|
|
Armenië en AzerbeidzjanZo dicht bij – en zo ver
weg
Ik leunde achterover in de kussens. Het was goed een gedachte helemaal tot het einde te denken. Mogelijk dat de mensen zullen zeggen dat ik thuisblijf om geen afscheid te hoeven nemen van de donkere ogen van Nino. Dat is goed mogelijk. Misschien hebben die mensen ook wel gelijk. Want die donkere ogen zijn voor mij hetzelfde als mijn geboortegrond, hetzelfde als de roep waarmee mijn geboortestad haar zoon roept die door een vreemdeling wordt verleid vreemde wegen te gaan. Ik blijf om de donkere ogen van mijn vaderland tegen de onzichtbare te beschermen. Bij
de bron van Pechachpur keken de bomen als vermoeide heiligen naar de hemel. De
bron ruiste in haar nauwe, stenen bedding. Kleine heuvels benamen het uitzicht
op Sjoesja. In het oosten gingen de velden van Karabakh over in de stoffige
steppen van Azerbeidzjan. Deze
pastorale beschrijving van Karabakh staat in schrille tegenstelling tot haar
geschiedenis. Nagorno Karabakh
(‘Bergachtige Zwarte Tuin’) is al eeuwenlang een speelbal in de roerige
geschiedenis van de Zuidelijke Kaukasus, waar Arabieren, Tartaar-Mongolen,
Russen, Ottomanen, en Armeniers hun hegemonie probeerden te vestigen door
die van de anderen te betwisten. In de 19de eeuw beleefde Nagorno
Karabakh als onderdeel van het Russische Rijk een periode van voorspoed. De
hoofdstad Sjoesja groeide uit tot het ecnomische en culturele centrum van het
zuidoostelijke deel van de Kaukasus en was met haar 60.000 inwoners groter dan
de Bakoe en Yerevan. Toen beide landen in 1918 democratische republieken werden,
kregen ze het onmiddelijk met elkaar aan de stok over Nagorno Karabakh. In
Soesja werd als reactie hierop een volksregering samengesteld, die tot 1920 het
bergstaatje regeerde. De Azeri’s konden dit moeilijk verkroppen en hun leger
richtte in 1920 een bloedbad aan in Soesja. In 1921 veroverden de bolsjewieken
de Zuidelijke Kaukasus. Zij namen een vergaande beslissing: omwille van de
vreedzame betrekkingen tussen Christenen (lees: Armeniërs) en Moslims (Azerbeidzjanen)
zou Nagorno Karabakh een autonome regio worden binnen de staatsgrenzen van
Azerbeidzjan. Een besluit dat na zeventig jaar Sovjet-stolling tot een nieuwe
uitbarsting leidde. En een herhaling van zetten: strijd tussen Azerbeizdjan en
Armenië met als reactie het uitroepen van de onafhankelijkheid. Dit leidde tot
een bloedige strijd tussen Azerische troepen en Armeense Karabakh-strijders, die
de laatsten uiteindelijk wonnen. Tienduizenden Azeri’s, die soms generaties
lang vreedzaam met Armeniërs in Nagorno Karabakh hadden samengewoond,
ontvluchtten de enclave en werden zo vluchteling in eigen land. Bovendien
bezetten Armeense troepen –tot op de dag van vandaag- de met geweld ontvolkte
streken rondom de enclave: méér dan een doorn in het oog van Azerbeidzjan. ‘Ali Khan, je bent dom. Godzijdank zijn we
hier in Europa. Waren we in Azië dan droeg ik al lang en breed een sluier, en
dan zou je me niet kunnen zien.’ Vanaf de onafhankelijkheid in 1991 is Azerbeidzjan verwikkeld in een ingewikkeld democratiseringsproces, om toch maar vooral bij Europa te horen. Maar er zit weinig vooruitgang in. De politieke macht is sinds 1993 in handen van één partij, de YAP (Nieuw Azerbeidzjaanse Partij). In dat jaar won partijleider Heydar Aliyev de presidentsverkiezingen, nadat een referendum met maar liefst 97% van de uitgebrachte stemmen de zittende president Eltchibey had weggestemd. Daar waren twee chaotische jaren aan voorafgegaan, waarvan de verloren strijd rond Nogorno Karabkah de katalysator was. Aliyev was een voormalige KGB-agent die door Leonid Brezjnev in 1969 werd benoemd tot zetbaas van Moskou in Azerbeidzjan en het in 1982 schopte tot vice-premier van de Sovjetunie. In 1987 werd hij door Gorbatsjov vanwege corruptie opzij geschoven, waarna hij de in die jaren bekende draai maakte van communist tot kapitalistisch zakenman. Azerbeidzjan is een presidentiële democratie: praktisch alle macht is in handen van de president en de presidentgetrouwe meerderheid in het parlement heeft geen dualistische pretenties. Tijdens het bewind van Aliyev neemt de corruptie toe; een rijke bovenlaag profiteert van de olie die uit de Kaspische Zee wordt gewonnen. Berucht zijn de verhalen over zijn zoon Ilham Aliyev, vice-president van de staatsoliemaatschappij, die als een playboy met de oliedollars goede sier maakte in casino’s en salons. Als de gezondheid van de oude Aliyev langzaam maar zeker verslechtert, neemt Ilham na veel gekuip als YAP-kandidaat aan de preseidentsverkiezingen van 2003 deel, en weet deze ook te winnen. Deze eerste erfopvolging in het pre-sovjettijdperk vindt onder luide internationale kritiek plaats, vanwege de vele onregelmatigheden waaronder de verkiezingen plaatsvinden. De oppositie organiseert massademonstraties die met veel geweld uiteen worden geslagen. In woord probeert Ilham Aliyev na zijn aantreden
een democratisch gezicht te tonen door het belang van mensenrechten, democratie
en rechtstaat te onderstrepen. Echter, elke verkiezing die na zijn aantreden is
gehouden, staat bloot aan méér internationale kritiek. Overheid en YAP zijn
geheel versmolten: alle relevante overheidsfuncties worden bekleed door
partijgangers. De –ook nog hopeloos verbrokkelde- oppositie wordt monddood
gemaakt: partijkantoren en kranten worden regelmatig op de korrel genomen,
kritische journalisten moeten op hun tellen passen en mensenrechtenorganisaties
zijn al snel gebrandmerkt als een instrument in handen van buitenlandse
mogendheden. De kramp in de democratische ontwikkeling van Azerbeidzjan kan voor
een belangrijk deel worden verklaard uit het zwarte goud dat het bezit en waar
de Aliyev-clan zo van profiteert. Zeker sinds vanaf mei 2006 de 1768 km lange
pijplijn van Bakoe via Tiblisi de olie naar de Turkse havenstad Ceyhan
laat vloeien in een stroom van 1 miljoen barrels per dag. Op wereldschaal bezien
slechts een aandeel van zo’n 1% van de wereldhandel, maar voor Azerbeidzjan de
aanjager van een record economische groei van 35% in 2007. Politieke macht
betekent automatisch economische controle over deze geldkoe. En dus heeft de
huidige elite er veel voor over om deze macht te continueren, ook als daar
verkiezingen voor moeten woren gemanipuleerd. Voor een ander deel kan de
democratische kramp worden verklaard uit het verlies van Nagorno Karabakh. Deze
breed gevoelde vernedering wordt door de heersende elite voor eigen politieke
doeleinden gebruikt. De vijandschap jegens Armenië wordt fanatiek in stand
gehouden: ieder incident langs de gemilitariseerde grens wordt uitvergroot.
Horror verhalen over al 15 jaar vermiste personen die als slaven in Armeense
zilvermijnen zouden werken, worden met graagte verspreid in de massamedia. De
derde reden voor de moeizame democratische ontwikkeling is van meer algemene
aard en geldt voor alle voormalige Sovjet-republieken. Na zeventig jaar
proletarische dictatuur is het democratisch bewustzijn zwak ontwikkeld.
Politieke partijen voeren veel onderlinge strijd, maar die gaat vooral over
personen en posities. Het kost veel moeie om prgrammatische verschillen te
ontdekken tussen rivaliserende partijen. En de persoonsverheerlijking speelt nog
steeds een grote rol. De oude Aliyev zwaait je op reusachtige affiches vanaf
vele plekken in Azerbeidzjan minzaam tegemoet, zijn beeltenis hangt in ieder
overheidsgebouw en op de website van de YAP wordt hij in Noord-Koreaanse termen
omschreven als ‘geniale zoon van ons volk’. Ik gaf hem dankbaar een hand. Er bestonden dus werkelijk fatsoenlijke Armeniërs. De ontdekking was verwarrend. Armenië is sinds 1991 eveneens een presidentiële democratie. Het land beschouwt zich als het laatste christelijke bolwerk van het westen: Azerbeidzjan en Turkije zijn immers –weliswaar seculiere- landen met een islamitische bevolking. En met beide landen, trouwe bondgenoten van elkaar, onderhoudt Armenië een zeer gespannen relatie, die de geografische overgang van christendom naar islam markeert met een virtueel ijzeren gordijn. De Armeense ‘genocide’, waarbij tussen 1915 en 1917 volgens uiteenlopende schattingen tussen de 650.000 en 1,5 miljoen Armeniërs in Anatolië omkwamen, is –zolang Turkije elke verantwoordelijkheid hiervoor blijft ontkennen- een onoverkomelijke hindernis. Even buiten Yerevan ligt op een heuvel het megalomane monument dat de genocide herdenkt. De in beton gegoten symboliek, omgeven met groenstroken waarin politici uit alle windstreken met boompjes hun medeleven betuigen, laat geen twijfel betaan over de hardnekkigheid waarmee de Armenen deze gebeurtenis zullen gebruiken om hun zuiderburen tot enig schuldbesef te dwingen. De kwestie Nagorno Karabakh is vanuit Armeens perspectief gezien historische logica. Wie rechtvaardigheid in eeuwen telt en het heden door alléén een historische bril beschouwt, kan niet anders tot de conclusie komen dat de korte periode waarin Nagorno Karabakh formeel deel uitmaakte van de Sovetrepubliek Azerbeidzjan in het niet zinkt bij de eeuwen daarvoor waarin dat niet het geval was. Bovendien: door de eeuwen heen is het hoofdzakelijk door Armeniërs bewoond. De Armeense zaak wordt in beide kwesties door een
actieve diaspora –vooral in de VS en Frankrijk- hartstochtelijk ondersteund.
M.b.t. de genocide wordt er terreinwinst geboekt: tientallen landen hebben
officieel Turkije verantwoordelijkheid gesteld voor de massamoord. Bij Nagorno
Karabakh ligt de situatie lastiger voor de Armenen. Het groene bergstaatje wordt
door niet één land erkend –ook niet door Armenië- en er is een trits
VN-resoluties waarin de territoriale onschendbaarheid van Azerbeidzjan,
inclusief Nagorno Karabakh, is vastgelegd. Maar onrustiger worden de Armenen van
de oorlogshaftige taal die vanuit Azerbeidzjan wordt geroepen, dat de
toegestroomde oliedollars voor een deel gebruikt om zich fors te bewapenen. En
dus domineert de enclave –en de relatie met Azerbeidzjan- ook de Armeense
politiek. Het feit dat vooraanstaande Armeense politici een strijdbaar
Karabakh-verleden hebben is daar mede debet aan. In 1991 werd Levon
Ter-Petrossian tot president gekozen. Deze telg uit een familie van
genocide-overlevers is eind jaren ’80 actief betrokken bij de beweging die
Nagorno Karabakh wil losweken uit Azerbeidzjan. Een ideale combinatie voor een
populaire politicus in Armenië. In 1996 wordt hij herkozen, al bekritiseren
zowel de oppositie als internationale waarnemers het oneerlijke karakter van de
verkiezingen. In 1998 wordt hij gedwongen af te treden, omdat hij tot een
compromis bereid was in de kwestie Nagorno Karabakh. Zijn Judas is de
compromisloze premier Robert Kocharyan, geboren in Nagorno Karabak en van 1994
tot 1997 president van het bergstaatje. Hardliner Kocharyan wordt in 1998 tot
president gekozen en in 2003 herkozen. Beide verkiezingen gaan –wederom-
gebukt onder beschuldigingen van fraude en politiegeweld. Bij de
presidentsverkiezingen van dit jaar kan Kocharyan van de Armeense grondwet niet
opnieuw kandidaat zijn. Maar zijn opvolging is nauwkeurig geregisseerd: premier
Sargsyan, eveneens een gehard strijder uit Nagorno Karabakh, wordt door hem op
Putinse wijze als opvolger aangewezen. Saillant detail is dat Levon
Ter-Petrossian, na tien jaar politiek celibaat, de kandidaat van de oppositie
is. In zijn campagne beschuldigt hij het duo Kocharyan-Sargsyan van
grootschalige corruptie en schending van mensenrechten. Hij behaalt 21,5% van de
stemmen; zijn aanhang spreekt van getolen verkiezingen en houdt enige dagen het
centrale plein in Yerevan bezet, waarbij enkele doden vallen. Een maand lang
wordt de noodtoestand afgekondigd. ‘Maar het kind dat ik in me draag, zal geen
kind van de woestijn en ook niet van het zand worden, maar gewoon het kind van
Ali en Nino. Afgesproken?’'‘Afgesproken’, zei ik en ik wist dat ik mij
daarmee akoord had verklaard de vader van een Europeaan te worden’. Anders dan dit citaat doet vermoeden loopt de botsing tussen twee culturen niet goed af in de roman. Al kan ‘Ali en Nino’ óók worden gelezen als een poging om etnische, nationale, religieuze en culturele grenzen te overstijgen. Dat er méér is dat mensen vreedzaam bindt dan hen gewelddadig scheidt. De parallel met de werkelijkheid anno 2008 is dat er meer gelijkenis tussen Azerbeidzjan en Armenië is, dan beide landen lief is. Beide landen willen westerse democratiën zijn. Beide zijn lid van de Raad van Europa en onderschrijven dezelfde uitgangspunten m.b.t. democratie, mensenrechten en rechtstaat. Om uiteenlopende redenen willen ze zowel goede contacten houden met het naburige Rusland als met het verre Amerika. Tegelijkertijd zijn de politieke verhoudingen verstard. De gestaalde kaders uit Nagorno Karabakh gijzelen de Armeense politiek en de Aliyev-dynastie in Azerbeidzjan handhaaft met harde hand haar politiek-economische hegemonie. Verkiezingen zijn in beide landen in toenemende mate omstreden. Beide landen hebben een forse economsiche groei, die echter nauwelijks de armsten ten goede komt. De sociale ongelijkheid neemt toe, jongeren beproeven elders hun geluk. Verkiezingen worden in- en uitgeluid met demonstraties en internationale protesten. In beide landen lijkt sprake te zijn van een gestaag groeiende, maatschappelijke oppositie, die schreeuwt om internationale steun. En sancties tegen machthebbers die nu consequent over een lange periode democratische principes bruskeren waar ze zelf voor getekend hebben. Het oplossen van het ‘bevroren conflict’
Nagorno Karabakh is een noodzakelijke stap om de sitiuatie te ontdooien. De
slepende verkenningen die nu al jarenlang onder de vlag van de OVSE worden
gevoerd, moeten plaats maken voor onderhandelingen, waarbij de VS, EU en Rusland
aanschuiven. Laat de VS en de EU aantonen dat de onafhankelijkheid van Kossovo
inderdaad geen vrijbrief is voor allerlei separatistische bewegingen, die na
etnische zuiveringen menen het recht op zelfstandigheid verdiend te hebben. En
Rusland kan nu wél haar volkenrechterlijk principe van territoriale integriteit
laten gelden. Leo Platvoet Twee
aanraders voor wie meer wil lezen over de roerige geschiedenis van de Zuidelijke
Kauaksus. Uit 1997 dateert ‘Storm over de Kaukasus’ van Charles de Leeuw
(uitgever: Babylon-De Geus). Het boek schetst een helder beeld van de
gecompliceerde geschiedenis in deze uithoek van Europa. Op www.marktplaats.nl
nog verkrijgbaar. Hét
boek over Nagorno Karabakh is ‘Black Garden’ van Thomas de Waal uit 2003,
dat een indringend beeld schetst op basis van zorgvuldig gebruik van historische
bronnen én eigen journalistiek veldwerk in de regio (uitgever: New York
University Press).
|