Leo Platvoet

[ Start ] [ Contact ] [ Sitemap ] [Zoeken]

 

Odyssee Reisgidsen

Monarchie & Republiek 

Herman Gorter

GroenLinks

Een Ander Nederland

Gepubliceerde artikelen

Dualisme

Zuidelijke Kaukasus

Dinsdagboek

Eerste Kamer

Raad van Europa

Emancipatiemachine

Stappen door de Nieuwe Stad

PSP

Reisverslagen

BMC

 

    

Algemene Financiële Beschouwingen / Belastingplan 2000 

13 december 1999

 

Een gelukkig land kopte de ESB boven een commentariërend artikel over de miljoenennota 2000. Uit de artikelen die volgden bleek dat deze kop ook enige ironie verraadde. Ironie zal men in de Miljoenennota zelf tevergeefs zoeken.

De miljoenennota steekt enthousiast de vlag uit voor het Paarse beleid:

* de werkgelegenheid is gestegen, de werkloosheid loopt terug;

* er is een groot consumentenvertrouwen;

* er is een forse vermogenstoename als gevolg van de stijgende huizenprijzen;

* er komt na 25 jaar een begrotingsevenwicht in zicht;

* de staatsschuld beweegt zich in de richting van de EMU-norm (60% van het BBP).

Sinds de publicatie van de miljoennennota lijkt het met de week beter te gaan. Nederland wordt steeds gelukkiger! De meevallers buitelen over elkaar heen, de economische groei is hoger dan verwacht, de inflatie daarentegen wat lager, de werkloosheid neemt sneller af. De onlangs gepubliceerde najaarsnota geeft de laatste cijfers: een meevaller van 2 miljard en een begrotingstekort voor 1999 van 0,2%; en zoals onlangs bekend geworden over de eerste 10 maanden een overschot van 0,35%. Eerder dan verwacht is een begrotingsevenwicht dan wel -overschot is bereikt.

Kortom, de Paarse heilstaat lijkt in zicht te komen. Hun Nederland is bijna af. De miljoenennota rept daar ook over als op blz. 19 wordt gesteld:

De gunstige ontwikkeling vanaf medio jaren negentig biedt een solide basis voor het aanpakken van de problemen die resteren.  

En die resterende problemen zijn dan milieu, mobiliteit en scholing. Als die worden opgelost zijn er geen belemmeringen voor verdere duurzame economische groei. Zijn er dan geen andere problemen: onveiligheid, wachtlijsten, onvoldoende zorg, armoede, internationale spanningen, oorlog, armoe? En heeft de aanpak van die problemen dan geen invloed op hoe de uitdagingen van de Nederlandse economie geformuleerd moeten worden? 

De gunstige ontwikkeling vanaf medio jaren negentig biedt een solide basis voor het aanpakken van de problemen die resteren. 

En die resterende problemen zijn dan milieu, mobiliteit en scholing. Als die worden opgelost zijn er geen belemmeringen voor verdere duurzame economische groei. Zijn er dan geen andere problemen: onveiligheid, wachtlijsten, onvoldoende zorg, armoede, internationale spanningen, oorlog, armoe? En heeft de aanpak van die problemen dan geen invloed op hoe de uitdagingen van de Nederlandse economie geformuleerd moeten worden?

Met goede wil zou je kunnen zeggen: die aanpak van de resterende problemen bewijst toch dat paars ambities heeft, dat maakbaarheid als politieke inzet weer terug is: een oude ambitie van onder andere de sociaal-democratie.

Maar uitgerekend 13 blz. verder staat weer de klassieke VVD-opvatting te lezen (blz. 32):

De snelheid en aard van de trends vragen om een bescheiden opvatting over de maakbaarheid van de samenleving. 

Hoe zit dat nou? Is de samenleving niet, maar de economie wel maakbaar? Denkt de regering echt dat het karwei op de genoemde resterende problemen na, geklaard is?

Wellicht is het antwoord dat de miljoenennota in zekere zin ook -en dat is onvermijdelijk- een politiek pamflet is. Waarin de -vermeende- successen van dit kabinet breed worden uitgemeten. Politiek-psychologisch bekeken een reflex-van-alle-tijden. Ik kan wel verder tellen, maar ben bij 10 toch maar opgehouden met tellen hoe vaak wordt verkondigd dat het Poldermodel heeft geleid tot lastenverlichting, economisch herstel en groei van werkgelegenheid. Herhaling is zowel in het onderwijs als in de propaganda een veel gehanteerde methode.

En omdat de miljoenennota ook een politieke geloofsbelijdenis is, vertelt zij niet het hele verhaal.

Aan een aantal belangrijke ontwikkelingen wordt nauwelijks aandacht besteed. Laat staan dat er een analyse van causale verbanden gemaakt wordt tussen deze ontwikkelingen en het beleid van Paars. Ik noem er zeven:

* de enorme zelfverrijking die in vermogenssfeer plaatsvindt (aandelen, opties, 'luchtbeleconomie');

* de voortgaande denivellering, o.a. veroorzaakt door een systematische verschuiving van directe naar indirecte belastingen; door de voortgaande loonmatiging van CAO-lonen, afgezet tegen de dynamiek van grootverdieners;

* langzaam maar zeker afscheid van het draagkrachtbeginsel, waarmee een sluipmoord wordt gepleegd op sociale verhoudingen en solidariteit;

* werk is topsport geworden, geld en materie domineren het denken: er is nauwelijks aandacht meer voor arbeidstijdverkorting, vervroegde uittreding, onthaasting, humanisering van de arbeid;

* de toenemende spanning tussen economische groei en milieu;

* de risico's van de explosieve situatie op de onroerend goed markt en de druk van hypotheken op huishoudens;

* de gevolgen voor de derde wereld van de globalisering van de economie.

Werkgelegenheid

Werk, werk, werk: is nog steeds het motto van Paars II; ook de miljoenennota getuigt er van. Daarbij is de regering er zich van bewust dat er knelpunten op de arbeidsmarkt zijn. In een groeiend aantal sectoren dreigt een tekort aan arbeidskrachten. In plaats van de markt zijn werking te laten doen, wat toch een dogma van Paars is en wat zou leiden tot een hogere prijs voor het schaarse goed arbeid, is beleid gericht op vergroting van het arbeidsaanbod noodzakelijk om mogelijke risico's voor de loonontwikkeling te voorkomen (blz. 19). Als de tijd rijp zou zijn voor marxistische agitatie zou je kunnen stellen: ouderen, arbeidsongeschikten, asielzoekers worden de arbeidsmarkt opgejaagd om de lonen laag te houden en de winsten daarmee hoog.

De regering houdt vast aan een gemiddelde loonstijging van 1,4% per jaar en rekent zich daarmee rijk.

Terecht dat het FNV zich niet laat paaien met lastenverlichting, in feite een paarse vorm van geleide loonpolitiek, maar zich het recht voorbehoudt om met looneisen te komen als de schaarste op de arbeidsmarkt aanhoudt en, een ander criterium, de arbeidsproductiviteit stijgt.

De FNV zet in op 4%. Wat zijn de gevolgen voor de door de regering gepresenteerde cijfers als de gemiddelde loonontwikkeling niet op 1,4% uitkomt, maar pakweg op 3%?

De miljoenennota steekt de loftrompet over de gunstige ontwikkeling van de werkgelegenheid. Deze is mede te danken aan de groei van het aantal deeltijdbanen. Hoeveel strijd is er in de jaren >80 niet geleverd om deeltijdbanen te realiseren? Hoeveel tegenstand en vooroordelen moesten er niet overwonnen worden? En dan nog zijn de meeste deeltijdbanen te vinden in de zorg en bij de overheid. Als het bedrijfsleven zich maatschappelijker had opgesteld, zou de gunstige ontwikkeling eerder hebben ingezet.

Lastenverlichting

Lastenverlichting is een ander belangrijk credo van dit kabinet. Deze bedroeg tussen 1994-1998 een kleine 20 miljard en ging gepaard met lage loonontwikkeling (CAO-lonen: 2%).

Volgens de miljoenennota komt daar de komende drie jaar nog 7 miljard aan lastenverlichting bij. Recente meevallers hebben dit bedrag, gezien de consequentie van de Zalm-norm, opgestuwd tot 10 miljard.

Lastenverlichting is in zekere zin een sigaar uit eigen doos, want gaat ten koste van collectieve uitgaven die nodig zijn om kwaliteit van zorg en onderwijs te vergroten of eigen-bijdrage-regelingen tegen te gaan. Het axioma dat er eerst bezuinigd/geloonmatigd/gemarktwerkt/geprivatiseerd moet worden om een gezond financieel-economisch klimaat te scheppen, waarna er weer in zorg en onderwijs geïnvesteerd kan worden, is kortzichtig, want leidt tot kwaliteitsverlies en achterstallig onderhoud die met forse financiële inspanningen naderhand weer rechtgebreid moeten worden. De sociale schade (wachtlijsten, onderwijsachterstanden; verlies van kennis, afbraak van structuren) is niet in geld uit te drukken. Erkent de regering dit effect?

Lastenverlichting, zoals doorgevoerd door dit kabinet, heeft door zijn algemene, ongerichte karakter, geen bijdrage geleverd aan een meer evenwichtige, meer genivelleerde verdeling van inkomens. Waarom weigert het kabinet te kiezen voor lastenverschuiving, waardoor de gegroeide denivellering ongedaan gemaakt kan worden?

Tegelijkertijd met de lastenverlichting en de loonmatiging is de werkgelegenheid gegroeid. Het verband daartussen wordt door het kabinet opgeëist. Maar evenmin als in de jaren >70 de te hoge lonen en lasten de oorzaak waren van crisis en werkloosheid (dat waren internationale ontwikkelingen, zoals de oliecrisis) is het omgekeerde nu zonder meer juist. Nederland heeft immers een open economie, een economie waarin de kapitaalintensieve, hoogproductieve industriële activiteiten steeds meer plaats maken voor de arbeidsintensieve, minder productieve dienstverlening. Daar zit een verklaring voor de groei van de werkgelegenheid. Daar zit een verklaring voor de steeds lagere stijging van de arbeidsproductiviteit die Nederland heeft (jaren '60 7%, jaren '70 3,4%, jaren '80 1,8%, jaren '90 1,1%).

Lastenverlichting is om nog een andere reden een twijfelachtig instrument om de huidige werkloosheid te bestrijden. De huidige werkloosheid kenmerkt zich door een grote groep laaggeschoolde, langdurige werklozen. Het vinden van werk blijkt voor langdurige minima nauwelijks soelaas te bieden: een klein deel vindt werk, maar dat is vaak slechts van korte duur. Andere instrumenten (scholing, begeleiding) moeten daarvoor worden ingezet. Het kabinet doet daar ook voorstellen voor. Te weinig. Meer inspanningen, maatwerk op individueel niveau is daarvoor nodig. Kost meer. In haar tegenbegroting doet GroenLinks daar ook voorstellen voor (650 miljoen naar onderwijs en arbeidsmarkt).

Een ander deel van het arbeidspotentieel bestaat juist uit hoger opgeleiden: 900.000 mensen in Nederland hebben een hoge opleiding, maar werken niet. Hiervan is maar liefst 72% vrouw. Om hen te verleiden tot werk zijn variabele werktijden, deeltijd, kinderopvang en bijscholing nodig. Zo is met name de kinderopvang in Nederland nog steeds verre van voldoende in vergelijking met andere Europese landen. Er is juist een verhoging van collectieve uitgaven (dus minder lastenverlichting) nodig om daarvoor de goede voorwaarden te scheppen.

Door lastenverlichting en loonmatiging neemt de vraag naar arbeid alleen nog maar toe, zo betoogt Nico Klene in het ESB. En dat in een situatie waarin de arbeidsmarkt al overspannen raakt. En dat met een nabije toekomst waarin landen uit Midden-Europa met lage lonen de EU komen versterken, waarmee niet op prijs kan worden geconcurreerd. Wel met innovatie en kwaliteit. Stijging van arbeidsproductiviteit en reële loonsverhogingen zijn daarvan de logische componenten. Deelt de minister deze analyse?

De Raad van Kerken dringt er bij het parlement op aan af te zien van algemene lastenvermindering:

De werkelijke lasten voor deze en de toekomstige tijd zijn immers bekend: de zorg voor ouderen en gehandicapten, de gezondheidszorg in het algemeen, sociale zekerheid, veiligheid, het behoud van natuur en milieu, een democratisch burgerschap en het kwetsbare evenwicht tussen individualisering en sociale samenhang. Ook de nog steeds groeiende armoede, in grote delen van Europa en in de Derde Wereld, zal offers blijven vragen. Bij zoveel publieke prioriteiten zouden burgers alleen in aanmerking moeten komen voor gerichte lastenverlichting. De groeiende groep welvarende en zeer rijke burgers mag, behalve op hun ruimte mogelijkheden tot particuliere liefdadigheid, allereerst worden aangesproken op hun voorrecht en burgerplicht om naar draagkracht bij te dragen aan de groeiende kosten van het algemeen welzijn.

Ik heb vijf argumenten tegen de voortgaande Paarse lastenverlichting genoemd. Ik nodig de regering uit deze te weerleggen.

Hardnekkige armoe en wassende rijkdom

Een andere achterkant van de economische voorspoed, waar in de miljoenennota niet over wordt gesproken is het hardnekkige karakter van de armoede. Ik haal wat gegevens uit de Armoedemonitor 1999. Ruim 10% van de huishoudens heeft een inkomen op of onder het sociaal minimum; in absolute zin is er sprake van toename; eenderde daarvan had zelfs een benedenminimaal inkomen.

Een andere conclusie uit de Armoedemonitor is dat de sterke groei van de werkgelegenheid het armoedepercentage nauwelijks heeft gedrukt.

Tegenover de hardnekkige armoede staat een uitdijende rijkdom aan de bovenkant. Spectaculaire loonsverhogingen in voormalige, verzelfstandigde overheidsorganisaties, de opties die de steeds groter wordende groep van managers zich zelf in de schoot werpt, het onstuimig groeiende aantal miljonairs. Ik volsta met een cijfer. Volgens het blad Quote hebben de 500 rijkste Nederlanders een vermogen van 156 miljard gulden. Dat staat gelijk aan het inkomen van 4 miljoen Nederlanders aan de onderkant van het loongebouw. Nu is vermogen geen inkomen. Maar ook als je alleen het rendement neemt (laag, gemiddeld 8%) praat je nog over een verhouding 500 : 320.000. (Overigens loopt Vermeend met een fortifair rendement van 4% 186 miljoen aan belasting mis.)

Politiek is ook een kwestie van moraliteit. Wat vinden de minister en de staatssecretaris eigenlijk van deze groeiende tweedeling. Hoe beoordelen zij de opvatting van Kok in het vulkaan-interview, dat het patroon van inkomensverhoudingen rechtvaardiger moet worden en er instrumenten moeten worden ontwikkeld die grenzen stellen aan de vermogensongelijkheid?

Werkloosheidscijfer

De miljoenennota heeft ook het karakter van een politiek pamflet. Zij schermt met lage werkloosheidscijfers. Dat hangt echter af van de definities die worden gehanteerd. De regering gaat uit van CBS-cijfers, die gebaseerd zijn op een taxatie op basis van de enquete beroepsbevolking: werkzoekenden die niet of minder dan 12 uur per week werken en meer dan 12 uur per week willen werken waarbij mensen die de laatste 4 weken niet actief naar werk hebben gezocht, niet worden meegeteld. Laatste cijfer: 211.000 werklozen (3%).

Het CPB gaat uit van het aantal mensen dat WW-uitkering ontvangt (604.000) (8%).

De Arbeidsvoorziening hanteert twee definities: ingeschreven werkzoekenden (863.000) en niet-werkenden werkzoekenden (657.000). Bij elke andere definitie dan die de regering hanteert, valt het aantal werklozen behoorlijk hoger uit.

En dan laten we de WAO nog buiten beschouwing.

Oververhitting dreigt

De consumptieve bestedingen van huishoudens groeit in Nederland explosief. Dat komt door de inkomensgroei van een deel van de bevolking (m.n. tweeverdieners en grootverdieners). Maar ook de verleidingen van het persoonlijke krediet worden steeds moeilijker weerstaan. Het consumptief krediet is in vier jaar tijd met 35% gestegen van 22 naar 30 miljard gulden; daar staan overigens macro-bekeken, spaartegoeden tegenover van zo'n 278 miljard, in vier jaar met 20% gestegen. Maar op het niveau van de individuele huishoudens zijn er grote verschillen.

Als je het positief bekijkt: er is een groot consumentenvertrouwen.

Als je het zorgwekkend vindt: vulkaan, dan wel luchtbel: twee geheel verschillende natuurkundige verschijningen die één overeenkomst hebben: als het mis gaat spat het uiteen en blijkt veel ineens niets te zijn, waardoor menigeen op de blaren moet zitten. De algemene lastenverlichting jaagt deze conjunctuur verder aan. Een van de gevolgen is een stijging van de consumentenprijzen. De inflatie is weliswaar in absolute zin niet hoog te noemen, maar is wel het hoogst in Euroland (0.5% hoger dan gemiddeld). En zal na 2001 verder stijgen door de verhoging van de indirecte belastingen. Opvallend is dat overheid bijdraagt aan deze prijsontwikkeling. Uit de consumentenprijsindex van het CBS blijkt huisvesting met 17.5 de grootste stijger te zijn sinds 1995 (en dan doet Remkes nog moeilijk over matiging van de huurverhoging).

Hypotheekrente

Van huurverhoging naar hypotheekrente is slechts een kleine stap. Het totem van de groei is de voortgaande gekte op de hypotheek- en huizenmarkt. De hypothecaire kredietverlening is gestegen van 15 miljard in 1990 tot 60 miljard nu in 1999. In totaal staat er ruim 340 miljard gulden aan woninghypotheken uit (bron: Statistisch Bull. DNB), dat is een gemiddelde hypothecaire schuld van 23.000 per inwoner van het Koninkrijk! De huizenprijzen zijn in 9 jaar tijd verdubbeld. De risico's mogen bekend worden verondersteld: stijgende rente; waardedaling; ontoereikende waarde van het onderpand; ondergraving financiële positie van honderdduizenden huishoudens.

Naar schatting -gerekend met een gemiddeld marginaal tarief van 50% - kostte de hypotheekrenteaftrek de schatkist in 1998 14 miljard gulden.

De aftrek van de hypotheekrente is een zwart schaap, of een witte raaf, in fiscaal Euroland.

Aanvankelijk werd alleen door GroenLinks, SP en een enkele PvdA'er, die daarmee de gram van Kok riskeerde, de ongelimiteerde hypotheekrenteaftrek bekritiseerd. Nu is de kwestie bijna verheven tot een brede maatschappelijke discussie. Met één opmerkelijk backbencher: het kabinet, dat zwijgt in alle talen, en dat verschrikkelijk H-woord nauwelijks over de lippen kan krijgen.

Net als met de basisverzekering in de gezondheidszorg zal het kabinet -in weerwil van regeerakkoordafspraken- er niet om heen kunnen.

Vergelijk de hypotheekrenteaftrek eens met een ander instrument om wonen betaalbaar te maken: de Individuele Huursubsidie (IHS), die wel gekoppeld is aan huurwaarde van de woning en het inkomen van de huurder. Wie zou voorstellen elke huurder, ongeacht de hoogte van het inkomen en van de huur, een IHS te geven, zou voor gek worden versleten.

Wanneer kunnen wij een regeringsnota tegemoet zien met een inventarisatie van soortgelijke belastingvoordelen in de EU, een historische beschouwing over het hoe en waarom van de hypotheekrenteaftrek, een analyse van de financiële gevolgen en een beoordeling van de verschillende alternatieven. GroenLinks heeft een dergelijk alternatief ontwikkeld ('Nederland Hypotheekrenteland, over de fiscale behandeling van het eigen huis'). Maar ook anderen hebben zich niet onbetuigd gelaten: fiscalisten, belastingwetenschappers, politieke partijen (SGP: grens bij 500.000 gulden). Ook het voorstel van prof. Dr. W. A. Vermeend kan wat ons betreft in dit kader beoordeeld worden: hypotheekrenteaftrek d.m.v. een heffingskorting op het niveau van het tarief van de eerste schijf.

Kom op minister, doe uw naam eer aan en zwem eens tegen de stroom op om met de staatssecretaris een dergelijke nota te paaien.

Begrotingssystematiek, Begrotingstekort en Staatsschuld 

Ook eens iets positief zeggen: goede begrotingssystematiek met schotten tussen inkomsten en uitgaven, afspraken over mee- en tegenvallers, de ijklijnen en ijklatten. Behoedzaamheid wordt zelden als een ondeugd beschouwd. Toch moet de vraag worden gesteld wat de feitelijke betekenis van dit behoedzame scenario in deze tijd van forse economische groei is. De meevallers, die als manna uit de lucht lijken te vallen, zijn georganiseerde droppings, die dankzij de afspraken in het regeerakkoord hierover worden gebruikt voor lastenverlichting en financieringstekortreductie. Maar de lastenverlichting schiet zijn doel voorbij en vuurt de oververhitting aan, terwijl het begrotingsevenwicht is bereikt. De combinatie van het toepassen van een behoedzaam scenario met de gevolgde begrotingssystematiek leidt ertoe dat de collectieve lasten - en daarmee de kwaliteit van de samenleving- steeds meer onder druk komt te staan. Publieke armoe en private rijkdom is daarvoor de treffende typering. Het wordt hoog tijd voor een trendscenario, gebaseerd op reële cijfers voor economische groei, inflatie en loonontwikkeling, waardoor er welhaast automatisch meer ruimte komt voor de noodzakelijke kwaliteitsimpulsen. IJklijnen en ijklatten krijgen daardoor nieuwe dimensies. De houdbaarheidsdatum van het regeerakkoord is sneller dan verwacht verstreken. En daar hoeft niet over getreurd te worden! Met name niet door mensen met een laag inkomen, hopen wij!

Kortom, het wordt tijd voor de ook door de SER bepleite mid-term-review; of een discussie bij de voorjaarsnota, waarbij de financiële uitgangspunten van het regeerakkoord op de helling gaan. Milieu, zorg, onderwijs, arbeidsmarktbeleid, veiligheid vragen om nieuwe impulsen, die in het kader van zo=n tussenbalans aan de orde moeten komen. Graag een reactie.

Of in de discussie de vermindering van de staatsschuld daarbij ook betrokken moet worden lijkt me onvermijdelijk. Het CDA is de discussie gestart om in een situatie van begrotingsoverschot de staatsschuld af te lossen. Je zou haast zeggen: liever dat dan doorgaan met lastenverlichting. Maar GroenLinks kiest toch eerder voor de zojuist genoemde impulsen. Volgens de verwachting kruipt de staatsschuld toe naar de EMU-norm en is de toename lager dan de inflatie waardoor de reële staatsschuld in feite afneemt. Bovendien schommelt de rente tussen de 4 en 4,5%, waardoor er wel heel veel moet worden afgelost om een substantieel bedrag aan rentebaten binnen te halen.

 Overigens is de recente mededeling over de verkoop van 30 procent van de goudvoorraad van de Nederlandse Bank (300 ton, 6 miljard gulden) in dit kader ook interessant. Hoe groot is de meevaller voor 's rijks financiën van deze verkoop. En wat vindt de minister van de opvatting van een econoom van de Rijksuniversiteit Groningen, Scholtens, dat met de komst van de Euro en de Europese Centrale Bank de klassieke verhouding tussen geld en goud losgelaten kan worden en de hele voorraad verkocht kan worden, waarmee een deel van de staatsschuld kan worden afgelost?

 Van de Nederlandse Bank is het maar een klein stapje naar de Europese Centrale Bank en de val van de Euro. Heeft de minister hier een opvatting over? Hoe schat hij de kans op een verhoging van de inflatie in ? Hoe is hier bij de laatste EcoFin-raad over gesproken? Deelt de minister de opvatting van Duisenberg dat vooral de ouderwetse steun van de regering Schröder aan enkele noodlijdende Duitse bedrijven het vertrouwen in de Euro ondermijnt?

Belastingplan 2000

Belastingplan loopt met een aantal voorstellen vooruit op goedkeuring en tijdige inwerkingtreding van het grote belastingplan 2001. Wel risico wordt hier genomen?

Wederom een reeks van wijzigingen van verschillende wetten in een wijzigingswet gevangen. Hebben wij bezwaar tegen, maakt afzonderlijke afweging onmogelijk. In strijd met eerdere toezeggingen wetswijzigingen in aparte wetten aan te bieden.

 Belangrijkste punten:

 * afschaffing omroepbijdrage; wordt betaald door ophoging van belastingtarief eerste schijf met 1,1%. Akkoord (publieke omroep uit publieke, algemene middelen; draagkrachtbeginsel; alleenstaanden)

 * verhoging van het arbeidskostenforfait met f. 390: argument hiervoor is dat het voor niet-werkenden aantrekkelijker wordt zich actief aan te bieden op de arbeidsmarkt. Daar kunnen vraagtekens bij gezet worden, gezien het karakter van de huidige werkloosheid. Ander argument van de regering is dat het bijdraagt aan een evenwichtiger inkomensbeleid. Als dat de belangrijkste reden is kan veel beter gekozen worden, budgettair neutraal, voor een vaste heffingskorting voor werkenden. Of -nog beter- voor de door de Tweede Kamerfractie van GroenLinks voorgestelde Early Income Tax. Deze leidt tot een beduidend evenwichtigere inkomensverdeling en maakt de stap naar een deeltijdbaan, zowel vanuit een bijstandsituatie als vanuit een voltijdsbaan aanmerkelijk makkelijker. Waarom is dat niet overwogen?

 * Verlaging van de vennootschapsbelasting van 35 naar 30% voor de eerste f. 50.000 winst

Past in het streven naar lastenverlichting voor kleine ondernemers, maar wordt nauwelijks onderbouwd. Zoals in de wetstoelichting ook staat geschreven: percentage en bovengrens zijn arbitrair. Mede daarom spreekt deze verlaging ons niet aan.

 * vergroening van het belastingsysteem

Is een mooie, GroenLinkse term, maar blijkt bij nader inzien, vanwege de terugsluizing, het bedrijfsleven 175 miljoen (in 2000; 365 miljoen over 1999-2001) meer op te leveren dan het moet betalen. Bij de Regulerende Energie Belasting geldt m.b.t. aardgas en elektriciteit een vrijstelling voor grootverbruikers. Wat dat met groen te maken heeft blijft ten ene male duister. Het argument van de regering (alleen als dat >minstens (!)= Europees niveau gebeurt), is niet bijster sterk als even verderop met voldoening wordt geconstateerd dat Nederland relatief lage energieprijzen heeft: dan kan er dus wel een schepje boven op zonder uit de pas te lopen! Ook het degressieve tarief blijft een doorn in het oog. Beide zijn douceurtjes voor de grootverbruikers (bedrijven) en ontmaskeren de suggestie die de naam van de belasting herbergt.

Voor gas en elektra wordt een belastingvrije voet ingevoerd van 800 kuub en 800 kWh. Terecht werd er door verschillende fracties in de Tweede Kamer op gewezen dat belastingvrije voeten noch stroken met groene, noch met rode uitgangspunten. Sommige bepleiten een staffeling op basis van omvang van het huishouden. Volgens de regering is dat niet mogelijk, althans het betekent een aanzienlijke verzwaring van de administratieve lasten voor de energiebedrijven om na te gaan hoeveel mensen achter de meter wonen. Maar dat hoeft niet; de gemeentelijke afvalstoffenheffing kent immers ook de mogelijkheid tot een differentiatie naar omvang van het huishouden, waar veel gemeenten gebruik van maken. Is de regering bereid deze optie nader te bekijken?

 Verleden jaar was er veel debat over het voorstel om op waterverbruik het hoge BTW-tarief te heffen. Nu wordt voorgesteld weer het lage tarief in te voeren met daar bovenop een belasting op leidingwater ter vervanging van het gat dat nu wordt geslagen. Ook hier worden alleen de kleinverbruikers aangeslagen (tot 300 kuub). Wederom worden grootverbruikers gespaard. Elke argumentatie hiervoor ontbreekt.

De eerste 47 kuub (f 25) is vrijgesteld (komt overeen met het gemiddelde verbruik van een persoon); voordelig voor kleine huishoudens, maar dat zijn niet per definitie de minst draagkrachtige. Waarom niet gekozen voor geen belasting vrije voet, maar een lager tarief? Kortom, deze belastingvoorstellen zijn rood noch groen.

 Niet bepaald paars was de vrijstelling van monumentale kerkgebouwen, maar de wet is na behandeling in de Tweede Kamer gewijzigd. Mijn bezwaar: waarom wel kerken en niet andere non-profit-organisaties is ondervangen. Maar tegelijkertijd is het criterium van beschermd monument geschrapt. Dat kan ik niet volgen want dát was juist een te billijken argument: monumentale gebouwen, al of niet gewijd, zijn door hun aard nu eenmaal moeilijk tot energiebesparing te bewegen. Is dat criterium alleen geschrapt om alle kerkgebouwen er onder te laten vallen?

* Verhoging afvalstoffenheffing

De oud-papier verwerkende industrie heeft bezwaar tegen het feit dat ook zij in aanmerking komt voor de verhoging van de afvalstoffenheffing voor de afvalstoffen die vrijkomen bij het recyclen. Zij zien dit niet als een groene prikkel. Is het mogelijk, cq is het niet gewenst om afvalstoffen die vrijkomen bij een recyclingproces met een lager tarief te belasten?

* verlaagd BTW-tarief op arbeidsintensieve diensten (experiment)

Goed voorstel, verwerkt in een door Nederland bepleite EU-richtlijn; het betreft onder andere het schilderen en stucen van de eigen woning. Waarom alleen eigen woningen? Denkt de regering dat huurders nooit eens uit eigen beweging een muur laten stucen of een deur laten schilderen? Wel deelt GroenLinks de scepsis van het CDA Tweedekamerfractie m.b.t. de doorberekening van het verlaagde BTW-tarief aan de klant. De toegezegde monitoring wordt op dit punt met bijzondere belangstelling tegemoet gezien.

Belastingplan 2001

 Over het belastingplan 2001 komen we nog uitgebreid te praten. Een zorgvuldige procedure is van groot belang. Ook in dit opzicht luidt het parool: geen oververhitting. Gehele oppositie in de Tweede Kamer heeft het overleg met de regering vorige week geboycot. Na het afhaken van werkgevers, werknemers, boeren en milieubeweging komt de coalitie nu ook in het parlement geheel geïsoleerd te staan.

Maar is de fout niet door het kabinet zelf gemaakt? Door op 19 mei 1999 de Wet inkomstenbelasting 2001 en pas twee maanden later, op 19 juli 1999 de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 bij de Raad van State in te dienen? Terwijl men kon weten dat de Raad van State beide wetten in hun samenhang wilde bekijken, zodat bij de start van het parlementaire wetgevingstraject al een behoorlijke vertraging werd opgelopen?

Het lijkt steeds meer op de Arrogantie van de macht zoals de Volkskrant (2-10-1999) kopte boven een stuk van Paul Kalma. Citaat: Vermeend trekt als een opgevoerde stoomwals door Nederland, zinnig en minder zinnige kritiek op zijn plannen gelijkelijk verpletterend.

 Nu hoorde ik verleden week dat de balkons in deze zaal met ijzeren spoorrails aan de muren zijn bevestigd, maar om daar nu een stoomwals over te laten rijden: dat past toch niet in de ambiance van dit huis!

Het is een open deur, maar de Eerste Kamer bepaalt zelf haar snelheid van werken. Desalniettemin de vraag welke planning de bewindslieden zelf in hun hoofd hebben met betrekking tot behandeling in de Eerste Kamer?

 Onaangenaam verrast werden wij door de mededeling van minister Zalm aan de VVD-ledenvergadering in Schoorl in november dat meevallers van 1999 worden gebruikt om de middeninkomens die er na 2001 bekaaid zouden afkomen, voor 750 miljoen tegemoet te komen. Zo worden voortdurend de financiële kaders van het Belastingplan 2001, en ook van de meerjarenramingen, opgeschoven. Aan deze schuivende panelen heeft GroenLinks geen behoefte. Een begroting is zo geen sturingsinstrument meer, maar een speelbal van de conjunctuur, waarbij de spelers aan politieke klantenbinding doen.

EU-rapport over oneerlijke belastingconcurrentie: Nederland op de eerste plaats met 10 (van de 66) oneerlijke heffingen. (Commissie Primarolo). En al die heffingen waren ondernemers-vriendelijk gezind.

Het tegenoffensief van de staatssecretaris om (in het geniep?) een eigen onderzoek te laten verrichten in de andere lidstaten leidde tot een tweede lijst van een kleine honderd concurrentievervalsende heffingen, waaronder alleen al 58 uit Frankrijk. Echt verbaasd kon fiscaal rechercheur Vermeend daarover niet zijn geweest. Immers, in zijn hoogleraar-rede in 1993 merkte hij al op dat het perspectief op Europese harmonisatie van directe belastingen klein is omdat er binnen de Gemeenschap een verscherpte fiscale beleidsconcurrentie tussen de verschillende lidstaten valt te signaleren.

Op fiscaal gebied lijkt het Europa zonder grenzen verder weg dan ooit. Daar lijkt overigens niemand echt spijt van te hebben. Geldt dat ook voor de Nederlandse regering? Is het instellen van een dergelijk onderzoek niet een impliciete erkenning van het gelijk van mevrouw Primarolo met haar conclusies t.a.v. de Nederlandse heffingen?

Het rolt allemaal niet zo prima meer. Het argument van belastingplan 2001 was o.a. om meer in de Europese pas te komen (minder lasten); maar de belastingdruk ligt nu al op Europees gemiddelde, hypotheekrenteaftrek is een vreemde eend in de Europese bijt en bij nader onderzoek blijken tien heffingen te ondernemersvriendelijk. Hoe dominant is de VVD-lijn toch in de financiële politiek!? En of deze laatste zin een retorische vraag, een juiste conclusie of politiek vooringenomenheid is: dat hoop ik na de beantwoording van de regering duidelijk te hebben.