|
|
De Raad van Europa, Democratie en Monarchie
In de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, die eind april 2005 bijeenkwam in Straatsburg, heeft Leo Platvoet (Eerste Kamerlid GroenLinks), daarbij ondersteund door 19 andere leden van de Raad van Europa, een ‘motion for a resolution’ ingediend m.b.t. tot de gespannen relatie tussen monarchie en democratie. De motie vraag de Raad van Europa de staatkundige positie van de elf monarchieën die Europa (nog) heeft, in kaart te brengen tegen de achtergrond van een kritische stellingname t.o.v. de monarchie, zoals verwoord in de overwegingen van de motie.
Motie voor een resolutie De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa overweegt: Dat elf van de 46 lidstaten van de Raad van Europa de monarchie als staatsvorm hebben; Dat de koninklijke families in deze monarchieën per definitie het staatshoofd van deze lidstaten leveren, waarbij het staatshoofdschap dus een erfelijke functie is; Dat het staatshoofdschap binnen deze monarchieën niet gebonden is aan enige termijn, met als gevolg dat de staatshoofden in een monarchie deze functie decennia lang kunnen uitoefenen; Dat de functies van het staatshoofd per monarchie kan verschillen; zo is de Nederlandse Koning volgens de grondwet lid van de regering, benoemt en ontslaat de ministers, ondertekent de wetten, en is voorzitter van het belangrijkste adviesorgaan van de regering (de Raad van State); daartegenover heeft de Koning van Zweden uitsluitend ceremoniële taken; Dat monarchieën de scheiding tussen Kerk en Staat op de proef stellen: zo bepaalt de Deense grondwet dat de koning evangelisch-luthers is, is de koning van het Verenigd Koninkrijk hoofd van de Anglicaanse Kerk en wordt in Nederland elke wet voorafgegaan door een inleiding, waarin de Koning ‘bij de gratie Gods’ de betreffende wet aankondigt; Dat artikel 25 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van de Verenigde Naties bepaalt: ‘Elke burger heeft het recht en dient in de gelegenheid te worden gesteld (…) op algemene voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land’; Dat staatshoofden in monarchieën in veel gevallen de vrijheden ontberen die krachtens het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens alle Europeanen toekomen; zo is de vrijheid van godsdienst niet gegarandeerd (artikel 9 EVRM) in die monarchieën waar het staatshoofd exclusief één bepaalde godsdienst moet aanhangen, en hebben deze staatshoofden een aanmerkelijke beknotting van hun vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM); Dat erfelijkheid van het staatshoofdschap strijdig is met het principe dat elke politiek/bestuurlijke functie bereikbaar moet zijn voor iedere ingezetene (non-discriminatiebeginsel) en dat deze functie via een verkiezing (direct dan wel indirect) moet worden ingevuld; De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa benadrukt Dat de monarchie als staatsvorm op gespannen voet staat met democratische principes, zeker waar het betreft de uitoefening van politieke functies, zoals het lidmaatschap van de regering; Dat het aanbeveling verdient om de staatkundige positie van de vorstenhuizen in de elf monarchieën in Europa in kaart te brengen; Leo Platvoet |