Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

 

Armenië en Azerbeidzjan

Zo dicht bij – en zo ver weg

(Gepubliceerd in De Helling, zomer 2008)

In het zuidoostelijke uithoek van Europa liggen tussen Georgië en de Kaspische Zee  Armenië en Azerbeidzjan. Tussen beide landen loopt de grens tussen christendom en islam. Beide voormalige Sovjet-republieken kennen verstarde politieke verhoudingen. Politieke elites die met machtsvertoon en duistere praktijken verkiezingen winnen. Een maatschappelijke oppositie die langzaam groeit, maar totnutoe het onderspit delft. Armenië en Azerbeidzjan verkeren al jaren op voet van een ongemeen koude oorlog over de enclave Nagorno Karabakh. Kunnen Ali en Nino dit bevroren conflict ontdooien?

Leo Platvoet bezocht de laatste drie jaar de regio een groot aantal keren. Voor de Helling schetst hij de in historie gedrenkte zielenroerselen van de politiek in de Zuidelijke Kaukasus. Gelardeerd met enkele citaten uit ‘Ali en Nino’

 

Ik leunde achterover in de kussens. Het was goed een gedachte helemaal tot het einde te denken. Mogelijk dat de mensen zullen zeggen dat ik thuisblijf om geen afscheid te hoeven nemen van de donkere ogen van Nino. Dat is goed mogelijk. Misschien hebben die mensen ook wel gelijk. Want die donkere ogen zijn voor mij hetzelfde als mijn geboortegrond, hetzelfde als de roep waarmee mijn geboortestad haar zoon roept die door een vreemdeling wordt verleid vreemde wegen  te gaan. Ik blijf om de donkere ogen van mijn vaderland tegen de onzichtbare te beschermen.

  Het veel geprezen ‘Ali en Nino’ is het ‘Romeo en Julia’ van de Zuidelijke Kaukasus. De ‘wondermooi’,  ‘virtuoos’ en ‘loepzuiver’ geschreven roman, ‘die niemand onberoerd laat’ (aldus Trouw en de Volkskrant) verhaalt over de onmogelijke liefde tussen Ali, een jonge moslim uit een familie van oliebaronnen, en Nino, dochter van een christelijke zakenman. De roman speelt in Azerbeidzjan ten tijde van de Russiche revolutie en de Eerste Wereldoorlog, maar geeft ook fraaie beschrijvingen van het landelijke leven in Nagorno Karabakh.

Bij de bron van Pechachpur keken de bomen als vermoeide heiligen naar de hemel. De bron ruiste in haar nauwe, stenen bedding. Kleine heuvels benamen het uitzicht op Sjoesja. In het oosten gingen de velden van Karabakh over in de stoffige steppen van Azerbeidzjan.

Deze pastorale beschrijving van Karabakh staat in schrille tegenstelling tot haar geschiedenis. Nagorno Karabakh (‘Bergachtige Zwarte Tuin’) is al eeuwenlang een speelbal in de roerige geschiedenis van de Zuidelijke Kaukasus, waar Arabieren, Tartaar-Mongolen,  Russen, Ottomanen, en Armeniers hun hegemonie probeerden te vestigen door die van de anderen te betwisten. In de 19de eeuw beleefde Nagorno Karabakh als onderdeel van het Russische Rijk een periode van voorspoed. De hoofdstad Sjoesja groeide uit tot het ecnomische en culturele centrum van het zuidoostelijke deel van de Kaukasus en was met haar 60.000 inwoners groter dan de Bakoe en Yerevan. Toen beide landen in 1918 democratische republieken werden, kregen ze het onmiddelijk met elkaar aan de stok over Nagorno Karabakh. In Soesja werd als reactie hierop een volksregering samengesteld, die tot 1920 het bergstaatje regeerde. De Azeri’s konden dit moeilijk verkroppen en hun leger richtte in 1920 een bloedbad aan in Soesja. In 1921 veroverden de bolsjewieken de Zuidelijke Kaukasus. Zij namen een vergaande beslissing: omwille van de vreedzame betrekkingen tussen Christenen (lees: Armeniërs) en Moslims (Azerbeidzjanen) zou Nagorno Karabakh een autonome regio worden binnen de staatsgrenzen van Azerbeidzjan. Een besluit dat na zeventig jaar Sovjet-stolling tot een nieuwe uitbarsting leidde. En een herhaling van zetten: strijd tussen Azerbeizdjan en Armenië met als reactie het uitroepen van de onafhankelijkheid. Dit leidde tot een bloedige strijd tussen Azerische troepen en Armeense Karabakh-strijders, die de laatsten uiteindelijk wonnen. Tienduizenden Azeri’s, die soms generaties lang vreedzaam met Armeniërs in Nagorno Karabakh hadden samengewoond, ontvluchtten de enclave en werden zo vluchteling in eigen land. Bovendien bezetten Armeense troepen –tot op de dag van vandaag- de met geweld ontvolkte streken rondom de enclave: méér dan een doorn in het oog van Azerbeidzjan.

‘Ali Khan, je bent dom. Godzijdank zijn we hier in Europa. Waren we in Azië dan droeg ik al lang en breed een sluier, en dan zou je me niet kunnen zien.’ Ik gaf me gewonnen. De geografisch omstreden ligging van Bakoe verzekerde mij van de aanblik van de mooiste ogen van de wereld.

Vanaf de onafhankelijkheid in 1991 is Azerbeidzjan verwikkeld in een ingewikkeld democratiseringsproces, om toch maar vooral bij Europa te horen. Maar er zit weinig vooruitgang in. De politieke macht is sinds 1993 in handen van één partij,  de YAP (Nieuw Azerbeidzjaanse Partij). In dat jaar won partijleider Heydar Aliyev de presidentsverkiezingen, nadat een referendum met maar liefst 97% van de uitgebrachte stemmen de zittende president Eltchibey had weggestemd. Daar waren twee chaotische jaren aan voorafgegaan, waarvan de verloren strijd rond Nogorno Karabkah de katalysator was. Aliyev was een voormalige KGB-agent die door Leonid Brezjnev in 1969 werd benoemd tot zetbaas van Moskou in Azerbeidzjan en het in 1982 schopte tot vice-premier van de Sovjetunie. In 1987 werd hij door Gorbatsjov vanwege corruptie opzij geschoven, waarna hij de in die jaren bekende draai maakte van communist tot kapitalistisch zakenman.

Azerbeidzjan is een presidentiële democratie: praktisch alle macht is in handen van de president en de presidentgetrouwe meerderheid in het parlement heeft geen dualistische pretenties. Tijdens het bewind van Aliyev neemt de corruptie toe; een rijke bovenlaag profiteert van de olie die uit de Kaspische Zee wordt gewonnen. Berucht zijn de verhalen over zijn zoon Ilham Aliyev, vice-president van de staatsoliemaatschappij,  die als een playboy met de oliedollars goede sier maakte in casino’s en salons. Als de gezondheid van de oude Aliyev langzaam maar zeker verslechtert, neemt Ilham na veel gekuip als YAP-kandidaat aan de preseidentsverkiezingen van 2003 deel, en weet deze ook te winnen. Deze eerste erfopvolging in het pre-sovjettijdperk vindt onder luide internationale kritiek plaats, vanwege de vele onregelmatigheden waaronder de verkiezingen plaatsvinden. De oppositie organiseert massademonstraties die met veel geweld uiteen worden geslagen.

In woord probeert Ilham Aliyev na zijn aantreden een democratisch gezicht te tonen door het belang van mensenrechten, democratie en rechtstaat te onderstrepen. Echter, elke verkiezing die na zijn aantreden is gehouden, staat bloot aan méér internationale kritiek. Overheid en YAP zijn geheel versmolten: alle relevante overheidsfuncties worden bekleed door partijgangers. De –ook nog hopeloos verbrokkelde- oppositie wordt monddood gemaakt: partijkantoren en kranten worden regelmatig op de korrel genomen, kritische journalisten moeten op hun tellen passen en mensenrechtenorganisaties zijn al snel gebrandmerkt als een instrument in handen van buitenlandse mogendheden. De kramp in de democratische ontwikkeling van Azerbeidzjan kan voor een belangrijk deel worden verklaard uit het zwarte goud dat het bezit en waar de Aliyev-clan zo van profiteert. Zeker sinds vanaf mei 2006 de 1768 km lange  pijplijn van Bakoe via Tiblisi de olie naar de Turkse havenstad Ceyhan laat vloeien in een stroom van 1 miljoen barrels per dag. Op wereldschaal bezien slechts een aandeel van zo’n 1% van de wereldhandel, maar voor Azerbeidzjan de aanjager van een record economische groei van 35% in 2007. Politieke macht betekent automatisch economische controle over deze geldkoe. En dus heeft de huidige elite er veel voor over om deze macht te continueren, ook als daar verkiezingen voor moeten woren gemanipuleerd. Voor een ander deel kan de democratische kramp worden verklaard uit het verlies van Nagorno Karabakh. Deze breed gevoelde vernedering wordt door de heersende elite voor eigen politieke doeleinden gebruikt. De vijandschap jegens Armenië wordt fanatiek in stand gehouden: ieder incident langs de gemilitariseerde grens wordt uitvergroot. Horror verhalen over al 15 jaar vermiste personen die als slaven in Armeense zilvermijnen zouden werken, worden met graagte verspreid in de massamedia. De derde reden voor de moeizame democratische ontwikkeling is van meer algemene aard en geldt voor alle voormalige Sovjet-republieken. Na zeventig jaar proletarische dictatuur is het democratisch bewustzijn zwak ontwikkeld. Politieke partijen voeren veel onderlinge strijd, maar die gaat vooral over personen en posities. Het kost veel moeie om prgrammatische verschillen te ontdekken tussen rivaliserende partijen. En de persoonsverheerlijking speelt nog steeds een grote rol. De oude Aliyev zwaait je op reusachtige affiches vanaf vele plekken in Azerbeidzjan minzaam tegemoet, zijn beeltenis hangt in ieder overheidsgebouw en op de website van de YAP wordt hij in Noord-Koreaanse termen omschreven als ‘geniale zoon van ons volk’.

Ik gaf hem dankbaar een hand. Er bestonden dus werkelijk fatsoenlijke Armeniërs. De ontdekking was verwarrend.

Armenië is sinds 1991 eveneens een presidentiële democratie. Het land beschouwt zich als het laatste christelijke bolwerk van het westen: Azerbeidzjan en Turkije zijn immers –weliswaar seculiere- landen met een islamitische bevolking. En met beide landen, trouwe bondgenoten van elkaar, onderhoudt Armenië een zeer gespannen relatie, die de geografische overgang van christendom naar islam markeert met een virtueel ijzeren gordijn. De Armeense ‘genocide’, waarbij tussen 1915 en 1917 volgens uiteenlopende schattingen tussen de 650.000 en 1,5 miljoen Armeniërs in Anatolië omkwamen, is –zolang Turkije elke verantwoordelijkheid hiervoor blijft ontkennen- een onoverkomelijke hindernis. Even buiten Yerevan ligt op een heuvel het megalomane monument dat de genocide herdenkt. De in beton gegoten symboliek, omgeven met groenstroken waarin politici uit alle windstreken met boompjes hun medeleven betuigen, laat geen twijfel betaan over de hardnekkigheid waarmee de Armenen deze gebeurtenis zullen gebruiken om hun zuiderburen tot enig schuldbesef te dwingen. De kwestie Nagorno Karabakh is vanuit Armeens perspectief gezien historische logica. Wie rechtvaardigheid in eeuwen telt en het heden door alléén een historische bril beschouwt, kan niet anders tot de conclusie komen dat de korte periode waarin Nagorno Karabakh formeel deel uitmaakte van de Sovetrepubliek Azerbeidzjan in het niet zinkt bij de eeuwen daarvoor waarin dat niet het geval was. Bovendien: door de eeuwen heen is het hoofdzakelijk door Armeniërs bewoond.

De Armeense zaak wordt in beide kwesties door een actieve diaspora –vooral in de VS en Frankrijk- hartstochtelijk ondersteund. M.b.t. de genocide wordt er terreinwinst geboekt: tientallen landen hebben officieel Turkije verantwoordelijkheid gesteld voor de massamoord. Bij Nagorno Karabakh ligt de situatie lastiger voor de Armenen. Het groene bergstaatje wordt door niet één land erkend –ook niet door Armenië- en er is een trits VN-resoluties waarin de territoriale onschendbaarheid van Azerbeidzjan, inclusief Nagorno Karabakh, is vastgelegd. Maar onrustiger worden de Armenen van de oorlogshaftige taal die vanuit Azerbeidzjan wordt geroepen, dat de toegestroomde oliedollars voor een deel gebruikt om zich fors te bewapenen. En dus domineert de enclave –en de relatie met Azerbeidzjan- ook de Armeense politiek. Het feit dat vooraanstaande Armeense politici een strijdbaar Karabakh-verleden hebben is daar mede debet aan. In 1991 werd Levon Ter-Petrossian tot president gekozen. Deze telg uit een familie van genocide-overlevers is eind jaren ’80 actief betrokken bij de beweging die Nagorno Karabakh wil losweken uit Azerbeidzjan. Een ideale combinatie voor een populaire politicus in Armenië. In 1996 wordt hij herkozen, al bekritiseren zowel de oppositie als internationale waarnemers het oneerlijke karakter van de verkiezingen. In 1998 wordt hij gedwongen af te treden, omdat hij tot een compromis bereid was in de kwestie Nagorno Karabakh. Zijn Judas is de compromisloze premier Robert Kocharyan, geboren in Nagorno Karabak en van 1994 tot 1997 president van het bergstaatje. Hardliner Kocharyan wordt in 1998 tot president gekozen en in 2003 herkozen. Beide verkiezingen gaan –wederom- gebukt onder beschuldigingen van fraude en politiegeweld. Bij de presidentsverkiezingen van dit jaar kan Kocharyan van de Armeense grondwet niet opnieuw kandidaat zijn. Maar zijn opvolging is nauwkeurig geregisseerd: premier Sargsyan, eveneens een gehard strijder uit Nagorno Karabakh, wordt door hem op Putinse wijze als opvolger aangewezen. Saillant detail is dat Levon Ter-Petrossian, na tien jaar politiek celibaat, de kandidaat van de oppositie is. In zijn campagne beschuldigt hij het duo Kocharyan-Sargsyan van grootschalige corruptie en schending van mensenrechten. Hij behaalt 21,5% van de stemmen; zijn aanhang spreekt van getolen verkiezingen en houdt enige dagen het centrale plein in Yerevan bezet, waarbij enkele doden vallen. Een maand lang wordt de noodtoestand afgekondigd.

‘Maar het kind dat ik in me draag, zal geen kind van de woestijn en ook niet van het zand worden, maar gewoon het kind van Ali en Nino. Afgesproken?’'‘Afgesproken’, zei ik en ik wist dat ik mij daarmee akoord had verklaard de vader van een Europeaan te worden’.

Anders dan dit citaat doet vermoeden loopt de botsing tussen twee culturen niet goed af in de roman.  Al kan ‘Ali en Nino’ óók worden gelezen als een poging om etnische, nationale, religieuze en culturele grenzen te overstijgen. Dat er méér is dat mensen vreedzaam bindt dan hen gewelddadig scheidt.

De parallel met de werkelijkheid anno 2008 is dat er meer gelijkenis tussen Azerbeidzjan en Armenië is, dan beide landen lief is. Beide landen willen westerse democratiën zijn. Beide zijn lid van de Raad van Europa en onderschrijven dezelfde uitgangspunten m.b.t. democratie, mensenrechten en rechtstaat. Om uiteenlopende redenen willen ze zowel goede contacten houden met het naburige Rusland als met het verre Amerika. Tegelijkertijd zijn de politieke verhoudingen verstard. De gestaalde kaders uit Nagorno Karabakh gijzelen de Armeense politiek en de Aliyev-dynastie in Azerbeidzjan handhaaft met harde hand haar politiek-economische hegemonie. Verkiezingen zijn in beide landen in toenemende mate omstreden. Beide landen hebben een forse economsiche groei, die echter nauwelijks de armsten ten goede komt. De sociale ongelijkheid neemt toe, jongeren beproeven elders hun geluk. Verkiezingen worden in- en uitgeluid met demonstraties en internationale protesten. In beide landen lijkt sprake te zijn van een gestaag groeiende, maatschappelijke oppositie, die schreeuwt om internationale steun. En sancties tegen machthebbers die nu consequent over een lange periode democratische principes bruskeren waar ze zelf voor getekend hebben.

Het oplossen van het ‘bevroren conflict’ Nagorno Karabakh is een noodzakelijke stap om de sitiuatie te ontdooien. De slepende verkenningen die nu al jarenlang onder de vlag van de OVSE worden gevoerd, moeten plaats maken voor onderhandelingen, waarbij de VS, EU en Rusland aanschuiven. Laat de VS en de EU aantonen dat de onafhankelijkheid van Kossovo inderdaad geen vrijbrief is voor allerlei separatistische bewegingen, die na etnische zuiveringen menen het recht op zelfstandigheid verdiend te hebben. En Rusland kan nu wél haar volkenrechterlijk principe van territoriale integriteit laten gelden.

Leo Platvoet

Twee aanraders voor wie meer wil lezen over de roerige geschiedenis van de Zuidelijke Kauaksus. Uit 1997 dateert ‘Storm over de Kaukasus’ van Charles de Leeuw (uitgever: Babylon-De Geus). Het boek schetst een helder beeld van de gecompliceerde geschiedenis in deze uithoek van Europa. Op www.marktplaats.nl nog verkrijgbaar.

Hét boek over Nagorno Karabakh is ‘Black Garden’ van Thomas de Waal uit 2003, dat een indringend beeld schetst op basis van zorgvuldig gebruik van historische bronnen én eigen journalistiek veldwerk in de regio (uitgever: New York University Press).

En dan is er natuurlijk ‘Ali en Nino’ van Kurban Said (uitgever: De Bezige Bij).