|
|
Verdwenen monarchieën in Europa: Frankrijk Het slagveld van koningen en keizers (artikel gepubliceerd in De
Republikein van maart 2010) Ruim vijftig koningen en keizers zwaaien
tussen 843 en 1871 de scepter in Frankrijk. Met veelzeggende bijnamen als de
Vrome, de Dikke, de Stamelaar, de Leegloper, de Woelzieke, de Heilige, de Lange,
de Goede, de Dwaze, de Zonnekoning, de Burgerkoning. Achter deze namen gaat een
geschiedenis schuil, waarin grootheidswaanzin en catastrofes hand in hand gaan. Frankrijk ontstond in 843 bij het verdrag van
Verdun, toen het Frankische Rijk in drie delen werd gesplitst. Dat Frankische
Rijk werd gevormd in de vijfde eeuw, toen Clovis in het vacuüm sprong dat het
ineengestorte Romeinse Rijk liet ontstaan. De dynastie der Merovingen leverde
aanvankelijk de koningen, die overigens in een permanente strijd gewikkeld waren
met de opkomende aristocratie. Deze regionale heersers in dit uitgestrekte en
dunbevolkte rijk lieten zich niet vanuit één centrum lieten aansturen. De
Merovingen werden verdrongen door de Karolingen, die door nauwe samenwerking met
Rome, dat de kerstening van West-Europa fanatiek ter hand nam, er beter in
slaagden de regio’s onder de duim te houden.
In 8ste eeuw breidde dat Frankische Rijk zich met veroveringen
uit tot een enorm gebied: de Benelux, Frankrijk, Duitsland en een groot deel van
Italië, aangevuld met Zwitserland, Oostenrijk en Slovenië. De grootste
gangmaker was Karel de Grote (768-814). Zijn opvolger, Lodewijk de Vrome kreeg
het echter weer in toenemende mate aan de stok met regionale vechtersbazen. Na
zijn dood in 840 leidde dit tot een opsplitsing van het Frankische Rijk in een
oostelijk, midden en westelijk deel. Dat westelijke deel kwam in handen van zijn
zoon Karel de Kale, de eerste koning van Frankrijk. Machteloze
Met het opsplitsen van het Frankische Rijk werden de regionale aspiraties van machtige grootgrondbezitters niet bedwongen. Ook Karel de Kale en zijn opvolgers – luisterend naar veelzeggende bijnamen als ‘de stamelaar’, ‘de dikke’ en ‘de eenvoudige’ - moesten concessie na concessie doen, totdat zij rond 950 praktisch geen eigen grond meer bezaten – en daarmee geen machtsbasis, geen belastinginkomsten, geen horigen. Frankrijk was een tot op het bot verdeeld land; het bestond uit tientallen kleine rijkjes, elk met een eigen munt, leger en zelfs taal. In 987 stierf de laatste Karolinger Lodewijk V, ‘de leegloper’. De regionale machthebbers –erfopvolging was geen automatisme- kozen voor Hugo Capet, zoon van de graaf van Parijs. Onder deze nieuwe dynastie der Capetingers, bleef de macht van de koningen lang zwak. Zij werden overvleugeld door machtige hertogen die de kruistochten op touw zetten en andere landen veroverden, zoals de Normandiër Willem de Veroveraar, die in 1066 Engeland onderwierp. De Capetingers konden daar weinig anders tegenover stellen dan broedertwisten, verstandshuwelijken en het –meestal tevergeefs- zoeken van bondgenoten. Zo besteedde Lodewijk de Dikke zijn hele regeerperiode (1108-1137) aan strijd tegen hem onwelvallige Parijse edelen, die ook nog eens door Engelsen werden gesteund. Pas onder zijn kleinzoon Filips II, die regeerde van 1180 tot 1223, kwam er een kentering. Met het confisqueren van de bezittingen van joden kon hij legers betalen en gebieden veroveren. Hij trachtte met wisselend succes de macht van de Engelse koning te breken, die Zuidwest-Frankrijk als leengebied in handen had en bond steden aan zich met handelsprivileges. Hij riep Parijs tot hoofdstad uit, startte met de bouw van het Louvre als burcht, liet nieuwe wijken en markthallen bouwen en de stad ommuren. Onder zijn opvolgers –tevens nakomelingen-
groeide de Franse monarchie langzaam maar zeker uit tot een machtsfactor van
betekenis. Zijn kleinzoon Lodewijk IX, de ‘Heilige’ smeedde van Frankrijk
een eenheid met hervorming van de rechtspraak en het muntwezen en het stimuleren
van kust, wetenschap en gezondheidszorg. Wel ging hij hopeloos de mist in met de
zevende kruistocht. Hij werd gevangen genomen in Egypte, om hem vrij te krijgen
moest de schatkist omgekeerd worden, waarna hij nog vier jaar vakantie vierde in
het Midden-Oosten. Ongekende
slapja Zijn kleinzoon Filips de Schone (1285-1314) zette deze lijn van centralisme voort. Er kwamen meer ambtenaren, hij gaf de adel een vinger in de pap door het instellen van een Staten-Generaal en een rekenkamer. Verder richtte hij zijn pijlen op de machtige positie van de katholieke kerk. Hij eiste dat de kerk belasting ging betalen, liet bisschoppen arresteren, ontbond de orde der tempeliers en duldde geen inmenging van de paus in wereldlijke zaken. In 1303 hield hij in het Louvre een proces tegen paus Bonifaius VIII, die hij beschuldigdevan ketterij, sodomie en moord. Hij stuurde een legertje naar Rome om de paus te arresteren; de 68 jaar oude paus overleefde dit machtsvertoon met slechts een maand. Maar liefst drie zonen van Filips zaten na hem korte tijd op de troon en moesten muitende adel te weer staan, die de centralisatie terug wilde draaien. De laatste zoon, Karel IV (1322-1328) trouwde drie keer, maar sterft zonder een zoon na te laten. Reden voor zijn neef, de Engelse koning Edward III, de Franse troon op te eisen. Maar de Franse adel koos voor een andere neef, Filips van Valois. Edward nam dat niet en begon een oorlog die de boeken in zou gaan als de honderdjarige oorlog. Onder deze Filips en zijn opvolger Jan II leed Frankrijk verpletterende nederlagen tegen de Engelsen, heerste er een pestepidemie die éénderde van alle Fransen doodde en werd het besprongen door sociale onlusten. Onder Karel V (1364-1380) richtte het land zich weer enigszins op. Het staatsapparaat werd weer krachtiger en het leger slaagde erin verloren gebied terug te winnen. Deze Karel ‘de Wijze’ stichtte de Bibliothèque Royale en liet paleizen en forten bouwen. Onder zijn zoon Karel VI, die al snel krankzinnig werd, is Frankrijk een makkelijke prooi voor de Engelsen, die geholpen werden door de strijd die losbrandde tussen verschillende fracties. Karel VII (1422-1461) was eveneens een ongekende slapjanus, maar werd enigszins gered door de haast mythologische figuur van Jeanne d’Arc, die hem ervan overtuigde meer verzet te leveren tegen de Engelsen. Dit leidde tot het breken van het Engelse beleg van Orleans, onder aanvoering van een onverschrokken, 17-jarige Jeanne d’Arc. Niet snel daarna werd ze echter door collaborerende Bourgondiërs uitgeleverd aan de Engelsen die haar in 1431 op de brandstapel zetten. Karel stak geen hand uit. Tijdens zijn regeerperiode leunde hij zwaar op goede raadgevers die een beroepsleger oprichtten, belastingen hiefen en de kerk –weer- onder staatstoezicht stelden. Daarmee werden de kiemen gelegd voor het absolutisme dat in de eeuwen daarna in toenemende mate de Franse monarchie kenmerkte. In de 16de eeuw verplaatste de internationale oriëntatie van Frankrijk zich even richting Italië omdat door huwelijken en erving de Franse koningen daar posities en aanspraken verwierven. Maar al snel werd de aandacht opgeëist door de omsingeling die onder de Habsburger Karel V plaatsvond. Deze Rooms-Duitse keizer regeerde namelijk ook over de Nederlanden en Spanje. Frans I (1515-1547) verzette zich tegen deze hegemonie; de oorlogen die beiden tegen elkaar voerden, leverde wisselende winnaars op, al verloor Frans in 1525 met de slag bij Pavia, wel de Franse aanspraken op Noord-Italië. Toch had dit geen grote invloed op de binnenlandse positie van Frans I, noch op die van zijn opvolgers. De macht en luister van het koningschap steeg langzaam maar zeker. Dat kwam mede omdat de feodale ridderadel langzaam maar zeker terrein verloor aan een opkomende burgerij van kooplieden en hogere ambtenaren. Al ging dat niet allemaal zonder slag of stoot. In de tweede helft van de 16de eeuw ging Frankrijk gebukt onder godsdienstoorlogen, waarbij zoals vaak machtspolitieke overwegingen een grote rol spelen. Een deel van de –verarmde- adel verenigde zich onder het banier van de –calvinistische- hugenoten en leverde strijd met katholieke adel, waarbij de Franse koning Hendrik III naar de hugenoten overhelt. De katholieken riepen de steun van het Habsburgse Spanje in, de zaak escaleerde en Hendrik liet de leider van de katholieken, zijn jeugdvriend De Guise, vermoorden. Parijs kwam hier tegen in opstand en joeg Hendrik van zijn troon, die vervolgens door een fanatieke monnik werd vermoord. Zijn opvolger was Hendrik van Navarra (1589-1610), een Bourbon én hugenoot, die echter weer katholiek werd, maar de protestanten wel veel vrijheid gaf. Onder deze Hendrik bloeide Frankrijk weer op. Hij versterkte het centrale gezag, saneerde de staatsfinanciën en kwam op voor het gewone volk: elke boerenfamilie wenste hij zondag’s een kip in de pan. Maar ook deze voormalige protestant liep in het mes van een fanatieke monnik. Hendrik werd opgevolgd door een reeks Lodewijken (XIII t/m XVI) die tussen 1610 en 1792 de Franse troon bezetten. Zij verwierven absolute macht; Frankrijk kende onder hen perioden van grote bloei, afgewisseld door diep verval. De strijd tegen de Habsburgers en de Hugenoten laaide onder Lodwijk XIII weer op. In 1628 werden de Hugenoten definitief uitgeschakeld. Eerste minister Richelieu (1624-1642) legde het staatkundige fundament onder de absolute monarchie. De regionale gouverneurs en de machtiger geworden burgerij, die in de Staten Generaal waren doorgedrongen, werden uitgeschakeld. De Staten Generaal werd opgeheven. Het regeringsapparaat dijde uit met koningsgetrouwen en een zware belastingdruk financierde oorlogen die successen opleveren, zoals de inlijving van de Elzas. Onder Zonnekoning Lodewijk XIV (1643-1715) werd
Frankrijk het culturele rolmodel van Europa en het Frans de voertaal van de
elite. De Franse kunst kwam tot grote bloei; industrie en handel werden
gestimuleerd door koloniale veroveringen. De absolute monarchie bereikte haar
hoogtepunt. In 1661 dichtte Lodewijk zichzelf de rol van Gods plaatsvervanger op
aarde toe. Censuur en een machtig politieapparaat moesten de oppositie
(mond)dood maken. Om de adel uit te schakelen werd ze min of meer verplicht
voortdurend in het paleis van Versailles te bivakkeren. Dat paleis werd symbool
van pracht en praal, van schranspartijen en liederlijke feesten. Franse
revol Maar de geschiedenis is hardnekkig: ook nu zorgde
de drang om de Europese hegemonie te verwerven er voor dat in eigen voet werd
geschoten. Oorlogen tegen Spanje en Engeland gingen verloren. De bodem van de
schatkist kwam in zicht. De binnenlandse zelfgenoegzaamheid leidde tot een
verwaarloosde landbouw en het niet verstaan van een nieuwe, zelfbewuste klasse
van stedelijke burgerij. Onder de Lodewijken XV en XVI stortte het ancien regime langzaam maar zeker in elkaar. Twee uitputtende
oorlogen tegen Oostenrijk werden verloren. De deelname aan de Amerikaanse
vrijheidsoorlog deed het internationale prestige stijgen, evenals het financiële
tekort. Voor het eerst sinds 1624 kwam in 1788 de Staten Generaal weer bijeen.
De revolutionaire geest was uit de fles, daarbij geholpen door een grote
hongersnood. Lodewijk XVI die deze
geest wel enigszins begreep en meeliftte met de Verlichting, kon het tij niet
keren. Op 14 juli 1789 bestormden Parijzenaars de Bastille. De koning vluchtte
van paleis naar paleis, en vatte het plan op om gesteund door Oostenrijk en naar
het buitenland gevluchte adel Parijs terug te veroveren. In 1791 werd hij
opgepakt. In 1792 kwam er via het algemeen mannenkiesrecht een nieuwe wetgevende
vergadering, de Nationale Conventie. De volkssoevereiniteit werd afgekondigd, de
Eerste Republiek was een feit. De Nationale Conventie schafte de monarchie af en
voerde een proces tegen de koning met als resultaat de doodstraf, die in 1793
met de guillotine werd voltrokken. Lang duurde de Eerste Republiek overigens niet.
De Franse revolutie ging zwanger van terreur, chaos en machtsstrijd. Het
perspectief op staatsinstellingen die ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’
op aansprekende wijze vertalen was er niet. In 1799 pleegde generaal Napoleon
Bonaparte een staatsgreep en vestigde een keizerlijke, militaire dictatuur,
waarbij hij wel een aantal verworvenheden van de Franse Revolutie bestendigde,
zoals moderne wetgeving. Onder zijn leiding kwam het ‘Burgerlijk Wetboek’
tot stand, waarmee de grondslag werd gelegd voor het principe dat eenieder
gelijk is voor de wet. Napoleon vond in 1815 zijn Waterloo, na een reeks
pogingen om Europa te onderwerpen, daarbij alle andere Europese grootmachten
tegen zich in het harnas jagend. Tevergeefse
restauratie Na zoveel turbulentie dacht het Congres van Wenen in 1814/1815 de zaak rustig te krijgen door de monarchie te herstellen. De Bourbons kwamen met Lodewijk XVIII, de jongere broer van de onthoofde nummer XVI, weer op de Franse troon, maar deze waakte er voor terug te keren naar het ancien regime. De moderne wetgeving bleef gehandhaafd, evenals de gecentraliseerde staatsstructuur. Maar evenals in vele andere delen van Europa, leidde ook In Frankrijk de restauratieve politiek van het Congres van Wenen schipbreuk. Daarbij flink geholpen door Karel X, die in 1824 zijn overleden broer opvolgde, zich met pracht en praal liet kronen en uit alle macht probeerde de klok zestig jaar terug te draaien. Lang duurde dat niet. Hij tartte de progressieve meerderheid in het parlement dusdanig dat hij in 1830 na een driedaagse julirevolutie gedwongen werd de wijk te nemen naar het buitenland. De monarchie werd echter niet afgeschaft. Het parlement zette de in republikeinse kring populaire Lodewijk Filips, hertog van Orleans op de troon. Deze Roi Citoyen mocht zich niet laten kronen of zalven, maar moest een eed afleggen. Toch lukte het hem ook niet het onverenigbare te verenigen. In 1846 brak een economische crisis uit. In 1848, toen overal in Europa revoluties tegen verstarde regimes uitbraken, trad hij af, na aanzwellende kritiek op zijn onvermogen om de positie van de verpauperde boeren en arbeiders te verbeteren. In een turbulente situatie vluchtte hij naar Engeland en het parlement riep de Tweede Republiek uit. In deze Tweede Republiek stond de burgerij tegenover een sterk opkomende socialistische beweging. Bij verkiezingen slaagde Lodewijk Napoleon erin als parlementslid gekozen te worden. Hij is, waarschijnlijk, de zoon van de broer van Napoleon, Lodewijk Bonaparte, die tussen 1806 en 1810 koning van Nederland mocht zijn. Het parlement besloot om verkiezingen uit te schrijven voor het presidentschap, Lodewijk meldde zich, evenals generaal Cavaignac, die de juni-oproer van het Parijse proletariaat bloedig had neergeslagen. Mede daardoor won Lodewijk de verkiezingen en werd de eerst gekozen president van Frankrijk. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Toen het parlement weigerde de grondwet te wijzigen teneinde een tweede termijn mogelijk te maken, pleegde Lodewijk een staatsgreep. Hij ontbond het parlement en hield een referendum, dat hij won. Een jaar later schreef hij een tweede referendum uit: Frankrijk moest weer een erfelijk keizerrijk worden met Lodewijk als keizer. Maar liefst 7,8 van de 8,2 miljoen stemgerechtigden Fransen waren het daarmee eens. Een tamelijk onbegrijpelijk hoog aantal; aangenomen kan worden dat er op grote schaal werd gefraudeerd. In zijn binnenlandse politiek trad hij dictatoriaal op, internationale zaken werden nog steeds op het slagveld gedaan. Met wisselend succes. Samen met Engeland won Frankrijk de Krimoorlog, maar nederlagen leed Frankrijk in Mexico en –desastreus- tegen Pruisen. Het Pruisische leger belegerde in 1871 Parijs, terwijl Franse revolutionairen tegelijkertijd de Parijse commune uitriepen. Lodewijk werd gevangen genomen en mocht uitwijken naar Engeland. En daarmee viel definitief het doek voor de Franse monarchie. Zijn zoon Napoleon Eugène Lodewijk Jan Jozef Bonaparte werd weliswaar in 1874 door de Bonapartische partij tot troonpretendent uitgeroepen, maar daar bleef het dan ook bij. Om zijn kans op de troon te vergroten, ging hij mee met een Engelse expeditie naar KwaZoeloe-Natal, waar hij in een hinderlaag liep en door maar liefst achttien speren werd doorboord. Leo Platvoet |