en vele burgemeesters en kamerleden van de CDA en VVD popelen om deel te nemen aan de stervensbegeleiding van het advies. Dat zou jammer zijn, want terecht stelt de staatscommissie dat vernieuwing van de lokale democratie noodzakelijk is. 'Herkenbaarheid' en ' vitaliteit' zijn de trefwoorden, waaromheen een web van voorstellen is gespannen dat de 'ontvlechting van de posities van raad en college (dualisering)' dichterbij moeten brengt. Heel handig heeft de commissie de positie van de burgemeester in dit kader geplaatst, waardoor de gekozen burgemeester niet als een geïsoleerde maatregel, maar als een logisch sluitstuk van de dualiseringsoperatie wordt gepresenteerd. Maar daar schuilt ook een risico in. Want over dualisering lijken de meningen minder verdeeld, zodat het gevaar bestaat dat de dualisering er wel door komt, maar de burgemeester op de oude wijze door de Kroon benoemd blijft. En daar zijn wel enige kritische kanttekeningen bij te plaatsen, want de voorstellen van de commissie reduceren de bevoegdheden van de gekozen volksvertegenwoordiging. Voorgesteld wordt om zoveel mogelijk bestuurlijke bevoegdheden van de gemeenteraad over te hevelen naar het dagelijks bestuur van burgemeester en wethouders. De raad zou dan vooral een controlerende taak krijgen. Duister blijft waarom deze dualisering de op zich raak geschetste problemen (zwakkere positie politieke partijen, weinig herkenbare politieke besluitvorming, ondergeschikte positie van de raad) zou tackelen. In plaats van het gewicht van de raad ten opzichte van het college te vergroten, doet de Staatscommissie voorstellen om de in de praktijk gegroeide zwakke positie wettelijk te verankeren. Beter was het geweest als de Staatscommissie zich over de vraag had gebogen hoe het probleem op te lossen dat de gemeenteraad zich zo vaak als lam gedraagt, terwijl er ook nu voldoende mogelijkheden zijn zich als een leeuw op te stellen. De gemeenteraad wordt sterker door het recht van parlementaire enquête te krijgen, correctieve referenda te kunnen houden, effectievere financiële controle uit te oefenen en bij een crisis nieuwe verkiezingen uit te schrijven. Fracties zouden meer faciliteiten moeten krijgen om hun politieke en bestuurlijke taken te kunnen uitoefenen. Daarnaast valt op dat de commissie voorstellen voor dualisering doet, die in veel gemeenten al gemeengoed zijn, zoals het leggen van het voorzitterschap van raadscommissies in handen van raadsleden. De kritiek die op het functioneren van de gemeentelijke democratie wordt geuit, is ook van toepassing op de landelijke situatie. Kamerleden zijn weinig herkenbare volksvertegenwoordigers, onder de stolp van het Binnenhof domineert het regeerakkoord en is de buitenwereld ver weg. Toch wordt hier gewerkt volgens het duale systeem. Het pleidooi voor meer dualisme gaat gepaard met voorstellen die meer macht bij het dagelijks bestuur van burgemeester en wethouders leggen. De colleges van B&W vergaderen in beslotenheid, hun stukken en besluiten zijn niet per definitie openbaar en de politieke samenstelling is smaller dan die van de gemeenteraad. Zo'n college bestuurt op basis van een regeerakkoord en de partijpolitieke bindingen blijven, net als dat in Den Haag het geval is, schokproef, ook al komen de wethouders van buiten de raad. En over het nemen van verantwoordelijkheid gesproken: in het monistische gemeentelijke systeem is het opstappen van een wethouder na een crisis aanmerkelijk normaler dan het aftreden van een minister. De positie van de burgemeester krijgt veel aandacht in het rapport van de staatscommissie. Terecht, want voor velen is deze figuur de verpersoonlijking van de gemeente, getooid met een stralenkrans van macht. De commissie ziet voor de burgermeester een rol weggelegd als teamleider, coördinator en stuurder van besluitvormingsprocessen. Kortom, een soort supermanager. Maar waarom zou zo'n burgemeester door de bevolking gekozen moeten worden? Gaat de verkiezingsstrijd dan over weinig aansprekende thema's als organisatiemodellen? Ik zie weinig burgers daarvoor warmlopen. Sommigen, zoals de Amsterdamse burgemeester Patijn, trekken de lijn consequent door en stellen: als de burgemeester direct gekozen gaat worden, moet hij of zij over macht en bevoegdheden kunnen beschikken, zoals het benoemen van wethouders en de vaststelling van de begroting. Op zich een logische redenering. Maar wel een die de positie van de gekozen volksvertegenwoordiging verder uitholt. De kans is levensgroot dat een direct gekozen burgemeester met allerlei opvattingen rechtstreeks tegenover een gekozen gemeenteraad komt te staan. Een welhaast permanente crisis zal het gevolg zijn. Voorstanders van dit systeem zouden ook moeten pleiten voor een machtige, door het volk gekozen president! De politieke pluriformiteit die Nederland kenmerkt laat zich per definitie niet weerspiegelen in de gestalte van één persoon. Het is een leiderscultus met gevaarlijke trekjes, die niet past bij de Nederlandse politieke cultuur. Het is de gekozen volksvertegenwoordiging die deze veelkleurigheid wel kenmerkt en die -mede daarom- het centrum van de politieke macht dient te zijn, hoe broos deze macht ook moge zijn. De burgemeester, als voorzitter van de raad en college, kan ook in de positie die de Staatscommissie hem wil geven, verreweg het best door de raad zelf gekozen worden. De Kroonbenoeming is een relikwie uit de eervorige eeuw, die een steeds vreemdere figuur slaat in Europa. Niet voor niets stuurde het Congres van Lokale en Regionale Overheden van Europa in 1999 een delegatie naar Nederland om te onderzoeken hoe het toch mogelijk was dat deze lidstaat zondigt tegen een van de bepalingen uit het Handvest, namelijk dat de burgemeester 'rechtstreeks verantwoording schuldig is aan een gekozen orgaan'. Het is toch van de gekke dat een groep volwassen bestuurders, gemeenteraad geheten, niet in staat zouden zijn uit hun midden hun eigen voorzitter te kiezen? En het is een model dat in Nederland ook al vele jaren functioneert: in de Rotterdamse deelraden en Amsterdamse stadsdelen wordt de voorzitter door de deelraad gekozen voor dezelfde periode als die van de raad. Als de commissie deze werkwijze had geëvalueerd, had zij tot de conclusie kunnen komen dat dit prima werkt en navolging verdient. Leo Platvoet Eerste Kamerlid GroenLinks |