Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Normen & Waarden

20 januari 2004

Begroting Algemene Zaken 2004

In mijn bijdrage aan deze begrotingsbehandeling sta ik stil bij twee thema’s. Het eerste is het debat over normen en waarden. Mijn voorganger, die ik graag feliciteer met het houden van zijn maidenspeech, heeft hierover al het een en ander gezegd. Het tweede onderwerp, waarbij ik wat korter zal stilstaan, is de monarchie oftewel het koninklijk huis. Scherpzinnigen maken daartussen wel eens een onderscheid; ik overigens niet. Ik vind het jammer dat lang niet alle fracties zich voor dit debat hebben ingeschreven, hoewel dit de eerste mogelijkheid is in twee jaar voor het houden van een beleidsdebat over deze toch niet onbelangrijke portefeuille. Het valt natuurlijk op dat de fracties van de regeringspartijen zich geen van allen hebben ingeschreven. Ik weet niet zo goed welke conclusie ik daaraan moet verbinden, maar ik hoop niet dat zij de portefeuille van de minister van Algemene Zaken niet belangrijk genoeg vinden.

Het herstel van normen en waarden is een belangrijk aandachtspunt voor de minister-president en het kabinet, zoals te lezen valt in de beleidsagenda van de begroting van het ministerie van Algemene Zaken. Het debat hieromtrent is een van de grootste mystificaties van onze tijd. Vele pennen zijn in beweging gebracht en de opvattingen waaiden alle kanten uit. Het kabinet en met name de minister van Algemene Zaken doen daar ijverig aan mee. Tot nu toe is er echter weinig coherents of substantieels naar voren gebracht.

De verleiding is groot om het debat voluit te voeren. Het in hoofdlijnen uitstekende rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid biedt daartoe voldoende stof. De informele norm in het parlementaire verkeer is echter dat de regering eerst met een standpunt moet komen voordat de discussie in volle hevigheid kan losbarsten. Ik heb er niet veel moeite mee om mij enigszins aan deze informele norm te conformeren, temeer daar wij nu niet in een volledige bezetting van deze Kamer het debat kunnen voeren. Toch wil ik enkele opmerkingen maken over dit onderwerp. Ik nodig de minister-president uit om deze opmerkingen mee te nemen in het nog op te stellen regeringsstandpunt.

Het is een sociologisch abc’tje dat het tamelijk onzinnig is om normen en waarden in een adem te noemen als onderling uitwisselbare begrippen. Toch gebeurt dit volop, ook door het kabinet. Dat heeft in onze opvatting geleid tot een Babylonische spraakverwarring over dit onderwerp. De WRR fileert die begrippenhutspot vrij bekwaam en vrij genadeloos. Als de regering enige intellectuele eigenwaarde heeft, gaat zij daar in haar reactie op in. Ik nodig de minister-president bij dezen uit om dit te doen. Het meest relevante en meest politieke punt is natuurlijk de opvatting van de regering – die ook nog eens expliciet in de voorliggende begroting wordt vermeld – dat het om een herstel van normen en waarden gaat. Als het hierbij gaat om geformaliseerde normen die in wetgeving zijn uitgedrukt, doet dit onmiddellijk de vraag rijzen welke wetgeving deze regering wil terugdraaien of herstellen.

Welke concrete voorstellen kunnen wij verwachten? Wordt de doodstraf weer ingevoerd? Wordt het homohuwelijk afgeschaft? Wordt prostitutie verboden? Zo kan ik natuurlijk nog wel tig zaken noemen. Ik vind dat de opdracht die regering zichzelf op dit punt heeft gesteld, om concrete voorstellen vraagt.

Ook het herstel van waarden wordt aangekondigd. Dat is een ultieme ambitie van de maakbaarheid van de samenleving, die de door links gepropageerde maakbaarheid enigszins doet verbleken. Links, en soms ook anderen, streeft naar een rechtvaardige inkomensverdeling, een solidaire buitenlandse politiek en een stringent, duurzaam milieubeleid. Als het om dit type maakbaarheid gaat, wil het kabinet blijkbaar ordonneren in de hoofden en harten van mensen. Dat lijkt mij een lastige opdracht, want waarden en waardestelsels zijn in een pluriforme en multiculturele samenleving per definitie divers en dynamisch. Natuurlijk zijn geformaliseerde waarden een groot goed, bijvoorbeeld in onze Grondwet, hoewel natuurlijk terecht een discussie kan plaatsvinden over een wijziging van de Grondwet. Daarbuiten zijn er evenwel nog vele waarden en waardestelsels waarover de meningen kunnen verschillen. Ik noem bijvoorbeeld de jongerenclub van Evangelische Omroep en de gay scene in Amsterdam, of republikeinen en monarchisten, of agnosten en gereformeerden. Zij hebben niet alleen verschillende opvattingen en streven ongetwijfeld ook verschillende normen na, maar zij hangen bovendien uiteenlopende waarden aan. Dat geldt zelfs op het gebied van een zo hoogaangeschreven en algemeen aanvaarde waarde als de democratie. Wat voor de republikein een uiterst ondemocratisch toefje is op de democratische rechtsstaat, namelijk het feodale voorrecht van één familie om het staatshoofd te leveren, is voor de ander geen enkel probleem. Wat dat betreft vind ik het komisch om op te merken dat de drie partijen die gezamenlijk een coalitie vormen, alledrie de D van democratie in hun partijnaam hebben staan. Kortom, mijn vraag is welke waarden de regering denkt te herstellen in deze samenleving en op welke manier zij dat denkt te doen zonder een dominee, een pastoor of een zedenmeester in elk woonblok aan te stellen.

Natuurlijk moeten de formele normen, die in wetten zijn vastgelegd, worden gehandhaafd. De belangrijkste bijdrage die de overheid zelf aan het debat kan leveren, is om hieraan te werken. De WRR schrijft dat ook in een van zijn twee hoofdconclusies: "De overheid heeft een primaire taak in het tegengaan van gedrag dat wettelijke normen schendt". Het grote probleem dat daarbij onmiddellijk om de hoek komt kijken, is dat de overheid soms ook zelf formele normen overschrijdt of laat overschrijden. Wij kennen allemaal het debat over de handhaafbaarheid of de onhandhaafbaarheid van wet- en regelgeving, die soms tegenstrijdig is en soms te ingewikkeld. Zij verandert soms te snel of sluit niet aan bij het rechtsgevoel van een groot deel van de bevolking, of zij is een uitdrukking van onwerkbare, politieke compromissen. Wij vinden dat de regering in haar reactie scherp moet aangeven op welke manier zij met dit dilemma denkt om te gaan, als zij ook anderen in de samenleving op dit punt de maat denkt te kunnen nemen. Wij nodigen haar daartoe uit.

De tweede hoofdconclusie van de WRR is dat openbaargezagsdragers zelf het voorbeeld moeten geven van een integer openbaar bestuur. De heer Noten sprak er ook over. Het was komisch: wij hadden in onze fractie een discussie over de vraag of wij Oudkerk moesten noemen of niet. Eigenlijk vonden wij dat het punt in feite alweer geschiedenis was en dat wij het maar niet moesten doen. Maar goed, de heer Noten kwam er zelf ook mee en het is een voorbeeld van de manier waarop het niet moet. Het is gemakkelijk om de kwestie bij lokale bestuurders te zoeken; laat ik dat niet doen. Het probleem doet zich ook voor bij het landelijk beleid. Wij hebben natuurlijk de bouwfraudes gehad en de gebroken beloftes. In dit huis en in de Tweede Kamer is gedebatteerd over de compensatie van koopkrachtverlies van mensen met een lager inkomen.

Een voorbeeld van internationale politiek is het standpunt van het kabinet over de inval in Irak en het steunen van de leugens van Blair en Bush. Als er een debat wordt gevoerd over de integriteit van anderen en die van de overheid, is het niet verwonderlijk dat er ogenblikkelijk een spanningsveld ontstaat. Wij vinden dat de regering zich hiervan rekenschap moet geven en erop moet terugkomen.

Vooralsnog valt er voor GroenLinks één lijn te distilleren uit de onsamenhangende manier waarop het kabinet met dit debat omgaat. Op een omslachtige manier wordt geprobeerd een neoconservatieve agenda erdoor te drukken. Ik wil dat graag laten ontkennen door de minister-president.

De minister-president is niet voor niets door de Edmund Burke-stichting uitgeroepen tot de conservatieve politicus van het jaar. Edmund Burke is de wetenschapper die zijn sporen heeft verdiend door principieel en consequent voortdurend stelling te nemen tegen de verworvenheden van de Franse revolutie. Dat kan ik van een AR-man nog wel volgen, maar dat ook D66 en de VVD zich op sleeptouw laten nemen zou toch wel van een opmerkelijke politieke draai getuigen, als het tenminste gebeurt, want ik moet nog voorzichtig zijn met mijn oordeel.

Ik daag de regering uit duidelijk te maken welke wetten wij moeten afschaffen, hoe het nu precies zit met waarden die moeten veranderen en wat ervoor moet terugkomen. De heer Noten zei dat het debat niet te concreet gevoerd moet worden, maar als het niet concreet wordt gevoerd, blijft het een eeuwig zwabberend debat. Ik nodig de regering uit om het in VBTB-termen te gieten, zodat wij duidelijke doelstellingen en concreet af te rekenen resultaten in het dossier krijgen.

Het koningshuis heeft het in de afgelopen periode zwaar te verduren gehad. Het zou vreemd zijn als daar geen enkele opmerking over werd gemaakt. Ik neem die verantwoordelijkheid graag op mij. Zowel de Marguerita- als de Mabel-affaire heeft, ieder op eigen wijze, duidelijk gemaakt wat voor een anachronisme de monarchie eigenlijk is. De ministeriële verantwoordelijkheid voor het koningschap, die ik zou willen bestempelen als een negentiende eeuws staatsrechtelijk slimmigheidje, blijkt in de eenentwintigste eeuw in toenemende mate onhoudbaar. In onze open maatschappij, waarin zij die zich koning, prins of prinses laten noemen steeds mondiger en assertiever worden, is de ministeriële verantwoordelijkheid in toenemende mate een dwangbuis geworden. Het is een dwangbuis voor hen die in de glazen kooi zitten en, nog erger, een dwangbuis voor ministers die zich als lakeien laten sturen door het staatshoofd.

In de Mabel-affaire had het er alle schijn van dat de minister-president zich, na een aarzelend en veel bekritiseerd begin, de laatste rol, zich laten sturen door het staatshoofd, niet heeft aangemeten. Daar is uitgebreid over gediscussieerd in de Tweede Kamer. Ik zal dat hier niet herhalen. Ik overdrijf misschien, maar hij heeft zich toch behoorlijk fors opgesteld en een eigen lijn getrokken. Dat vind ik op zichzelf te waarderen.

Rond de kerst verscheen een artikel in de Volkskrant, met een reconstructie van de gang van zaken. Als dat klopt, inclusief de lichte ergernis die dat ten paleize in de Haag heeft opgeroepen, heb ik daar wel waardering voor. Ik hoop dat de minister-president die waardering in ontvangst wil nemen.

Ik heb nog wel een vraag over al die beslommeringen. Kan de minister-president bij benadering aangeven hoeveel tijd het koningshuis hem in 2003 eigenlijk heeft gekost? Hij hoeft dat niet in minuten uit te drukken; laten wij het afmaken op dagdelen.

De ministeriële verantwoordelijkheid wordt minder belangrijk en kan praktisch verdwijnen als de politieke rol van het monarchale staatshoofd wordt teruggedrongen: geen rol meer in de kabinetsformatie, geen deel meer uitmaken van de regering en ontheffing van de drukkende plicht tot het uitspreken van de Troonrede. Ik zeg dan niets nieuws, want het zijn al langer circulerende voorstellen die ook door andere partijen, zoals D66 en de vice-minister-president, zij het toen nog in een andere functie, zijn gedaan. Ik moet die vraag toch stellen, want ik ken de minister-president ook als een intellectueel. Ziet hij de kwetsbaarheid van de monarchie in de 21ste eeuw op dit punt? Als dat het geval is, zoals ik natuurlijk hoop, welke conclusie trekt hij daar dan uit?

Tot slot. Het eigengereide optreden van de Koningin dan wel van haar kabinet in de Margarita-affaire heeft ertoe geleid dat het Kabinet der Koningin politiek en beheersmatig onder de minister van Algemene Zaken komt te vallen. De Tweede Kamer heeft dat via een amendement geregeld en de regering is niet gaan dwarsliggen. In de schriftelijke voorbereiding van deze begrotingsbehandeling is daar nog eens op teruggekomen. Ook het antwoord laat hierover geen misverstand bestaan, maar de strijd wordt taai gevoerd. Wij lazen in de Volkskrant dat de directeur van het Kabinet der Koningin van mening is dat hij niet ondergeschikt is aan de secretaris-generaal van Algemene Zaken maar nevengeschikt. In de antwoorden op vragen van de Tweede-Kamerleden Kalsbeek en Van Aartsen bevestigde de minister-president deze lezing. Het argument was dat maatwerk noodzakelijk is en dat het Kabinet der Koningin het ambtelijk orgaan is dat de Koningin als lid van de regering in haar constitutionele taken ondersteunt. Dat moge allemaal zo zijn, maar dat verklaart niet wat erop tegen is om het Kabinet der Koningin in de normale ambtelijke hiërarchie in te passen. Misschien dat de minister-president bij deze laatste prangende vraag ook nog helderheid kan verschaffen.