Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Een stap terug

Wetsvoorstel 29012 

Wijziging gemeentewet (en provinciewet) m.b.t. benoemingsprocedure burgemeester (en commissaris der koningin)

plenair: 15 juni 2004

(In deze wet wordt geregeld dat de aanbeveling van de gemeenteraad aan de minister voor de vervulling van een burgemeestersvacature alleen voor wat betreft de eerste plaats openbaar wordt gemaakt -nr. 2 blijft dus geheim - en dat er sprake moet zijn van een meervoudige aanbeveling. Hieronder mijn bijdrage in eerste en tweede termijn.)

Toen wij drie jaar geleden in deze Kamer het wetsvoorstel bespraken waarmee het burgemeestersreferendum en de dubbele openbare aanbeveling mogelijk werden gemaakt, was er alom sprake van een "tussenstation". Niemand kon toen echter met zekerheid zeggen waar de weg waarop het tussenstation lag naartoe leidde. Het toenmalige kabinet wilde geen uitspraak doen over de voorgenomen wetsvoorstellen tot benoeming of verkiezing van de burgemeester. Ik kan mij herinneren dat de toenmalige minister De Vries bij de discussie over deconstitutionalisering weigerde om op dit punt uitsluitsel te geven. Inmiddels is een en ander wel bekend en in die zin is sprake van vooruitgang: dit kabinet heeft een duidelijke opvatting over de benoeming van de burgemeester. De burgemeester wordt namelijk direct gekozen door de bevolking. Het is de vraag of dat voorstel ooit deze Kamer bereikt, maar het voorstel dat wij momenteel bespreken, voegt in elk geval geen fraai hoofdstuk toe aan de eindeloze wettelijke weg waarlangs de burgemeestersbenoeming gaat in Nederland. De reden daarvoor is dat er geen duidelijke politieke meerderheidsopvatting is over de meest verstandige manier waarop de burgemeester benoemd of gekozen moet worden. Om die reden zitten wij nog steeds opgescheept met het vreemde model van de door de kroon benoemde burgemeester.

Ik haak graag aan op de woorden van mijn voorganger Dölle over de relatie met het dualisme. Ik bestrijd hetgeen in de memorie van antwoord staat, namelijk dat de gekozen burgemeester een versterking is van het dualiseringsproces.

Ik begrijp wel dat dit niet de plek is om uitgebreid over de gekozen burgemeester te discussiëren, maar ik waarschuw de regering ervoor dat het een heel opmerkelijke opvatting is, zeker als de gekozen burgemeester een aantal bevoegdheden gaat krijgen die opgeld doen in de discussie die nu wordt gevoerd. Dan hebben wij geen monisme en zelfs geen dualisme, maar dan krijgen wij een drievoudig stelsel op gemeentelijk niveau bij de verdeling van de bevoegdheden en macht. Wij vinden dat een brug te ver. Ik vind het een heel gewaagde opvatting, maar daarover gaan wij het wellicht nog uitgebreid hebben op een later moment mocht dit wetsvoorstel deze Kamer ooit bereiken.

Ik beperk mij nu verder tot dit wetsvoorstel dat er onder andere is gekomen doordat drie jaar geleden de VVD in deze Kamer bij monde van de heer Luijten hemel en aarde heeft bewogen om aan te tonen dat de mogelijkheid voor een enkelvoudige aanbeveling, die toen in het wetsvoorstel zat, strijdig was dan wel op gespannen voet stond met de Grondwet. Er is toen vele malen in interrupties over dit punt gediscussieerd. Luijten bleef bij zijn opvatting. Vreemd genoeg kreeg hij het ook voor elkaar, wat op zich wel knap is, zoals ik toen ook heb uitgesproken, de minister de toezegging af te dwingen dat deze niet met een novelle zou komen, maar dit punt te zijner tijd zou meenemen als er toch wat wetswijzigingen moesten komen. Dat wetsvoorstel bespreken wij nu dus. Ik vind het wel prettig dat de regering op mijn vraag of zij van mening is dat wat toen is voorgesteld strijdig was of op gespannen voet stond met de Grondwet, klip en klaar antwoordt dat dit niet het geval is. Dat zou de grond hebben moeten wegnemen voor de angst voor de enkelvoudige aanbeveling, maar dat is niet gebeurd. Wij krijgen nu een toevoeging aan de wet voorgeschoteld over een geval waarin het mogelijk is dat er sprake is een enkelvoudige aanbeveling en de beoordeling van de minister daarvan.

Ik wil er nadere vragen over stellen. Ook na de memorie van antwoord blijft mij onduidelijk hoe rekbaar het begrip is van "het geval waarin een enkelvoudige aanbeveling toch mogelijk is". Het gaat mij natuurlijk niet om het feit dat ineens een kandidaat overlijdt, want dat is natuurlijk iedereen duidelijk. Het gaat mij ook niet om de herindelingen. Het gaat er met name om of de minister het ziet als een geval waarin het mogelijk is akkoord te gaan met een enkelvoudige aanbeveling als de gemeenteraad met kracht van argumenten weet aan te tonen op basis van een goede beoordeling van de kandidaten aan de hand van het vastgestelde burgemeestersprofiel dat slechts één kandidaat aanbevelenswaardig en benoembaar is, omdat hij of zij voldoet aan het profiel. Ik denk dat dit zo zou moeten zijn. Uit de memorie van antwoord begrijp ik dat de minister dat ook een beetje vindt. In dit debat wil ik er meer expliciet duidelijkheid over of ik het zo kan lezen.

Toen ik de vorige wetstekst vergeleek met de voorliggende ontwerptekst viel het mij op dat in de nog geldende wet wordt gerept van gevallen en nu van geval. Het meervoud is dus ingeruild voor het enkelvoud. Is dat slechts een tekstuele wijziging, waarbij ik mij iets kan voorstellen, of zit er meer achter? Ik moet het toch niet zo lezen dat er maar één enkel geval kan zijn dat in aanmerking komt voor het goedkeuren van de enkelvoudige aanbeveling? Er zijn inmiddels al vele gevallen de revue gepasseerd. Vandaar mijn vraag waarom het meervoud is vervangen door het enkelvoud.

Mijn tweede punt betreft de openbare aanbeveling van twee kandidaten, of misschien juist van één. De bedoeling van het wetsvoorstel is namelijk dat alleen de nummer 1 aan de openbaarheid wordt prijsgegeven en de nummer 2 niet. Dit is vreemd in het licht van het eindstation dat dit kabinet beoogt, namelijk een openlijke verkiezingsstrijd tussen meerdere kandidaten, waarbij de kandidaten die niet worden gekozen een hoog afbreukrisico lopen. Waarom wordt met dit reparatiewetje gas teruggenomen ten opzichte van die te verwachten openbaarheid? Het lijkt een echo van een bestuurscultuur in Nederland waarvan wij hopen dat die onderhand tot het verleden behoort: de angst om te verliezen en voor het gezichtsverlies als je het niet wordt. Wij zijn geen voorstander van dit soort angstige procedures. Daarom is het slecht dat nu wordt voorgesteld om een halve aanbeveling in de openbaarheid te brengen. Dit is temeer onjuist omdat de gemeenteraad in een openbare vergadering die aanbeveling moet kunnen vaststellen. Tot nu toe is dit onderwerp tijdens een gemeenteraadsvergadering een agendapunt met een substantiële inhoud. Het gaat om het in de volle openbaarheid vaststellen van de aanbeveling die naar de minister wordt gestuurd; nu kan iedereen daarvan kennisnemen. Met dit wetsvoorstel wordt het substantiële, inhoudelijke karakter van die openbare raadsvergadering ernstig aangetast, wat wij betreurenswaardig vinden. Het gaat om de benoemingsprocedure voor het belangrijke ambt dat het burgemeesterschap nog steeds is.

Mijn fractie is niet erg enthousiast over het voorstel. Ons enthousiasme zou iets kunnen toenemen als de minister klare wijn weet te schenken over de enkelvoudige aanbeveling.

Tweede termijn

Het zit misschien in zijn aard, maar ik vind in ieder geval dat de minister nogal luchthartig omgaat met de vrij massieve kritiek van de gemeenten, bijvoorbeeld op de dualisering en de effecten daarvan, of op de gekozen burgemeester. Wij worden bedolven met afkeurende moties van gemeenteraden over het komende wetsvoorstel. Maar goed, dat zullen wij nog op een ander moment bespreken.

De minister zei dat dit "het meest maximale democratische voorstel" binnen het kader van de Grondwet is.

Dat bestrijd ik, want dat zou de enkelvoudige benoeming zijn, naar mijn opvatting, omdat die de meeste macht legt bij de positie van de gemeenteraad, daar waar het gaat om de burgemeestersbenoeming.

Het hele debat dat zich drie jaar geleden afspeelde, ging nu juist over het punt van de enkelvoudige en de meervoudige benoeming en de vraag of de meervoudige benoeming strijdig zou zijn met de Grondwet. Nu, de heer Dölle is daar klip en klaar over, namelijk dat het niet het geval is. Dan begrijp ik niet zo goed waarom hij dit staande houdt, anders dan het drie jaar geleden op instigatie van de VVD als een toezegging is afgedwongen in een Paarse coalitieconstellatie, want zo lag het toen. Ik hield daar toen al geen rekening mee en nu vind ik dat je er helemaal geen rekening mee hoeft te houden. Ik vind dan ook niet dat de heer Dölle, als hij die meervoudige aanbeveling blijft verdedigen, staande kan houden dat het de meest democratische variant is binnen de Grondwet. Dat is eenvoudigweg niet het geval, als je democratisch vertaalt als: het gewicht van de gemeenteraad zo optimaal mogelijk gestalte geven.

Over de terugtrekking in het bijzondere geval en de definitie daarvan merk ik het volgende op. Dit is nu weer teruggebracht, zo zegt de heer Dölle, tot de terugtrekking na de vaststelling van de aanbeveling door de gemeenteraad. Ik weet niet of dat zo is. In de schriftelijke voorbereiding en ook zo-even in de eerste termijn, bij interruptie, heb ik het andere punt naar voren gebracht. Immers, als de raad in zijn volle overtuiging en niet door manipulatie maar op basis van heel redelijke argumenten, toch maar met één aanbeveling komt op basis van een profielschets, dan is dit voor hem ook in bepaalde situaties te beschrijven als het bijzondere geval waar hij verder geen tegenwerking aan zal geven. Dat heb ik toch goed begrepen?

Dan wil ik nog even het volgende naar voren halen. Ik begrijp dat de heer Luijten nu tegen dit wetsvoorstel gaat stemmen, omdat het strijdig blijft met de Grondwet. Immers, de toevoeging die is gedaan met het ene zinnetje, kan niet zo worden opgevat dat de eventuele strijdigheid daarmee is omgebogen tot een niet-strijdigheid. Dat is de opvatting van de regering en dat is ook mijn opvatting. De heer Luijten moet wel heel elastisch redeneren om op basis van zijn ingenomen standpunt, drie jaar geleden en nu opnieuw, voor dit wetsvoorstel te stemmen.

Over de verhuisplicht is eigenlijk door niemand gesproken. Ik wil erover gezegd hebben dat ik dit een heel vreemde eend in deze bijt vind. Het is erin gekomen door een amendement van de Tweede Kamer, vooruitlopend op een mogelijke wetswijziging ten aanzien van de directe verkiezing van de burgemeester. Ik vind het heel oneigenlijk dat het op deze wijze in de wet terecht is gekomen, want je moet maar afwachten of het zo gaat lopen.

Dit brengt mij bij mijn eindoordeel met betrekking tot dit wetsvoorstel. Het is heel treffend dat dit wetsvoorstel wordt verdedigd in deze Kamer niet door de minister van Bestuurlijke vernieuwing, maar door de minister van Binnenlandse Zaken. De heer Dölle gaf mijn opvatting in dezen al een beetje aan, toen hij zei dat wij terugkeren naar veiliger wateren: dat is toch niet iets dat onmiddellijk samenhangt met bestuurlijke vernieuwing. In mijn optiek is dit wetsvoorstel een stap terug, als je het plaatst in het perspectief van bestuurlijke vernieuwing. Ik vind het bestuurlijke vernieuwing als de positie van de raad bijvoorbeeld wordt verstevigd, maar dat is niet het geval nu. Ik vind het bestuurlijke vernieuwing als er meer openbaarheid komt, maar dat is nu niet het geval. Het is een stap terug in de openbaarheid. Daarom is het ook eigenlijk terecht dat niet de minister van Bestuurlijke vernieuwing dit wetsvoorstel hier verdedigt, maar de minister van Binnenlandse Zaken. Dat zijn voor mij even zovele argumenten om mijn goedkeuring aan dit wetsvoorstel te onthouden.

(Ook de PvdA stemde tegen het wetsvoorstel; de overige partijen stemden voor, zodat het is aangenomen.)