|
|
GroenLinks: een hardleerse partij Leo Platvoet & Sabine Scharwachter (Dit artikel is in verkorte vorm gepubliceerd in de Helling, winter 2021, nr. 4) Deze zomer publiceerde het Wetenschappelijk Bureau (WB) GroenLinks een ‘reflectie en analyse’ van de Tweede Kamerverkiezingen, die in maart 2021 plaatsvonden. Het evaluatierapport Een idealistische bestuurspartij tracht antwoorden te formuleren op de vraag waarom GroenLinks bij deze verkiezingen zes van de veertien zetels heeft verloren. Daarbij worden flink wat kritische noten gekraakt. Hoewel de coronapandemie een rol speelde, stelt het rapport dat de electorale impact ‘niet aanzienlijk’ was. Het rapport noemt de eenzijdige focus op klimaat, het gestuntel rondom progressieve samenwerking en het gebrek aan een duidelijk verhaal als factoren van invloed. De uiteindelijke aanbevelingen in het rapport wekken echter de indruk dat de campagne een eenmalig 'oeps, foutje, bedankt!' was en dus geen dieperliggende oorzaken kent. Toch komen veel kritiekpunten uit het evaluatierapport wel heel bekend voor. In 2007 en 2012 evalueerde GroenLinks haar campagne na zetelverlies ook uitvoerig. En hoewel de politieke context, het maatschappelijke klimaat en de partijpolitieke omgeving nogal verschilden in de afgelopen veertien jaar, zijn de overeenkomsten onmiskenbaar. Het jongste evaluatierapport uit 2021 had daarom aan kracht en betekenis gewonnen als aan de twee eerdere rapporten was gerefereerd. Wie de drie rapporten op een rijtje zet, kan niet anders concluderen dan dat GroenLinks een hardleerse partij is. 2007: Scoren in de linkerbovenhoek In 2006 haalde GroenLinks zeven zetels, een verlies van een zetel ten opzichte van 2003 en drie zetels ten opzichte van de periode daarvoor. De partijtop weet het verlies aan externe factoren, maar onder leden bestond onvrede. Die onvrede beperkte zich niet enkel tot de gevoerde campagne van 2006, maar ging ook over de koers van de partij. Die werd in grote mate bepaald door het manifest Vrijheid Eerlijk Delen, dat de toenmalige fractievoorzitter Femke Halsema (mede geïnspireerd door het tot voor kort Tweede Kamerlid Bart Snels) in 2005 naar buiten had gebracht. Dit manifest pleitte voor een meer economisch-liberale koers en had een grote invloed op het verkiezingsprogramma van 2006. Het congres in februari 2007 besloot dan ook, mede door toedoen van het 'oude' Kritisch GroenLinks, een evaluatierapport te laten opstellen. Dit leidde tot het rapport Scoren in de linkerbovenhoek, van een commissie onder leiding van Bram van Ojik. De aanbevelingen van het rapport waren veelomvattend. Zo moest GroenLinks weer een 'helder sociaal gezicht' krijgen en een 'minder technocratisch' klimaatverhaal vertellen. Meer samenhang tussen groene en rode thema's was nodig, mede bekeken 'vanuit een internationale visie'. De commissie-Van Ojik pleitte verder voor meer diversiteit van kandidatenlijsten, versterking van contacten met maatschappelijke organisaties, een betere strategische aansturing in campagnetijd, verbetering van de interne partijdemocratie en meer gebruik maken van de 'daadkracht en organisatorische capaciteit' van leden én investering in hun scholing. Wat is er van dit alles terechtgekomen? Bram van Ojik blikt terug: “Ons rapport was bedoeld om de tegenstelling tussen Kritisch GroenLinks en Liberaal GroenLinks te temperen. Het manifest Vrijheid Eerlijk Delen kostte ons stemmen. Bovendien hadden leden veel te weinig inbreng bij de totstandkoming van dit manifest. Maar Jesse Klaver heeft het linkse profiel goed opgepoetst, onder andere met zijn kritiek op het 'economisme'. Die eerste aanbeveling uit ons rapport heeft dus zeker effect gehad.” Maar toch wordt nu in het WB-rapport gesteld dat de rode agenda te weinig aan bod kwam. Komt dat wellicht ook omdat onze sociaaleconomische standpunten niet zijn ingebed in systeemkritiek? Van Ojik: 'Systeemkritiek is überhaupt zwak bij links. Hoe kan het toch dat in een tijd waarin het falen van het kapitalisme zo evident is, links het zo slecht doet? Waarom profiteert links daar niet van? Het juiste verhaal ontbreekt. Als de samenhang tussen klimaatcrisis, falende woningmarkt, ongelijkheid, vrijemarkt en kapitalisme, goed verwoord zou worden, zodat kiezers zich aangesproken voelen, zou er van een crisis bij links geen sprake zijn.' Van Ojik erkent dat de meeste van de overige aanbevelingen van zijn commissie, zoals het milieuverhaal ontdoen van zijn technocratische laag, versterken van de relatie met maatschappelijke bewegingen en verbetering van de partijdemocratie, niet zijn opgevolgd. En dus ook weer opduiken in latere evaluatierapporten. 2012: Terug naar de Toekomst Bij de Kamerverkiezingen in 2012 verloor GroenLinks zes van haar tien zetels. Opnieuw werd een commissie ingesteld om de campagne (onder leiding van toenmalige campagneleider Jesse Klaver) te evalueren. De commissie onder leiding van Nel van Dijk kwam - wederom - met een gedegen rapport: Terug naar de toekomst. Hoewel intern gerommel en geruzie een belangrijke factor was in dit verlies, besteedde dit rapport ook veel aandacht aan de 'dieperliggende oorzaken' in de partij en de gevoerde campagne. Bovendien stelt het rapport op een aantal punten dat er door de achtereenvolgende partijbesturen te weinig is gedaan met de aanbevelingen uit Scoren in de linkerbovenhoek. De aanbevelingen in Terug naar de toekomst waren eveneens verstrekkend. Zo moest de partij duidelijker maken in een consistent verhaal waar 'groen' en 'links' voor staan en daar meer aandacht aan geven dan aan regeringsdeelname. De waarden en de beleving van de kiezers moesten een belangrijkere leidraad vormen dan de goedkeuring van het verkiezingsprogramma door het CPB. Verder bepleitte de commissie-Van Dijk een krachtigere opstelling van het partijbestuur ten opzichte van de Tweede Kamerfractie, de omvorming tot een open debat partij, meer gebruik maken van 'het aanwezige menselijk kapitaal in de partij', investering in scholing van leden en meer contact zoeken met maatschappelijke organisaties. Commissievoorzitter Nel van Dijk: ‘In de periode 2010-2012 was de verhouding tussen partijbestuur en de Tweede Kamerfractie ronduit beroerd. Vóór die fatale verkiezingen in 2012 bestond in de fractie de opvatting dat wij een kiezerspartij moesten zijn en geen ledenpartij. Die tegenstelling, die volgens mij niet bestaat, werd door de Kamerfractie opgepompt en dat betekende ook dat zij geen behoefte hadden aan bemoeienis van het partijbureau. Dat stond immers voor de leden. Ons rapport viel in een warm bad, er was een nieuw partijbestuur, dat gretig was om die aanbevelingen goed op te volgen. Ook de Tweede Kamerfractie informeert de leden veel beter. Dat merk je wekelijks met de e-mails die we krijgen. Voor die tijd kreeg je helemaal geen informatie. Weliswaar zijn die e-mails eenrichtingsverkeer en zwepen deze je op om actief te worden. Daar kun je van houden of niet van houden.’ Toch komt een aantal aanbevelingen weer terug in het jongste rapport. ‘Hoe het er nu voorstaat, negen jaar later, kan ik op een aantal punten minder goed beoordelen'. Het rapport pleitte voor een open debat partij, maar wat je nu ziet zijn door de partijtop geregisseerde GroenLinks gesprekken. Van Dijk: ‘De partij is enorm verjongd. En de cultuur is veranderd. Die gesprekken worden inderdaad sterk geregisseerd. Dat hoort bij de moderne mediastrategie; als je dat niet doet is de reactie in de media dat het een puinhoop is in die partij. Maar op cruciale momenten moet de partij wel serieus de leden raadplegen.’ 2021: Een idealistische bestuurspartij Dan het rapport Een idealistische bestuurspartij. Ook deze bevat een fors aantal kritiekpunten. Ten eerste heeft GroenLinks een onduidelijk profiel. Ze is noch een getuigenispartij, noch een machtspartij. Ook waren de 'wisselende houdingen' van Jesse Klaver onduidelijk: de ene keer was hij idealistisch en aanvallend, de andere keer gericht op verbinding en samenwerking. Verder ontstond het beeld dat meeregeren voor GroenLinks een doel op zichzelf is geworden, waarbij de partij 'haar idealen dreigt te verwaarlozen'. De pogingen van GroenLinks om een progressief blok te vormen, kwamen 'niet goed uit de verf'. Daarnaast werd het thema klimaat niet offensief gebracht, er was geen duidelijk verhaal, en wat er werd gecommuniceerd was nogal technisch en instrumenteel, waarbij de harten van de kiezers te weinig werd geraakt. Daarbij was er ook te weinig aandacht voor de sociale kanten van de klimaatkwestie. Ook kwam de 'rode agenda' (publieke sector, armoede, ongelijkheid) te weinig aan bod in de campagne van GroenLinks. Mede daardoor waren de inhoudelijke verschillen met D66 niet duidelijk genoeg. In tegenstelling tot de hiervoor besproken rapporten, beperkte Een idealistische bestuurspartij zich hoofdzakelijk tot de gevoerde campagne, met een enkel uitstapje naar ‘randzaken’. De aanbevelingen pleiten voor blijvende aandacht voor culturele en regionale diversiteit, meer dialoog en uitwisseling van ervaringen tussen actieve leden en Kamerfracties en partijbestuur, en beter inzichtelijke besluitvormingsprocessen tijdens de campagne, zodat duidelijk is wie, waar en wanneer er besluiten worden genomen en of er ruimte is voor feedback. Het rapport stelt echter dat er geen direct verband bestaat tussen de slechte uitslag en de partijorganisatie. De waarom-vraag blijft in het rapport dus onbeantwoord. Wat er fout is gegaan komt aan de orde, maar waarom het zo fout heeft kunnen gaan, blijft onbenoemd. Het rapport merkt behoedzaam op dat de besluitvormingsprocessen niet transparant waren, maar analyseert die processen niet. Waarom zijn aanbevelingen uit 2007 en 2012, die in 2021 nog steeds legitiem blijken te zijn, niet geïmplementeerd? Doordat deze vragen - en dus de antwoorden – niet aan de orde komen, blijven de achterliggende, structurele problemen in de partij in het rapport onbesproken. Terugkerende patronen De forse overlap in analyse en - in mindere mate - conclusies tussen de drie rapporten betekent dat het in de partij schort aan lerend en corrigerend vermogen. Over een periode van 14 jaar is de partij er niet in geslaagd een aantal structurele tekortkomingen te repareren. Wij beseffen dat ook een politieke partij niet volledig maakbaar is. Zoals Bram van Ojik in ons gesprek opmerkte: ‘een evaluatierapport moet méér zijn dan een ritueel om de nederlaag te verwerken en de rijen weer te sluiten’. En dus moet er serieus gewerkt worden aan het opvolgen van de aanbevelingen. Zeker als er een patroon herkenbaar is van soortgelijke conclusies en aanbevelingen door de jaren heen. Rood en groen Vanaf 1992 worden de twee delen van de naam GroenLinks aan elkaar geschreven, als symboliek van de onlosmakelijke samenhang tussen linkse en groene politiek. Dit wordt sindsdien ook treffend verbeeld in het logo, waarbij ‘groen’ in het rood en ‘links’ in het groen staan afgedrukt. De evaluatierapporten stellen dat GroenLinks echter moeite heeft om haar kernwaarden gelijkwaardig en in hun onderlinge verbondenheid naar voren te brengen. GroenLinks moet de samenhang tussen klimaatcrisis, falende woningmarkt, ongelijkheid, racisme en kapitalisme blootleggen en duidelijk maken dat systeemverandering noodzakelijk is om de idealen van GroenLinks te verwezenlijken. Dat betekent dat GroenLinks dus een krachtiger en systeemkritisch verhaal moet uitdragen vanuit al haar kernwaarden: groen én links én inclusief. Idealen en besturen De wil om idealen te realiseren door te willen meebesturen is logisch en begrijpelijk. Maar GroenLinks gaat daar volgens de evaluatierapporten niet goed mee om. De kern zit in de aanbeveling uit 2012: geef je eigen ideeën en waarden in de campagne meer aandacht dan regeringsdeelname. En ook het 2021 rapport zegt daar behartenswaardige dingen over. Het lijkt een simpel Abc'tje. In - en ook voor - verkiezingstijd werf je steun voor jouw analyses en oplossingen. En pas na de verkiezingen wordt beoordeeld of het zinvol is om te willen koersen op regeringsverantwoordelijkheid. In deze campagne werd echter al ver voor de verkiezingen een kamerlid vrijgesteld om onderhandelingsdossiers op te stellen. Veel GroenLinksers zien het dragen van regeringsverantwoordelijkheid als een logische stap in het 'volwassen' worden van GroenLinks. Maar de belangrijkste criteria daarvoor kunnen pas ná verkiezingen getoetst worden: de politieke verhoudingen en de programmatische basis. In dit kader is het relevant enkele woorden aan linkse samenwerking te wijden. Succesvolle samenwerking tussen linkse partijen - en nadrukkelijk geen fusie! - heeft kans van slagen als de deelnemende partijen vanaf het begin op een gelijkwaardige manier met elkaar in gesprek gaan. Zo ontstaat onderling vertrouwen dat nodig is om tot 'iets' gemeenschappelijks te komen, zoals een gezamenlijk stembusakkoord. Omdat machtsvorming centraal moet staan bij die linkse samenwerking is het meest vruchtbaar om te streven naar een brede, linkse samenwerking. De druk bezochte bijeenkomst van PvdA, GroenLinks en SP in het Amsterdamse Tolhuis in februari 2020 leek daartoe een eerste aanzet te geven, maar kreeg geen vervolg. Het affiche in de campagne met de voornamen van de beoogde partners was dan ook een slag in de lucht. Het investeren in die linkse samenwerking, wat het WB-rapport bepleit, zal dus intelligenter aangepakt moeten worden. Samenhang en aansturing van de strategie Terwijl de rapporten uit 2007 en 2012 kritiek hebben op het toenmalige strategisch beraad, blijft het strategieteam van 2021 in Een idealistische bestuurspartij buiten schot. Wellicht omdat de aansturing van de strategie nog steeds is voorbehouden aan een kleine, Haagse groep rond de lijsttrekker. Strategie wordt door het strategieteam breed gedefinieerd. Alles wat GroenLinks in de publiciteit zou kunnen schaden wordt daar besproken en kapot gedisciplineerd. Het is om het even of het de inzet van een openlijke discussie is, afwijkend stemgedrag van een kamerlid, of het meelopen van een lokale GroenLinks-politicus in een antiracismedemonstratie. De angst voor negatieve media-aandacht overheerst. Het democratische tekort in GroenLinks laat zich hier ook voelen. Er is immers geen enkele greep van leden, noch vooraf noch achteraf, op de lijnen die strategieteam uitzet. Verbinding met maatschappelijke organisaties ‘Maatschappelijke organisaties laten zich niet zeggen wat er moet gebeuren. Maar het is voor de worteling in de samenleving erg belangrijk voor GroenLinks om een dialoog met maatschappelijke organisaties te hebben. Dat mag nog steeds meer gezocht worden.’ Aldus Nel van Dijk in ons gesprek. Een constante in de drie evaluaties is de constatering dat GroenLinks meer aansluiting moet zoeken met gelijkgestemde maatschappelijk organisaties. Nu laat dit zich moeilijk in concrete voorstellen vatten. Het is een kwestie van netwerken, het geven en ontvangen van input en op het juiste moment je punt maken. GroenLinkse vertegenwoordigers op alle niveaus zullen dit politieke handwerk herkennen. Maar de partijorganisatie kan meer energie steken in het verbeteren van die relatie. Door te ‘profiteren’ van de deskundigheid van leden die actief zijn in milieu-, antiracisme- of vakbeweging. Door ‘buitenparlementaire’ initiatieven te ondersteunen of zelf te ontplooien. Een idealistische bestuurspartij kan op die manier ook activistisch zijn. Democratische ledenpartij Zoals de rapporten uit 2007 en 2012 beschrijven was het de bedoeling van de toenmalige Kamerfracties om GroenLinks te veranderen van een ledenpartij in een kiezerspartij. Het rapport Van Dijk vond dit een onvruchtbare discussie en kwam met het salomonsoordeel dat het beide moet zijn, met het etiket van een ‘open debatpartij’. Sinds 2016 wordt vooral ingezet op het etiket ‘beweging’ met populaire meet-ups en een sterke focus op de lijsttrekker. Dit kan niet verhullen dat GroenLinks nauwelijks nog een democratische ledenpartij is. Instrumenten die een democratische ledenpartij definiëren, zoals een ledenblad en een ledenparlement, zijn afgeschaft. Het congres biedt geen ruimte voor discussies en is verworden tot een applausmachine voor de partijtop. Volwaardige discussiebijeenkomsten vinden niet plaats. Het partijbestuur is van zijn politieke taken ontdaan en lijkt vooral als een winkeloppasser te functioneren. Bram van Ojik: 'We hebben het partijblad en de partijraad afgeschaft, maar er is niets voor in de plaats gekomen. In een vereniging hebben de leden het voor het zeggen, zo simpel is het. Een ledenparlement kan, maar beter zou zijn nieuwe vormen van ledendemocratie te ontwikkelen, zoals leden digitaal raadplegen als er een urgente kwestie speelt. Ook het partijblad moet in een of andere vorm terugkomen.' Hoewel een democratische ledenpartij op zich geen directe factor is die succes bij verkiezingen (mede)bepaalt, draagt het door de grotere betrokkenheid van méér leden bij aan meer dynamiek, diversiteit en inclusiviteit in GroenLinks.. Diversiteit De roep om meer culturele en regionale diversiteit is eveneens een onderhand grijsgedraaide plaat. Daarbij gaat het niet alleen om méér diversiteit op kandidatenlijsten. Het moet ook gaan om diversiteit in besturen, commissies en andere plekken en posities waar belangrijke besluiten worden genomen. Daarvoor is een op diversiteit gericht professioneel politiek personeelsbeleid nodig: het scouten, werven, opleiden en begeleiden van politiek talent. Bovendien ontbreekt het aan een veilige en inclusieve partijcultuur die noodzakelijk is om diversiteit duurzaam te behouden. Waar het echter ook aan ontbreekt is politieke diversiteit, met name als het gaat om de kleine groep van politiek die de 'partijtop' uitmaken. Sommigen zitten hier al decennialang lang. De echokamer van gelijkgestemde mensen maakt dat deze nauwelijks een afspiegeling vormt van de enorme diversiteit aan ideeën en meningen die GroenLinks als partij rijk is. En 2010 en 2016 dan? En 2010 en 2016 dan? horen wij de lezers denken. Toen vierde GroenLinks twee klinkende verkiezingsoverwinningen, ongeacht de tekortkomingen waar wij in dit artikel de vinger op leggen. Vreemd eigenlijk, dat alleen bij een nederlaag een evaluatiecommissie uit de la wordt getrokken. Nel van Dijk: ‘Een evaluatie na een overwinning kan nuttig zijn, maar na winst is iedereen met andere dingen bezig. Als je die grote winst in 2016 had geëvalueerd, had de conclusie ongetwijfeld geweest dat Klaver als 'new kid on the block' de wind mee had. Tegelijkertijd weet je dat dit maar één keer kan gebeuren. Daar kun je van leren.’ Het is zeker niet onze stelling dat veranderingen die wij bepleiten zekerheid bieden voor een onbezorgde toekomst van achtereenvolgende verkiezingsoverwinningen. Het wisselende electorale klimaat laat geen onbezorgde toekomst toe. Wél zijn wij ervan overtuigd dat een duurzame, dynamische, diverse en democratische partijorganisatie beter bestand is tegen dat ongewisse electorale klimaat. Tijd voor echte verandering! De vergelijking tussen de drie evaluatierapporten maakt duidelijk dat er sprake is van dieperliggende problemen, die na de eerste twee rapporten bovendien onvoldoende zijn geadresseerd. Na 15 jaar soortgelijke kritieken en aanbevelingen is het hoog tijd voor échte verandering bij GroenLinks! Driemaal is scheepsrecht: laat de nederlaag van afgelopen Kamerverkiezingen aanleiding zijn om een nieuwe weg in te slaan, waarbij GroenLinks teruggrijpt op haar kernwaarden van democratisering, inclusiviteit en authentiek idealisme. We moeten, kortom, terug naar de toekomst om te scoren in de linkerbovenhoek.
------------------------------------------------------------------------------------------------------ Het rapport Scoren in de linkerbovenhoek is hier te downloaden. Het rapport Terug naar de toekomst is hier te downladen. Het rapport Een idealistische bestuurspartij is hier te downladen. |