Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Begroting 2000 Binnenlandse Zaken

23 mei 2000

Voormalig minister Peper heeft een vloed van wetten, nota's en brieven uitgestort over allerlei zaken die de toekomst van het staatkundig bestel raken: referendum, de benoeming van de burgemeester, omvang provinciale staten, verkiezingsdata, positie eerste kamer. Het kolossale gewicht van het rapport van de Staatscommissie Dualisme en Lokale Democratie, 2,5 kg, komt daar nog eens bovenop, zodat staatkundige vernieuwing eerder een loden last dan een zakje met kroonjuwelen lijkt.

De verleiding is groot nu het debat te voeren. Over het anachronisme uit de eervorige eeuw van de door de Kroon benoemde burgemeester. Over de invoering van het districtenstelsel als placebo voor het dichten van de veronderstelde kloof tussen politiek en bevolking.

Over deze -en andere- zaken komen wij de komende tijd nog te spreken. Maar toch een paar opmerkingen die de positie van GroenLinks markeren:

* Staatkundige vernieuwing moet leiden tot meer democratie: enerzijds meer macht en controlemogelijkheden voor gekozen volksvertegenwoordiging ten opzichte van staatshoofd, kandidaat-ministers, formateur, regering, colleges van B&W; anderzijds en zoektocht naar nieuwe vormen van directe democratie: referendum, volkspetitie, interactief beleid, nieuwe media.

* Wetgeving alleen is onvoldoende: politieke partijen/hun vertegenwoordigers en dus ook de parlementaire organen zullen duidelijker, moediger, geprofileerder, confronterender moeten zijn. Paars & poldermodel dekken tegenstellingen toe, depolitiseren, ontmoedigen het politieke debat.

* En dan is er -natuurlijk- een relatie tussen het politieke klimaat en maatschappelijke ontwikkelingen: mensen zijn mondiger, calculerende shoppers, individualisering, ontzuiling, multi-etnisch. De liberale leerstelling van de terugtredende overheid is daarop de verkeerde reactie geweest. Het leidt tot atomisering en overwinning van eigen belang. Wie is er nog geïnteresseerd in politiek als die politiek niets meer te vertellen heeft? Een sterke overheid is nodig om samenhang, solidariteit, emancipatie, democratisering te stimuleren en zo nodig middels wetgeving zeker te stellen.

Waar staat de minister in het debat over bestuurlijke vernieuwing? Is het een belangrijke voorwaarde voor revitalisering van de politiek?

Een struikelblok voor staatkundige vernieuwers kan de Eerste Kamer zijn. Regeerakkoord, staatscomissies, Tweede Kamer, politieke partijen: van alle kanten kunnen vruchtbare voorstellen worden aangereikt: het schiet geen wortel als de Eerste Kamer alles bij het oude wil laten. Staatkundige vernieuwers zitten gevangen in het prisonner=s dilemma van de vicieuze cirkel, waar alleen met de kwaliteiten van een Baron van Münchhausen uit ontsnapt kan worden.

Heeft de minister deze kwaliteiten? Hoe denkt hij de noodzakelijke medewerking van de Eerste Kamer te organiseren?

Deelt de minister de toonzetting van zijn voorganger in de reflectieve notitie over de positie van de Eerste Kamer? Opvallend is dat, in tegenstelling tot een notitie van enkele jaren geleden, in deze notitie de verzuchting wordt geslaakt dat vele kleinere Europese landen het eenkamerstelsel kennen. Was deze verzuchting de vader van de gedachte? En wil deze minister daarvan de peetvader zijn?

Monarchie

Recent is aan het lijstje van staatkundig vernieuwende onderwerpen de positie van de monarchie toegevoegd. GroenLinks juicht dat toe. Het is mooi dat D66 er eindelijk eens over begonnen is, de partij die democratisering zo=n beetje als bestaansrecht heeft. De herijking van het beginselprogramma van de PvdA leidt tot nu toe niet tot een afzwakking van het republikeinse standpunt dat in het vigerende beginselprogramma zo lang -te lang- een verborgen bestaan heeft geleid. Afschaffing van het erfelijke staatshoofdschap is voor GroenLinks het logische sluitstuk van secularisering en democratisering van het openbare leven. Vrije burgers in een vrije maatschappij geven via verkiezingen een tijdelijk mandaat aan andere burgers die regeren, controleren en wetten maken. Een door de Staten-Generaal gekozen staatshoofd, zonder politieke macht maar met morele invloed, is voor GroenLinks het eindbeeld van een discussie over de positie van de monarchie. Dat zou het ook voor liberale partijen moeten zijn, indien zij hun historische wortels serieus nemen.

Constitutionele agenda van de 21ste eeuw

In de begroting wordt voor 2000 de 'constitutionele agenda van de 21ste eeuw' aangekondigd: een impuls aan het doordenken van de actualiteit en de vitaliteit van de grondwet. Een goede zaak. Niet alleen Europese ontwikkelingen en het digitale tijdperk, maar ook de voortschrijdende multi-etnicering van de samenleving vragen om een kritische doorlichting van de grondwet die niet, zoals hardnekkig wordt volgehouden, in 1998 150 jaar, bestond. Het werk van Thorbecke c.s. in 1848 betrof een grondige wijziging van een in 1814 bekrachtigde grondwet. En die werd weer voorafgegaan door de grondwet van de Bataafse Republiek uit 1798, een voor die tijd zeer progressieve grondwet, geschoeid op de idealen van de Franse revolutie. Ziet de minister overigens een relatie tussen de constitutionele agenda van de 21ste eeuw en de staatkundige vernieuwing?

Kwaliteit en integriteit openbaar bestuur

Terecht wordt er aan het openbaar bestuur, en de mensen die hier invulling aan geven (politici, benoemde bestuurders, ambtenaren), hoge eisen gesteld t.a.v. kwaliteit en integriteit. Cynisch kun je constateren dat met de vermarkting van de overheid ook de negatieve aspecten van de vrije markt de overheidsburelen zijn binnengetrokken. Speculeren met overheidsgeld (Zuid-Holland), omstreden declareergedrag (van Den Helder tot Rotterdam): vele affaires hebben een schokeffect teweeg gebracht. Het inzicht wint weer terrein dat de publieke taken van de overheid een andere dimensie hebben dan de producten van een willekeurig bedrijf. Dat ambtenaren en politici geen cent over de scheef mogen gaan.

Wat is de opvatting van deze minister t.a.v. het initiatief van de VVD om partij-activiteiten door bedrijven te laten sponsoren? Doemt hier niet het spookbeeld van de bezoldigde spreekbuis van het Nederlandse bedrijfsleven op? GroenLinks bepleit een absoluut verbod op giften -in welke vorm dan ook- van bedrijven aan partijen. Wordt dat ook de essentie van de notitie die is toegezegd?

Wanneer kunnen wij, mede lerend van de Rotterdamse affaire, duidelijke regels m.b.t. declareergedrag en -bedrag tegemoet zien?

Wat vindt de minister van het Groningse initiatief om de ambtseed voor ambtenaren weer in te voeren?

Hoe denkt de minister de gemeenteraad meer greep te laten krijgen op de financiële verantwoording? Lokale rekenkamers? Directe aansturing van accountants door de gemeenteraad?

Bestuurlijke organisatie

De minister gaat voort op de ingeslagen weg in zijn streven naar >robuuste gemeenten=. Actief herindelingsbeleid blijft het credo. Uiteraard staat in de begroting dat geen getalsmatige ondergrens is aan te geven. De les die uit het echec van Twentestad geleerd kan worden is dat de bovengrens van een op te heffen gemeente in ieder geval onder de 79.000 inwoners moet liggen.

Begin dit jaar zijn twee essays verschenen die in opdracht van BZK zijn geschreven. Het langste essay sluit af met aanbevelingen, waarvan een aantal er dringend op zijn gericht om herindeling samen te laten vallen met binnengemeentelijke decentralisatie die ook echt iets om het lijf heeft. Volgt de minister deze aanbevelingen?

Het streven naar een vorm van grootstedelijk bestuur blijft een lappendeken. In de regio Haaglanden lost het annexeren van grondgebied door Den Haag wellicht een regionaal VVD-probleem op, maar heeft verder weinig draagvlak. In Rotterdam wordt nu weer gedacht aan een indirect gekozen bovengemeentelijk grootstedelijk bestuur: een vierde/vijfde/zesde bestuurslaag met veel bevoegdheden maar zonder democratische legitimatie. Aan de ene kant staat de netwerkregio met veel overleg maar zonder bevoegdheden. Aan de andere kant de stadsprovincie, direct gekozen, met bevoegdheden en een product van provinciale herindeling. Waar kiest de minister voor?