|
|
Aanpassing
van bijzondere wetten aan de Wet dualisering gemeentebestuur schriftelijke
inbreng wetsvoorstel nr 28995
De GroenLinksfractie heeft geconstateerd dat het rapport van de stuurgroep evaluatie dualisering gemeentebestuur inmiddels is gepubliceerd (onder de wat geheimzinnige titel ‘Aangelegd om in vrijheid samen te werken’), alsmede een reactie van de –inmiddels afgetreden- minister van Bestuurlijke Vernieuwing op dit rapport (300008 nr 1).Beide stukken waren voor GroenLinks noodzakelijk om, zoals in het eerste verslag aangekondigd, een meer zinvolle behandeling van het wetsvoorstel mogelijk te maken. Het rapport begint met een overzicht waarin de wetgeving nader wordt beschouwd. Terecht worden de doelen, cq. de definitie van de dualisering nog eens herhaald. Daarbij valt op dat er een, al eerder door GroenLinks gesignaleerde, tegenstrijdigheid zit in deze doelen. Enerzijds een herstel cq. versterking van de positie van de gemeenteraad, maar anderzijds ook een versterking van de positie van de burgemeester en van het college van B. en W., omdat een groot aantal bestuursbevoegdheden van raad naar college worden overgeheveld. Deze twee doelen, cq. definities zijn niet met elkaar te rijmen. Terecht constateert de stuurgroep dat er een verschuiving in het wetstraject is opgetreden. De voorgenomen grondwetswijziging m.b.t. het hoofdschap van de raad is –terecht- ingeslikt en tijdens het wetgevingsproces van het onderhavige wetsvoorstel is een aantal voorgenomen overhevelingen van bevoegdheden van raad naar college weer teruggenomen (zie bijlage 3 van het rapport). Dit leidt bij de stuurgroep tot de conclusie dat de situatie thans zo is dat de uitvoerende medebewindsbevoegdheden worden overgeheveld, maar dat de kaderstellende medebewindsbevoegdheden in handen van de gemeenteraad blijven. Deelt het kabinet deze conclusie? M.a.w. is het kabinet van mening dat de huidige lijst van over te hevelen medebewindsbevoegdheden uitsluitend uitvoerende medebewindsbevoegdheden betreffen (zie bijlage Nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer, 28995, nr 6) ? N.a.v. deze lijst heeft GroenLinks een aantal vragen en opmerkingen Brandweerwet 1985: Waarom wordt het regelen van de organisatie van de gemeentelijke brandweer en het treffen van een gemeenschappelijke regeling t.b.v. de hulpverlening van een ongeval of een ramp een collegeveboegdheid? Zijn dit geen wezenlijke, gemeentelijke activiteiten die een kaderstellende bevoegdheid zijn? Wet Algemene regels herindeling Waarom wordt het ter inzage leggen van een gemeentelijk herindelingsontwerp een collegebevoegdheid? Gemeentelijke herindelingen zijn, zoals bekend, zeer gevoelige onderwerpen, zodat er veel voor te zeggen is om ook het ter inzage leggen van een herindelingsontwerp een bevoegdheid van de gemeenteraad dient te zijn. Wet Bibob Betreft deze intrekkings- en weigeringsbevoegdheid uitsluitend die onderwerpen waar het college thans ook bevoegd is de vergunning te verlenen? Wet op de lijkbezorging Worden de over te dragen bevoegdheden (39 lid 1, 43 lid 2) afdoende geregeld in de verordende bevoegdheid van de gemeenteraad, zoals bepaald in artikel 36 lid 2? Wet rampen en zware ongevallen (3) Waarom wordt het vaststellen van het gemeentelijke rampenplan een bevoegdheid van het college? Is dit geen wezenlijke, gemeentelijke activiteit en dus een kaderstellende bevoegdheid? Monumentenwet 1988 (3.2) Waarom wordt het uitbrengen van een advies aan de minister van OcenW over de aanwijzing van een beschermd monument een bevoegdheid van het college? Vaak betreft een precaire kwestie, waar belanghebbenden en monumentenbeschermers rekenen op maximale openbaarheid en transparantie van het gemeentelijke beleid, hetgeen een bevoegdheid van de gemeenteraad impliceert. Wet educatie en beroepsonderwijs (2.3.3.) Waarom wordt het besluit over de verdeling van de rijksbijdragen een collegebevoegdheid? Waar is de kaderstellend bevoegdheid van de gemeenteraad geregeld? Wet op de experticecentra 115.l : klokluren onderwijs in lichamelijke oefening: waarom is dit een college-bevoegdheid? Waar is de kaderstellend bevoegdheid van de gemeenteraad geregeld? Wet op het primaire onderwijs (166 lid 6) Het gemeentelijke achterstandenonderwijs, ook als het onderwijs in allochtone levende talen betreft, is een belangrijk beleidsterrein dat een bevoegdheid van de gemeenteraad dient te zijn. Waarom is er voor gekozen dit een collegebevoegdheid te laten zijn? Waar is de kaderstellend bevoegdheid van de gemeenteraad geregeld? Wet op het specifiek cultuurbeleid (11a) De contributieheffing voor openbare bibliotheken voor jongeren onder de 18 jaar is in het kader van flankerend jeugd- en onderwijsbeleid een bevoegdheid die bij de gemeenteraad dient te liggen. Ook al gezien de budgettaire consequenties. Waarom stelt het kabinet voor dit een collegebevoegdheid te laten zijn? Pandhuiswet 1910 (3.1.) Dit moet een misverstand zijn: het instellen en opheffen van een gemeentelijke bank van lening zou toch een bevoegdheid van de gemeenteraad blijven? Onteigeningswet Blijft het besluit tot onteigening een bevoegdheid van de gemeenteraad? Waterleidingwet (17.1) Een provinciaal plan tot reorganisatie
van de openbare drinkwatervoorziening is te belangrijk om de gemeenteraad de
bevoegdheid te ontnemen hier op te reageren. Want de belangen van de bevolking
bij deze elementaire levensbehoefte zijn zeer in het geding: kwaliteit,
tariefstelling, bereikbaarheid.Waarom vindt het kabinet dat dit een
collegebevoegdheid kan worden? Wet Geluidshinder (74.3; 111a) Waarom is er voor gekozen het vaststellen
van een geluidsniveaukaart en het treffen van geluidswerende voorzieningen in
woningen een bevoegdheid van het college te laten zijn. Ziet het kabinet niet in
dat hier concrete, het woongenot bedreigende belangen in het geding zijn, die op
het bordje van de gemeenteraad behoren te liggen? Waar is de kaderstellend
bevoegdheid van de gemeenteraad geregeld? Wet milieubeheer (4.20) Dit moet een vergissing zijn: het
gemeentelijke milieuprogramma zou een collegebevoegdheid worden? Is dit niet een
kaderstellende bevoegdheid bij uitstek die in handen van de gemeenteraad behoort
te liggen? Verenwet (9.4) Is het vaststellen van het veergeld niet
een onderdeel van het gemeentelijke tarievenbeleid dat, gezien de budgettaire
consequenties, een bevoegdheid van de gemeenteraad moet blijven? Wegenwet (20,1; 26.1) Is het ten lasten brengen van het
onderhoud van een binnen de gemeente liggende weg aan de gemeentelijke begroting
geen budgettaire kwestie, die derhalve en bevoegdheid van de gemeenteraad moet
blijven? Wet agrarisch grondverkeer (3.1) Kan het kabinet aangeven aan wat voor
soort onroerende zaken hier moet worden gedacht? Welzijnswet 1994 (11) Waarom moet het gemeentelijke
welzijnssubsidiebeleid volgens het kabinet een collegebevoegdheid worden? Is dat
niet een voor groepen en organisaties een belangrijke gemeentelijke taak die
transparant en controleerbaar moet worden uitgeoefend en derhalve een
bevoegdheid van de gemeenteraad moet blijven? Wet ambulancevervoer (5.1) Het instellen en instandhouden van een
centrale ambulancepost is een belangrijke voorziening. Waarom kiest het kabinet
er voor dit een collegebevoegdheid te laten zijn? Waar is de kaderstellend
bevoegdheid van de gemeenteraad geregeld? Wet collectieve preventie volksgezondheid (2.1; 3.1; 3a.1, 5.1) Alle belangrijke taken op het gebied van
de GGD’s (beleid, samenhang, infectieziektebestrijding, jeugdgezondheidszorg,
instandhouding GGD’s) worden overgedragen naar het college? Waarom? Acht het
kabinet het gezondheidsbeleid niet van een dergelijke importantie dat de
gemeenteraad de kaderstellende bevoegdheid dient te hebben? Wet ziekenhuis-voorzieningen (18a.2) Is het kabinet op de hoogte van de schok
die een –voorgenomen- opheffing van een ziekenhuis onder de lokale bevolking
teweegbrengt? Waarom is er voor gekozen het college te belasten met het kenbaar
maken van opmerkingen over dit voornemen en niet de gemeenteraad? Waar is de
kaderstellend bevoegdheid van de gemeenteraad geregeld De stuurgroep gaat in haar conclusies dat de doelstellingen van de dualisering nog niet zijn bereikt. Zij doet dat in voorzichtige bewoordingen, maar wie door het jargon heen leest kan constateren dat de bevindingen dramatisch zijn. De negatieve aspecten overheersen sterk. Er is te veel verwacht van de verandercapaciteit van de gemeenten. Gemeenteraden zijn opgescheept met onduidelijke verwachtingspatronen. Colleges denken soms dat ze al de bevoegdheden in huis hebben die nog moeten worden overgedragen en handelen daar naar. Een doorstart van de dualisering, zoals door de stuurgroep bepleit, en een intensivering, zoals door de minister bepleit met de, intussen gesneuvelde, direct gekozen burgemeester, beschouwd GroenLinks meer als een vlucht naar voren, dan een weloverwogen reactie op de bevindingen totnutoe. Wij spitsen dat toe met de volgende vragen. Ziet het kabinet in dat er tegenstrijdige
doelen zijn in het streven naar dualisering, zoals versterking van de positie
van de gemeenteraad, en het overhevelen van een groot aantal
bestuursbevoegdheden? Ziet het kabinet in dat de verwachting
dat de gemeenteraad, cq, gemeenteraadsleden zich tot hoofdlijnen zouden beperken
in strijd is met de eveneens uitgesproken verwachting dat zij zich meer als
volksvertegenwoordigers zullen opstellen? Ziet het kabinet in dat het spreken van
‘de raad’ tegenover ‘het college’ de politieke werkelijkheid verhult,
omdat er college- en oppositiepartijen in de gemeenteraad bestaan, die elk een
andere relatie tot het college hebben? Ook de stuurgroep constateert dit (blz.
17). Betekent dit niet dat er meer aandacht besteed moet worden aan de
versterking van de posities van de politieke fracties in de gemeenteraad? Dit
kan op verschillende manieren tot uitdrukking komen, bijv. door raadsleden van
niet-collegepartijen het recht te geven collegevergaderingen bij te wonen, door
de publieksvoorlichting van ‘de gemeente’ (zijnde de collegepartijen)
te differentiëren en ook het geluid van oppositiepartijen te laten
horen, door een herverdeling van geldmiddelen binnen de gemeente naar een
betere, professionele raads- en fractieondersteuning enz. Ziet het kabinet in dat er een pas op de plaats moet worden gehouden m.b.t. het verdere wetgevingstraject en eerst het huidige ingang gezette traject moet worden doorlopen, o.a. aan de hand van een door de Vereniging voor Raadsleden bepleite dualiseringsverslag/monitor? Voor het overige heeft de stuurgroep een
aantal aanbevelingen gedaan, waarop de minister in hoofdzaak positief op heeft
gereageerd. Dat leidt voor ons tot de volgende vragen: Is de minister het met ons eens dat de
stuurgroep in haar eerste conclusie een onjuiste inperking van het
initiatiefrecht verwoordt (nl. een initiatiefvoorstel ‘als het college een
motie niet uit wil voeren’)? Het is immers aan de raad, cq een raadslid
voorbehouden te bepalen over welk onderwerp een initiatiefvoorstel wordt
gelanceerd. Er zijn daarnaast ook andere vormen voor raadsleden om een punt te
agenderen, zoals bijv. een notitie. Het is aan de raad om te bepalen hoe ver men
daar in wil gaan en of de raad het wenselijk acht om het standpunt van het
college te vernemen alvorens te besluiten. Moeten wij uit de reactie van de minister
op het waarnemend voorzitterschap afleiden dat er geen bezwaar bestaat tegen het
overhevelen van de voorzittershamer door de burgemeester aan de waarnemend
voorzitter als de burgemeester een ‘eigen ‘voorstel moet verdedigen? De aanbeveling dat de burgemeester een
speciale rol krijgt bij het aanjagen van de dualisering kunnen wij niet volgen.
Uiteraard heeft de burgemeester een aantal wettelijke taken m.b.t.
beleidsvoorbereiding, coördinatie en behartiging van gemeentelijke belangen,
maar als het om dualisering gaat, opgevat als een versterking van de positie van
de gemeenteraad, geeft het geen pas hier een lid van het college mee te belasten
dat volgens de theorie van de dualisering juist op afstand staat en
gecontroleerd moet worden. Deelt de minister deze opvatting? Waarom wil het kabinet niet met een wetsvoorstel komen dat bepaalt dat een griffier niet tegelijkertijd een andere ambtelijke functie kan hebben in dezelfde gemeente? Het verwijzen naar het VNG-standpunt is niet voldoende. Evenals wethouders geen lid van de raad kunnen zijn, is het onlogisch dat ambtelijke ondersteuning wel met twee petten in een ambtelijke organisatie kunnen rondlopen. Is het kabinet bereid haar standpunt in deze te herzien? |