Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Belastingplan 2001

wetsvoorstel 26 727 Wet Inkomstenbelasting 2001

wetsvoorstel 26 728 Invoeringswet Wet Inkomstenbelasting 2001

Paars II is wel metaalmoeheid en futloosheid verweten, maar dat kan moeilijk gezegd worden over de wijze waarop Zalm & Vermeend het belastingplan aan de man en de vrouw hebben gebracht. Soms was er te veel snelheid: de kritiek van de gehele oppositie van de Tweede Kamer kan toch niet alleen zijn ingegeven door voorspelbaar oppositionele reflexen. De enorme hoeveelheid informatie, niet alleen van de zijde van het kabinet, maar ook de vele reacties die vanuit vele hoeken en gaten van de samenleving op het belastingplan zijn losgelaten, vergen nu eenmaal een fors tijdsbeslag. Waar de minister en zijn staatssecretaris, met ondersteuning van tientallen ambtenaren, jaren mee bezig zijn geweest, vraagt om een zorgvuldige en ook tijdrovende parlementaire behandeling.

Ook was er soms sprake van een zekere korzeligheid. Zo van alles is goed doordacht, alles is goed doorberekend, alle effecten zijn bekeken, kritiek snijdt geen hout. Toch is er een aantal nota's van wijziging gevolgd op de wetsvoorstellen dus die korzeligheid was niet op zijn plaats.

GroenLinks wil zeker niet verhelen dat er positieve elementen aan het belastingplan zitten, zoals het boxensysteem -en de harde scheiding tussen de boxen-, waardoor het onmogelijk wordt zo creatief met inkomsten en uitgaven om te gaan dat het belastbaar inkomen onwaarschijnlijk laag wordt. Ook de sanering van de wildgroei aan aftrekposten en de vervanging van de belastingvrije som door de heffingskorting vinden wij een goede zaak. Dit laatste vormt met enkele andere voorstellen de weerslag van de individualisering en emancipatie die de Nederlandse samenleving sinds enkele decennia kenmerkt. Zelfs in de sfeer van de hypotheekrenteaftrek valt voor de echte optimisten in deze meimaand een bloemetje te plukken, want de hypotheekrenteaftrek voor het tweede eigen huis is niet langer mogelijk en voor het eerste huis zijn onwezenlijke hypotheekconstructies onmogelijk gemaakt. En niet te vergeten: de inderhaast erin gefietste fietsaftrek.

Tot zover de positieve kanten van het plan. De rest van mijn spreektijd zal opgaan aan kritische kanttekeningen, fundamentele kritiek en een aantal vragen, want wij blijven overstroomd worden met berichten uit de samenleving, waaruit blijkt dat de wereld van de whiz-kid achter de computer er toch anders uitziet dan de alledaagse praktijk.

Belastingen: noodzakelijk kwaad of groot goed?

Over belastingen wordt verschillend gedacht. Natuurlijk leven er onder belastingbetalers allerlei opvattingen en (voor)oordelen, maar ook in de politiek zijn er verschillende benaderingen, die nauw samenhangen met de visie op de taak van de overheid.

Er is een lange weg afgelegd tussen de middeleeuwse praktijk: Oorspronkelijk bestaat er geen verschil tussen de particuliere kas van de vorst en de staatskas (hoewel een enkele -imiddels voormalige- dienaar van de kroon nog steeds moeite lijkt te hebben met het verschil tussen particuliere kas en staatskas) en het huidige systeem. Hierin heeft belastingheffing -en dus ook belastingpolitiek- een aantal functies: financiering van rijksuitgaven, herverdeling van inkomens, terugdringen van gebruik van schadelijke producten, bescherming van binnenlandse industrie enz.

Als de overheid hoeder van belangen van zwakken is komt dat ook in de belastingpolitiek tot uitdrukking. Als de overheid vooral moet zorg dragen voor een ontwikkeling van de economie door ondernemers in de fiscale watten te leggen leidt dat tot andere keuzen. Als belasting wordt gezien als een noodzakelijk kwaad geeft dat een andere moraal te zien dan het als een voorrecht te beschouwen om in een verzorgingsstaat te wonen en daar ook fiscaal aan bij te dragen. In de ene visie staat de lastenverlichting centraal in de andere het oplossen van maatschappelijke noden. Het moge duidelijk zijn waar GroenLinks staat. Voor ons is een actieve, interveniërende en waar nodig beschermende overheid verre te verkiezen boven de staat als nachtwaker, de staat als bouwer van infrastructuur voor ongebreidelde economische expansie, de staat als vangnet voor economische activiteiten die in de vrije markt niet renderen.

Tegen deze achtergrond beoordelen wij ook het belastingplan. Is het budgettair verantwoord m.b.t. de doelen die een overheid zich heeft te stellen? Dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten? Zit er een dynamiek van rechtvaardige inkomensnivellering in? Stimuleert het ecologisch verantwoorde economische activiteiten? Bevordert het emancipatie en economische zelfstandigheid?

Draagwijdte/houdbaarheidsdatum belastingplan

Via Fiscaal stelsel 21ste eeuw (regeerakkoord) naar Belastingherziening 2001 een stap terug in ambitieus taalgebruik. Is het ook een oefening in bescheidenheid? Het belastingplan was nog niet door de Tweede Kamer heen of de toenmalige staatssecretaris zat al weer achter zijn laptop om met zijn muis aan het volgende plan te werken. Maar muizen baren geen olifanten: de werktitel luidt Jaws II. Zijn opvolger mag daar nu de tanden op stuk bijten. Uit de antwoorden op vragen blijkt dat volgend jaar een discussienotitie komt waarin relevante maatschappelijke, economische en internationale ontwikkelingen worden verkend (vergrijzing, Europa, digitalisering). Deze ontwikkelingen zijn weliswaar actueel, maar toch niet nieuw? Welk ander licht wil de regering werpen op het belastingplan? Zijn deze ontwikkelingen nu dan niet meegenomen?

De aankondiging van een discussienota zet vraagtekens bij de houdbaarheidsdatum van de deze belastingherziening. Wat is het scenario van deze minister en zijn nog verse staatssecretaris? Zijn de thans voorliggende belastingvoorstellen een tussenstation op weg naar een veel drastischere herziening, waarin de aftrekbaarheid van allerhande posten (incl. de hypotheerente) niet meer mogelijk is, in ruil voor een (nog verdere) verlaging van belastingtarieven? Welke rol ziet de minister weggelegd voor de Eerste Kamer bij de bespreking van de toegezegde discussienota?

Regeerakkoord

De herziening van het belastingstelsel vormt een belangrijk onderdeel van het huidige regeerakkoord; zo belangrijk dat het regeerakkoord er 7 blz. aan besteedt, waarin de hoofdlijnen worden geschetst. Daarmee zijn ook de stringente kaders aangegeven waartussen de discussie en besluitvorming zich volgens de wetten van de coalitiepolitiek dienen af te spelen.

De doelstellingen van de belastingherziening worden in het regeerakkoord genoemd. Wat opvalt is dat er geen doelstelling gewijd is aan inkomensbeleid, cq. het streven naar een rechtvaardige inkomensverdeling, waarvoor het belastingbeleid een bruikbaar instrument kan zijn. Heeft het kabinet eigenlijk wel een inkomensbeleid, waarbij de zelfstandige, dynamische componenten rechtvaardigheid en herverdeling ijkpunt zijn, zo heeft GroenLinks in de schriftelijke voorbereiding de regering gevraagd. De antwoorden daarop zijn nogal teleurstellend. Hoe evenwichtig en rechtvaardig een belastingdruk is, moet mede beoordeeld worden aan de hand van de verdeling van inkomens en vermogens dat na belastingheffing overblijft.

Weliswaar wordt erop gewezen dat er minder constructies kunnen plaatsvinden en dat er stelsel van heffingskortingen is ingevoerd, maar daar gaat het niet alleen om. Grote groepen verrijken zich razendsnel. Het aantal miljonairs is tussen 1993 en 1997 gestegen van 95.000 maar 158.000. Het zo snel mogelijk cashen om financieel onafhankelijk te worden is de Nieuwe Ideologie, die bij velen de oude vormen en gedachten heeft verdrongen. Als de hoogste schijf in ruim 10 jaar van 72 via 60 naar 52 wordt teruggebracht en tegelijkertijd het forfaitair rendement op slechts 4% wordt gesteld zit daar natuurlijk de potentiele groei van de inkomensongelijkheid. Daar tikt de bom van een grote sociale onrechtvaardigheid.

Hiermee hangt een ander belangrijk (VVD) uitgangspunt bij het belastingplan samen: de netto-lastenverlichting: 5 miljard gulden is er in het regeerakkoord vrijgemaakt voor deze belastingherziening, inmiddels uitgegroeid tot ruim 6 miljard gulden.

Een feest voor de rijken is de belastingherziening wel genoemd, omdat vooral de hoge inkomens erop vooruit zullen gaan. Dat is bestreden, maar de door de minister zelf gepresenteerde inkomenseffecten kunnen tot geen andere conclusie leiden. Uitkeringsgerechtigden -en AOW'ers- worden verder op afstand gezet van werknemers met een minimum of modaal inkomen. Oudere echtparen met alleen AOW gaan er minder op vooruit dan ouderen met een aanvullend pensioen van 30.000. Een alleenstaande met minimumloon gaat er weliswaar 6% op vooruit en een alleenstaande met 3x modaal slechts 2,6%, maar in guldens uitgedrukt is dat 1860 resp. 4212.

En om eens een heel andere categorie te noemen: ook studenten met en studieschuld gaan er op achteruit, omdat de rente over studieleningen niet langer fiscaal aftrekbaar is en de compenserende verlaging van 1,15% van de rente onvoldoende is.

Een ander punt: de staatjes stoppen bij een topinkomen van 162.000. De bovenbouw van het loon- en vermogensgebouw is een statistische schemerzone. Het is onthutsend te zien hoe weinig statistisch materiaal er is. Hopelijk brengt de in de Tweede Kamer aangenomen GoenLinks motie om meer inzicht in de aard en de ontwikkeling van de vermogensverhoudingen te brengen licht in de duisternis. Dan nog blijft de vraag: wat zijn de effecten voor de echt hoge inkomens?

De FNV heeft nog op andere effecten gewezen. Niet-werkenden profiteren te weinig van het nieuwe stelsel. Voor vutters, vervroegd gepensioneerden en mensen met gedeeltelijke WAO-uitkering worden negatieve inkomenseffecten gevreesd.

De lastenverlichting heeft dus geen inkomensnivellerende werking; integendeel.

Een andere doelstelling die in het regeerakkoord wordt genoemd is het bevorderen van de werkgelegenheid en de economische structuur. De minister van Financiën laat ook niet na te benadrukken dat hij meer waarde hecht aan economische dan fiscale effecten van het belastingplan. Zo wordt de 6 miljard lastenverlichting gezien als een stimulator van werkgelegenheid. Nu vindt er de laatste jaren een forse stijging van werkgelegenheid plaats nog onder het regime van het oude belastingsysteem. Iin vele sectoren is er sprake van krapte op de arbeidsmarkt en worden plannen gesmeed om uit alle delen van de wereld arbeid te importeren. Uit de reële maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste jaren (daling werkloosheid, stijging werkgelegenheid, forse economische groei), die dus plaats vinden onder het vigerende belastingstelsel, kan geconcludeerd worden dat de wijze waarop het belastingsysteem in elkaar zit er blijkbaar niet zo veel toe doet. Dat er gans andere factoren en actoren zijn die de door het kabinet gewenste economische ontwikkelen beïnvloeden. De genoemde doelstelling uit het regeerakkoord lijkt eerder ideologisch getint, daar is op zich weinig mis mee, zij het dat het de harde kern van de liberale dogmatiek is: generieke maatregelen, zoals algemene lastenverlichting en lage loonkosten leiden tot hogere winsten en dus meer werk.

Tegen deze achtergrond is de reactie van Dijkstal dan ook zo begrijpelijk. Daags na het aanvaarden van het belastingplan door de Tweede Kamer, met steun van het CDA, nodigde hij de christen-democraten onmiddellijk uit voor de volgende coalitie. De PvdA werd bedankt: deze partij had zonder veel slag of stoot meegewerkt aan de belangrijkste opdracht van paars: liberalisering van het belastingstelsel.

Hoewel, ik moet de nuance bewaren: als aanjager van de economie is lastenverlichting bij de huidige groei natuurlijk niet meer nodig (citaat van het VVD-tweede kamerlid Van Beek in Trouw).

Het regeerakkoord ging uit van een behoedzaam, om niet te zeggen somber, scenario; een economische groei van 2% was niet realistisch, maar pessimistisch. En zo organiseert de regering de meevallers.

En ondanks het feit dat de financiële constellatie van het regeerakkoord dank zij de economische voorspoed is achterhaald, blijft de forse lastenverlichting intact. Als het regeerakkoord dicteert, stokt het verstand.

Als de zalmnorm in stand blijft (inkomensmeevallers voor 50% naar financierinsgtekort/ inmiddels -overschot en 50% naar lastenverlichting) dendert de lastenverlichtingstrein voort.

In 1995-1998 werd in totaal aan 17 miljard aan lastenverlaging doorgevoerd; de prijs die betaald werd was 12 miljard bezuinigen in de collectieve sector: onderbetaalde verpleegkundigen, overwerkte leraren; weliswaar stegen de beursindexen, maar de wachtlijsten groeiden ook. De publieke gulden wordt geprivatiseerd. De collectieve gulden wordt omgeruild tegen de consumptieve gulden. Collectieve armoe tegenover private rijkdom.

Want 6 miljard aan lastenverlichting betekent natuurlijk dat er geen extra 6 miljard beschikbaar is om wachtlijsten weg te werken, de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, noodzakelijke milieumaatregelen te financieren of het budget van ontwikkelingssamenwerking te verhogen. Het is een fiscale variant van het trendy cashen, dat gepaard gaat met een aantasting van het draagkrachtbeginsel en een vergroting van inkomensverschillen. En dat zijn de donkere schaduwen die over het belastingplan worden geworpen.

Emancipatie

Bevordering van emancipatie en economische zelfstandigheid is een van de beleidsdoelstellingen uit het regeerakkoord m.b.t. de belastingherziening. Het omzetten van de belastingvrijevoet in een geïndividualiseerde heffingskorting -en het afschaffen van de overdraagbaarheid- wordt terecht gezien als een cruciale stap. De regering citeert met plezier dit compliment uit de 178 tellende Emancipatie-effectenrapportage over de het nieuwe belastingstelsel. Maar deze rapportage kraakt ook een aantal harde noten. Zoals de focus op de alleenverdiener en de gebrekkige mogelijkheden van aftrek voor kinderopvang. En de beperkte toepassing van de arbeidskorting (50% van het wettelijk minimum loon), waarvan in de rapportage wordt bepleit deze juist ook in te zetten op kleine deeltijdbanen om zo de participatie van vrouwen aan de onderkant van de arbeidsmarkt te stimuleren. De armoedeval van vrouwen als minstverdienende partners is buiten beschouwing gelaten concludeert de rapportage treffend.

GroenLinks stelt voor ook individualisering, emancipatie en economische zelfstandigheid als voortdurend te herijken punten bij de nog op te stellen discussienota te betrekken.

Vergroening

Vergroening van het belastingsysteem is een andere beleidsdoelstelling van de regering. Ook van GroenLinks. De reikwijdte van de doelstelling van de regering wordt belemmerd door het stringente principe dat vergroening niet tot lastenverzwaring mag leiden, maar volledig moet worden teruggesluisd. Waar het gaat om het bestrijden van negatieve inkomenseffecten bij mensen met een laag inkomen: akkoord. Maar als het gaat om het bekostigen van bijv. massaal aan te brengen waterbesparingstechnieken in woningen zien wij niet in waarom een deel van groene belastingopbrengsten hiervoor niet gebruikt zou kunnen worden. Temeer daarbij de rapportage over de Regulerende Energie Belastingen bleek dat een deel van de terugsluizing in de verkeerde zakken terecht kwam, d.w.z. dat een forse groep bedrijven meer terugkregen dan ze betaalden.

Fiscale vergroening betekent ook dat grootverbruikers van energie milieuheffingen gaan betalen (opbrengst 2,2 miljard). Dat BTW op vliegtickets wordt geheven (opbrengst 225 miljoen in 2000) en de prijs van de kerosine verhoogd wordt met accijns (opbrengst 4 miljard). Kortom zo'n 6,5 tot 7 miljard gulden aan vergroening ligt nog in het verschiet.

Directe - indirecte belastingen

Het belastingplan impliceert een verschuiving van directe naar indirecte belastingen. Ook dat is een ondergraving van de doelstelling rechtvaardige belastingdruk aangezien indirecte belastingen (BTW) op ieder inkomen, ongeacht de hoogte, gelijk drukt, terwijl de inkomstenbelasting -zij het in afnemende mate- een progressief tarief kent.

Bovendien is BTW aanmerkelijk fraudegevoeliger, zodat een verschuiving van directe belasting naar indirecte belasting het risico in zich mee draagt dat opbrengsten niet onderling uitwisselbaar zijn.

Hoe beoordeelt het kabinet mede in dit kader de razendsnelle ontwikkelingen op het gebied van teleshopping, waarbij via internet makkelijk -al dan niet virtuele- goederen van buiten de EU, vrij van BTW-tarief, aangeschaft kunnen worden. Wanneer is een EU-aanpak effectief? Hoe is dit aan de orde gesteld in de Ecofin-Raad van vandaag onder het agendapunt 'nieuwe BTW-strategie'?

Forfaitaire vermogensrendementsheffing

Veel discussie is gewijd aan de fortaitaire vermogensrendementsheffing, die de huidige vermogensbelasting en inkomstenbelasting op rente en dividend vervangt. Blijkens de schriftelijke inbreng van de VVD-fractie was een beter idee om vermogens te belasten niet voorhanden - een reden te meer voor GroenLinks de voelsprieten op scherp te zetten.

Hoe de cijfers ook mogen verschillen: steevast blijkt dat de werkelijke rendementen op vermogen gemiddeld hoger liggen dan het voorgestelde forfaitaire rendement van 4%. Volgens de minister van Financiën zijn het geen fiscale maar economische motieven geweest om het forfaitaire principe in te voeren, want de economie mag niet worden verstoord. (zie Forum 24-2-2000).

In een aantal andere Europese landen (Denemarken, Finland, Noorwegen, Zweden, Ierland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Luxemburg, Portugal en Spanje; maar ook de VS) is wel een belasting op de werkelijke vermogenswinsten. In hoeverre verstoren deze de nationale economieën? De regering antwoordt dat, vanwege het ontbreken van empirisch materiaal, deze vraag niet is te beantwoorden. Maar daarmee kan de kous natuurlijk niet af zijn. Graag zien wij in de toegezegde discussienota onder het kopje 'Europa' de verschillende behandeling van vermogens uitgediept.

De redenering van de regering dat door het invoeren van deze heffing neutraliteit wordt geïntroduceerd omdat elke beleggingsvorm fiscaal gelijk behandeld wordt is slechts voor helft waar. Want het rendement van de beleggingsvorm kan wel degelijk verschillen en, zoals de aloude leerstelling terecht stelt: gelijke behandeling in ongelijke situaties continueert ongelijke verhoudingen. De voorgestelde rendementsheffing benadeelt kleine beleggers, aangezien kleine beleggers de neiging hebben veiliger -met minder rendement- te beleggen, en bevoordeelt grote beleggers, die meer mogelijkheden hebben om forse vermogenswinsten te realiseren.

Belasting heffing op basis van werkelijk behaalde rendement komt tegemoet aan vele bezwaren die zijn geuit door mensen die een lager rendement hebben. Zoals spaarders die genoegen nemen met minder dan 4% (citaat uit brief: ik denk aan mijn schoonmoeder van 89 jaar en aan mijzelf als 70-plusser. Zo zijn er meer gepensioneerden, die hun aandacht niet primair op het materiële hebben gevestigd (..) wij wensen u veel sterkte toe bij het bestuderen van deze ingewikkelde materie.)

Maar ook onroerend goed beleggers: zoals de Vereniging van Opstalhouders in de Haarlemmermeer, en de Nederlandse Vereniging van Beleggers en Eigenaren, de federatie Particulier Grondbezit: onroerend goed scoort vaak lager dan 4%. De federatie stelt: de pachtopbrengst wettelijk vastgesteld op 2% van de waarde in het economisch verkeer, terwijl nu wordt uitgegaan van fictief rendement van 4%. Ook de tegemoetkoming dat er wordt uitgegaan van verpachte waarde (50-60% van vrije waarde) geeft nog een % van 2-2,4 te zien, terwijl uit onderzoek blijkt dat pachtprijs gemiddeld 1,4% van de vrije waarde is.

Of is de voorgestelde forfaitaire rendementsheffing een opstap naar een eerlijker belasting op vermogenswinsten, zoals prof Leo Stevens in de Volkskrant van 22 januari jl. stelde. Hij acht het binnen het voorgestelde stelsel zeer wel mogelijk dat we in de toekomst uitkomen bij een vermogenswinstbelasting. Nu is hij een welkome gast op de broodjeslunches die regelmatig op het ministerie werden gehouden om de voortgang van de belastingherziening te bespreken. Dus is zijn verwachting gebaseerd op de blik die hij heeft kunnen werpen in de keuken van de plannenmakers?

Waarom heeft het kabinet er eigenlijk voor gekozen (forfaitair) inkomen uit vermogen lager te belasten dan inkomen uit arbeid? Hoe verhoudt zich dat met de in het regeerakkoord genoemde doelstelling rechtvaardige belastingdruk? Het antwoord dat de regering in de Memorie van Antwoord heeft gegeven, overtuigt niet. Verwezen wordt naar ontduiking van belastingheffing over vermogensinkomsten onder het huidige systeem, maar de vraag -ook van andere fracties- had betrekking op inkomen uit arbeid en inkomen uit vermogen. En dan natuurlijk nog afgezet tegen het forfaitaire rendement. Het is nog eens goed in dit verband het advies van de Raad van State in herinnering te roepen dat uitspreekt dat elke gulden inkomen per definitie gelijk is en dus vanuit draagkrachtoogpunt ook onder hetzelfde belastingregime zou moeten vallen.

Een voorbeeld, aangereikt door een uit de Raad van Kerken voortgekomen stichting Beleggers voor belasting probeerde dit te verduidelijken. Iemand die in 1983 eenmalig f. 50.000 heeft belegd in fondsen die deel uit maken van de AEX-index ziet zijn vermogen in 17 jaar tijd groeien tot f. 643.936. Belasting volgens de forfaitaire vermogensrendementsheffing over die 17 jaar: f. 33.006. Iemand die f. 50.000 per jaar verdient betaalt aan belasting over die 17 jaar: f. 294.389. Met één keer f. 50.000 beleggen, houd je bij Vermeend méér over dan met zeventien jaar lang werken voor eenzelfde jaarloon concluderen deze beleggers. Nu geeft de regering in haar antwoord wel aan dat de stichting fouten in de aanname heeft gemaakt, maar ook in het gecorrigeerde beeld wordt door de loontrekker vijf keer zo veel belasting betaalt.

Maar dit voorbeeld valt met andere aan te vullen. Waarom niet uitgaan van het werkelijk genoten inkomen uit vermogen? Waarom geen belasting op de vermogensaanwas? Waarom zijn niet binnen het gesloten boxensysteem -en dan ook nog op basis van een forfaitair rendement van 4%- voor box 3 de tarieven uit box 1 gehanteerd? Drie verschillende vragen vanuit drie verschillende percepties maar vanuit dezelfde achtergrond die vier hoogleraren Belastingrecht van de Katholieke Universiteit Brabant zo treffend hebben verwoord: Feitelijk wordt (het draagkrachtbeginsel bij de voorgestelde vermogensrendementsheffing) begraven en zijn we qua fiscale beschaving terug in de 19de eeuw.

Eigen woning

Met de monarchie behoorde de hypotheekrenteaftrek tot een politiek heilig huisje waar je maar beter niet over kon beginnen. Dat kost alleen maar stemmen. Zo luidde het credo van de angsthazen in de politiek. Maar het kan snel gaan. De discussie over de positie van de koningin lijkt niet te stuiten en ook van de hypotheekrenteaftrek is de politieke onschuld er af gestroopt.

Echter nog niet in dit belastingplan. De PvdA, toch sterk in dit kabinet vertegenwoordigd, leek wel soms te willen, maar niet te durven. Kok wilde er niet aan. Maar blijkbaar heeft de premier, net als in de monarchiediscussie, nog eens in het mandje met de afgeschudde ideologische veren gekeken en zich bedacht dat voor linkse kiezers een kale, naakte kip toch wel heel onaantrekkelijk is. Dus heeft het kabinet een nota toegezegd over de fiscale behandeling van de eigen woning. Waarom kon de discussie niet in het kader van dit plan gevoerd worden? Nu verwijst de regering in antwoorden alleen naar de tekst uit het regeerakkoord dat vasthoudt aan de ooit -onder gans andere omstandigheden- ingeslagen weg. De hamvraag luidt natuurlijk of deze nota het regeerakkoord op dit punt ter discussie gaat stellen. Bij de Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer over de begroting 2000 is door GroenLinks een aantal elementen genoemd die in een nota aan de orde zouden moeten komen. Daar is positief door de minister op gereageerd en wij zien dan ook reikhalzend uit naar de nota.Komt het kabinet met voorstellen, of draagt de nota een inventariserend karakter? Zet staatssecretaris Bos zich in om eerder ingenomen standpunten -toen nog als kamerlid- nu eenmaal op het regeringspluche gezeten te effectueren, zoals beperking van de hypotheekrenteaftrek tot 70% of het onderbrengen van de eigen woning onder de vermogensrendementsheffing?

De eigen woning zit in het belastingplan in box 1 en niet in box 3, waar de vermogensbestanddelen in thuis horen. Op zich een onlogische keuze, want niet te bestrijden is dat het hebben van een eigen woning een vorm van vermogensvorming is. Omwille van politieke, praktische cq opportunistische redenen is de eigen woning in box 1 terecht gekomen en blijft de hypotheekrenteaftrek volledig in stand. En het huurwaardeforfait.

Waarom heeft het kabinet er in het thans voorliggende belastingplan er niet voor gekozen om, naast het handhaven van de aftrek van de hypotheekrenteaftrek (een opdracht uit het regeerakkoord), de eigen woning -conform de realiteit- ook als vermogen te beschouwen en als vermogensbestanddeel in box 3 onder te brengen? Zijn deze beide vormen van fiscale benadering van de eigen woning ten principale strijdig?

Kort na de behandeling in de Tweede Kamer liet de minister van Financiën zich ontvallen dat het huurwaardeforfait wat hem betreft verlaagd kan worden als de hypotheek is afgelost. Dat is een goede manier om het aflossen te stimuleren, aldus de minister. Nu zijn er ook andere manieren te bedenken om het aflossen te stimuleren (kortere periode waarin de hypotheekrente aftrekbaar is, cq. een staffeling in de tijd), maar ook het huurwaardeforfait komt aan de orde in de nota over de eigen woning. Hoe verhoudt de aankondiging van deze nota, en de proefballonnen die de minister zelf heeft opgelaten m.b.t. het huurwaardeforfait, zich tot de houdbaarheid van de thans voorliggende wetsvoorstellen?

Het kabinet doet een poging, in antwoord op vragen van GroenLinks, de logica uitleggen die er zou bestaan tussen het feit dat het huurwaardeforfait wordt afgetopt en de aftrekbaarheid van de hypotheekrente niet. Maar overtuigend is dat niet. Het huurwaardeforfait is een saldobedrag; gemiddeld jaarlijkse kosten kunnen in mindering worden gebracht. Terwijl een verhuurder al zijn kosten bij de huurder in rekening brengt. En zijn deze kosten geen investeringen die de waarde doen vermeerderen? De markthuurprijzen van dure huurwoningen zijn natuurlijk juist lager vanwege de concurrentie met dure koophuizen, waarvoor nou net het -concurrentievervalsende- element van de hypotheekrechte-aftrek geldt. Het huurwaardeforfait wordt dus kunstmatig laag gehouden.

Europa

Een van de argumenten voor de belastingstelselherziening was de Europese factor. Nederland zou uit de pas lopen en er moest geharmoniseerd worden. De tarieven waren zo hoog in vergelijking met andere landen. Maar aan de andere kant wordt juist betoogd dat door de wildgroei aan constructies in effectieve belastingdruk gemeten het oude systeem niet zou voldoen. De hypotheekrenteaftrek en de forfaitaire rendementsheffing zijn vreemde eenden in de Europese bijt. Harmoniseren dus? Nee, want de omstandigheden verschillen zo per land. Het elimineren van belastingfaciliteiten voor ondernemingen die schadelijke gevolgen hebben voor andere lidstaten? Uit het onderzoek van de EU blijkt dat Nederland nogal uit de Europese band springt, maar ook hier is harmonisatie mede vanwege de assertieve opstelling van Nederland, ver weg. Het Europese argument wordt naar ons oordeel nogal willekeurig ingezet.

Zijn de Europese buitenbeentjes, zoals het invoeren van een forfaitaire rendementsheffing of het handhaven van de hypotheekrenteaftrek nu achterhoedegevechten of slimme strategische keuzen?

Een punt dat op Europees niveau ook om harmonisatie vraagt is de problematiek van de grensoverschrijdende arbeid. De Belgische en Nederlandse vakcentrales hebben een onderzoek laten verrichten naar de effecten van belastingplan op de inkomenspositie van grensarbeider en vragen om een grens-effect-rapportage van het nieuwe belastingstelsel. In antwoorden lijkt de regering aannemelijk te maken dat er weinig aan de hand is en dat met het in werking treden van de een nieuw belastingverdrag met België in 2003 er geen verschillen meer zijn. Maar tussen 2001 en 2003 liggen twee jaar; bovendien geldt dat verdrag niet voor Nederlands-Duitse grensarbeid. Daarnaast worden er -uiteraard- ook verschillen in het hypotheekrenteaftrek-regime gemeld. Dit alles lijkt me voldoende aanleiding tot een overleg tussen de minister/staatssecretaris met vertegenwoordigers van deze vakcentrales, waaruit wellicht ook argumenten ontleend kunnen worden voor het zegenrijke harmonisatiewerk op Europees niveau. Is de regering tot dit overleg bereid?

Groen beleggen

Bij de behandeling in de Tweede Kamer heeft het kabinet toegezegd te zullen onderzoeken of het beleggen in groenfondsen gestimuleerd kan blijven door te sleutelen aan de maximale inleg van f. 100.004, waaronder ook begrepen de Agaathregeling en de kapitaalverzekering studiekosten van kinderen. Door deze limiet -en het feit dat in het nieuwe belastingstelsel inkomsten uit rente en dividend minder zwaar worden belast- dreigen veel groene fondsen in gevaar te komen. Volgens de banken ligt de financiering van nieuwe groenprojecten compleet stil.

De aanvullende tegemoetkoming waar de regering in het ondernemerspakket mee komt lijkt echter onvoldoende soelaas te bieden. Stichting Natuur en Milieu vreest dat het neerkomt op het aanbieden van een dooie mus. En ook de groenfondsen van de banken zijn niet tevreden. De aftrekpost van 2,5% in box 1 doet weliswaar het groene rendement verbeteren, maar het grootste bezwaar is dat er individuele en collectieve plafonds in stand blijven, waardoor de groei van deze vorm van beleggen sterk wordt geremd, cq. onmogelijk wordt gemaakt.

GroenLinks vindt groen beleggen een effectieve positieve prikkel voor investeringen in duurzame ontwikkelingen. Het invoeren van een plafond van 100.000, dat ook nog gedeeld moet worden met andere vormen van maatschappelijk beleggen, is een onbegrijpelijke verslechtering ten opzichte van de huidige ongelimiteerde mogelijkheid om groen te beleggen. Hoe dit te rijmen is met het in het regeerakkoord vermelde uitgangspunt van vergroening is ons een raadsel. Graag een verklaring hiervoor.

Wanneer kan overigens de Algemene Maatregel van Bestuur tegemoet worden gezien, waarin nadere regels worden gesteld m.b.t. sociaal-ethisch beleggen?

Waarom is de kapitaalverzekering voor studerende kinderen onder de vrijgestelde maatschappelijke beleggingen ondergebracht? Het rendement komt immers niet ten goede aan de beleggende ouders en het beperkt de ruimte om daadwerkelijk maatschappelijk te beleggen.

Een ander kritiekpunt betreft het feit dat er niet per kind, maar per belastingplichtige een vrijgesteld maximum van f. 50.000 geldt. Getrouwde tweeverdieners mogen voor hun enig kind f. 100.000 zonder rendementsheffing sparen en een gescheiden moeder met drie kinderen slechts f. 17.000 per kind. Hoe goed doordacht is dit? Schuilt hierin geen rechtsongelijkheid? De regering antwoordt dat een andere keuze ook mogelijk zou zijn geweest? Welke heeft de regering daarbij voor ogen? Is dit geen weeffout die in de wet technische aanpassingen gecorrigeerd moet worden? GroenLinks bepleit een vrijgesteld maximum per kind dat bovendien buiten het plafond van het maatschappelijk beleggen wordt gehouden.

AOW

Het is stil gebleven over de AOW-premie. Veel 65+'ers zijn heel rijk; in deze groep zitten de meeste vermogenden. Waarom is er geen premieheffing overwogen op AOW bij mensen die daarnaast een goed pensioen hebben? Vergrijzing is een van die nieuwe ontwikkelingen die meegenomen worden in de nieuwe discussienota, waarbij ook het rapport van de WRR Generatiebewust beleid zal worden betrokken naar ik aanneem. Evenals het AOW-fonds dat jaarlijks met 5,5 miljard gulden wordt gevuld en over 25 jaar zo'n 300 miljard zal bevatten. Wat is de opvatting van het kabinet over de in het oog springende inkomensverschillen tussen ouderen en de voor allen geldenden instrumenten in de inkomens- en belastingsfeer?

Niet-aftrekbaarheid van arbeidskosten

Tegen het schrappen van de aftrekbaarheid van arbeidskosten wordt door velen geageerd (Unie MHP, VNO-NCW, maar ook NFV; individuen). Dit staat natuurlijk wel in relatie met de verlaging van de schijventarieven en het in te voeren systeem van vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen. Desalniettemin lijkt het een reëel argument dat sommige -kleine- groepen (musici, artiesten, amateurtopsporters) die weinig verdienen en hoge kosten hebben hiervan de dupe zijn. Verder ook mensen die in buitenland werken (huur woning) en werknemers die met hun werkgever in een procedure zijn verwikkeld en daarvan de kosten dragen. De regering heeft erg veel vertrouwen in de werking van de arbeidsmarkt op dit punt en het vermogen van werknemers, cq. hun vakbond om dit aan de orde te stellen.

Wat dit laatste betreft: het FNV stelt voor om een drempel in te voeren van f 5000 waarboven reële arbeidskosten kunnen worden afgetrokken. Komt dit tegemoet aan de door de regering beoogde vermogen?

Co-ouderschap

Belastingplan lijkt niet toegesneden te zijn op het co-ouderschap in tegenstelling tot bijvoorbeeld de kinderbijslag die 50/50 wordt verdeeld over co-ouders. Om in aanmerking te komen voor alleenstaande ouderenkorting moeten kinderen op het adres van de betreffende ouder zijn ingeschreven. Bij co-ouderschap valt dus de andere ouder buiten de boot. Voorstel: in veegwet repareren dat bij -erkend- co-ouderschap alleenstaande ouderenkorting ook 50/50 wordt verdeeld.

Artiestenregeling

Hoewel de bewindslieden tot de laatste snik zullen volhouden dat het hele traject zorgvuldig is geweest en iedereen ruim de tijd heeft gehad leidt de gang van zaken m.b.t. de zogenaamde artiestenheffing toch tot een andere conclusie. Bij de derde nota van wijziging (gedateerd 25 januari 2000, gelijktijdig met de aanvang van het debat in de Tweede Kamer) wordt er uitgebreid artikel 35 aan de Invoeringswet toegevoegd. Uiteraard zonder advies van de Raad van State en ook zonder mogelijkheid om vanuit het veld hierop te reageren. Dat is door het veld (FNV Kiem, All Arts, Federatie van Nederlandse Concertdirecties en impressario's, Koninklijke Nederlandse Toonkunstenaarsvereniging) nu wel in de richting van de Eerste Kamer gebeurd. De goede bedoeling van de toevoeging van dit artikel wordt onderkend, maar het pakt verkeerd uit. Zo worden, anders dan de commissie Habbema adviseerde, de rechten op sociale zekerheid niet zeker gesteld, er wordt loonbelasting geheven over onkostenvergoedingen en loon in natura moet tegen de economische waarde worden opgevoerd, in plaats van tegen de besparingswaarde.

Terecht dat er bij het veld wordt aangedrongen deze haastige wetgeving in te trekken en maar even op de oude voet voort te gaan. Is dit onderhand ook niet de conclusie van de bewindslieden?

Vrijstelling voorwerpen van kunst

De stap van het inkomen van de artiest naar het product van de beeldende kunstenaar is niet zo groot. In de kunstwereld is onduidelijkheid gerezen over de vraag in hoeverre kunstvoorwerpen als vermogen worden beschouwd en dus in aanmerking kunnen komen voor de forfaitaire vermogensrendementsheffing. Naar aanleiding hiervan zijn er wijzigingen in de wet aangebracht, maar deze laten nog vragen open. Zo zijn ook die voorwerpen van kunst en wetenschap vrijgesteld als zij ter beschikking aan derden zijn gesteld voor culturele en wetenschappelijke doeleinden. Betekent dit dat iedere andere ter beschikking stelling wel voor belastingheffing in aanmerking komt, bijv. aan kinderen? Ook de vraag wanneer een kunstverzameling als belegging moet worden beschouwd is niet duidelijk. De wettekst is vrij algemeen, al wordt de bewijslast na een tekstwijziging wel bij de belastingdienst gelegd. Maar de criteria waarop getoetst wordt zijn onduidelijk. Daar zal toch een nader omschreven regeling door de staatssecretaris op losgelaten moeten worden. Is hij daartoe bereid?

Afsluitend

Er zijn behoorlijke verschillen van inzicht, maar de discussie gaat verder. Ook na deze parlementaire behandeling.

Onder erkenning van het politieke primaat van de Tweede Kamer dringt GroenLinks er bij de regering op drie punten aan om bij de veegwet (wet technische aanpassingen) op drie punten terug te komen:

* gedeelde ouderenkorting voor co-ouders

* vrij te stellen kapitaalverzekering voor studerende kinderen relateren aan een bedrag per kind en deze buiten het bedrag voor vrijgstelde maatschappelijke beleggingen te brengen

* de artiestenregeling even buiten werking te stellen om zo ruimte te scheppen om met een betere wettelijke regeling te komen.

In 2005 komt er een evaluatie dankzij een amendement van het kamerlid Bos. GroenLinks zou het toejuichen als ook de effecten van het belastingplan op het draagkrachtbeginsel en de inkomensverdeling onderdeel van deze evaluatie vormen.